GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestafel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestafel.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

DR. J. C. DE MOOR, RUTH, VIER PREDIKATIES, J. H. Kok — 1915 — Kampen.

In de NooRDERKERK te 's Gravenhage heeft DR. DE MOOR dezen zomer het boek RUTH in vervolg-preeken voor zijn Gemeente behandeld en wel zoo, dat hij uit elk der vier hoofdstukken telkens als, tekst van zijn preek, éen of meer verzen koos, waarin de hoofdgedachte van het caput is saamgevat.

Deze preeken heeft hij nu in het Ucht gegeven.

Het voordeel van de zooeven genoemde methode is, dat bij de behandeling van het Bijbelboek zijn inhoud niet verbrokkeld raakt, en dus de eenheid ongeschonden blijft. Het spreekt van zelf, dat die methode alleen toepasselijk is bij een Bijbelboek in welks hoofdstukken zulke saamvattende teksten zijn en dat alleen hij haar kë, n toepassen, die deze teksten dan vermag te vinden.

Dit laatste nu is DR. CE MOOR bijzonder wel gelukt.

Uit hoofdstuk I greep hij het 22e vers als hoofdgedachte en handelt dan, in zijn eerste preek, over: NAOMI'S TERUGKEER^ doch zóo, dat reeds hier de figuur van RUTH naar voren komt. Voor zijn tweede preek, over hoofdstuk II, greep hij vers 23 en behandelt daarinals hoofdgedachte, RUTH'S EERSTEN GANG TOT BOAZ. Voor zijn derde, over hoofdstuk III, nam hij de verzen 16—18 en spreekt daaruit van RUTH'S TWEEDEN GANG TOT BoAZ. En eindelijk, voor zijn laatste preek, over hoofdstuk IV, zag hij de hoofdgedachte in vers 13 en daaruit krijgt hij dan: HET HUWELIJK VAN RUTH EN BOAZ.

DÜS is de eenheid bewaard, als in het Bijbelboek zelf.

In vier magistrale trekken biedt de Haagsche prediker ons een trouwe reproductie van het klassieke vrouwebeeld-, dat als origineel ons in de Schrift bewaard is.

'n Reproductie, die ons de zoo sympathieke Moabitische doet zien ten voeten uit.

RUTH, ik bedoel het boek, was eertijds, of het nog zoo is weet ik niet, bijzonder geUefd in de studentenwereld en wel als aanbevelenswaardig hulpmiddel voor aankomende theologanten bij hun oefeningen in het Hebreeuwsch. • Op RuTH leerde zoo'n theologantje bij aanvang de ééne »grondtaal" des Bijbels en als hij die vier capita maar eerst onder de knie had, schoot het met het grooter of kleiner aantal capita dat, bij RuTH, voor het propaedeutisch examen geeischt werd, al aardig op. 'n Niet gering aantal generaties van predikanten, heeft düs verkeerd met RuTH en ik ben er zeker van, dat, hoe die heeren ook thans op het stuk van richting verschillen, zij eenstemmig zijn in hun dank aan RUTH.

Dat echter bij het lezen en vertalen van dit toch zoo behoorlijk stukje Hebreeuwsche Hteratuur, met behulp van een grammatica en een woordenboek, van het zien van het mooie, om nog niet eens te spreken van het ontroerd worden door het religieffse, dat er ook in zit, bij zulk een, met de spraakkunstige vormen nog tobbend en op de, hem vreemde woorden nog zwoegend theologantje, niet veel terecht kwam, is te begrijpen en bij zoo'n voor-z'n-examen-zittend studentje ook wel te vergeven.

Maar, niet zoo te vergeven, al is het, uit zelfoverschatting, wel te begrijpen, is, dat men, als predikant, zonder er de ommisbare begaafdheid toe te bezitten, zich wel eens gewaagd heeft aan het bepreeken van heel het boek RUTH.

Met 'n enkelen tekst uit dit Bijbelboek gaat dat nog wel. Ook de minst bedeelde kan daar G nog wel een niet al te slechte preek uitleveren. Maar met heel het Boek!...

Zeker, wij hebben in onze homiletische literatuur voortreffelijke proefstukken daarvan, doch ik heb er ook proeven van gehoord en gelezen, die verre bleven onder den meest bescheiden maatstaf, dien men hier aanleggen kan.

Wat dat gelezen-hebben betreft, herinner ik mij, dat 'n welmeenende broeder, toen ik nog jong predikant was, sterk bij mij aandrong RuTH eens in »vervolgstoffen€ te behandelen. Om mij wat aan te moedigen kreeg ik van hem ter leen een dik boek met, ik weet niet meer wel hoeveel preeken over RUTH.

Het was werk van een toen reeds overleden predikant uit een der, wat wij in later dagen zouden noemen, »Kerken van min yaste formatie".

Ik wist, dat deze predikant, al was hij autodidact, in zijn tijd er een van singuliere gaven was geweest, maar zijn RUTH was mij toch al te singulier. Onder het vele ongemeene dat ik er in vond is mij vooral bijgebleven, dat NOA-Mi's woorden tot haar schoondochter in h. I:8—13 zooveel als een les was om zielen te behandelen. Als ORPA toch, had ook 'n verworpene nog wel eens neiging om uit MOAB meê naar JUDA te trekken, maar dan was het eisch van „getrouwheid" om, als Naomi

Lezer! ik spaar u de rest.

Ik sprak zoo even van de, voor het bepreeken van het boek RUTH onmisbare begaafdheid, en het eerste wat ik daartoe reken is'-n niet geringe mate van wat ik zou willen noemen esthetischen zin.

DR. DE MOOR heeft dien en toont dien ook in dezen zijn «predikaties" over RUTH.

'n Proeve.

» En nu te midden van al dit geweldige, tin de dagen als de richters richtent^ opeens een Uefelijke idylle! Een paar vrouwen. Een kind. Enkele nevenfiguren. Een verhaal van een familiegeschiedenis in een stadje van Juda. Geen geruchtmakende daden, waar heel Israël van spreekt; geen veldslagen en heldenbedrij ven, geen getrappel van paarden en gedreun van legerscharen. Neen, het graan ruischt op den akker; de sil^els slaan; het landvolk keert zingend weder van den arbeid van den oogst; in den stillen avond en den koelen nacht komt de geur van den akker u tegen.... En in plaats van een Dèbora, die haar hooggestemden jubelzang aanheft van Israels overwinning, ziet ge aan het einde een bejaarde grootmoeder, ingelukkig, met een kind van haar schoondochter op haar schoot.... (p. \ 1).

Men ziet het; en door de twee tegenstellingen met het > geweldige* komt het vredige van wat is als 'n placide dorpsnovelle des te mooier uit.

Maar, met esthetischen zin zonder meer, zijt ge er nog niet.

Het boek RUTH is toch niet mair 'n dorpsnovelle.

Voor ons, christenen, zitten er ook eeuwigheidsgedachten in.

Ook 'n geestelijke zin.

En om te bepreeken heel het boek RUTH, moet men zelf doorvoeld hebben wat daarin is die geestelijke zin.

Hier is 'n klip.

De khp waarop elk prediker strandt, die de gave, den tact mist om tusschen ware en valsche allegorie te onderscheiden.

DE MOOR bezit dien tact en die gave en ver]ie., t bier dan ook bij het > vergeestelijken» nimmer de bezinning,

'n Proeve.

Menigmaal is de inhoud van dit boek gansch en al vergeestelijkt. Naomi is daar het beeld van het afgezworven maar terugkeerend volk des Heeren. Orpa is dat van de wereld. Ruth dat der zoekende ziel. Boaz is als de losser een beeld van den Christus, Tot zoover gaan we gaarne mede, want ongetwijfeld hebben deze figuren alle zulk een beteekenis voor de christenheid en komt in hun karakter en daden dit duidelijk uit. Maar als dan ook elk onderdeel vergeestelijkt moet worden; als de zes maten, die Ruth voor Naomi medebrengt, de volle verzekerdheid des geloofs beteekenen moeten, en de losser, die weigert zijn plicht te doen, de wet moet voorstellen, terwijl de tien oudsten der stad de tien geboden zijn — dan vragen wij ons toch af, of zulk een uitlegging is overeenkomsrig de bedoeling des H. Geestes.» (p 12).

En aan dit exposé op het stuk van »vergeestelijken", hetwelk hij in zijn eerste preek geeft, is DE MOOR ZOO in deze als in de drie andere trouw gebleven.

In de derde plaats is er voor het goed preeken over RUTH ook noodig een zekere gave om zich in te voelen in het zielbeweeg der in dit Boek optredenden menschen.

En ook dit kan deze prediker.

Van Naomi, Orpa en Ruth, van Boaz en ook van dien anderen losser, — dien egoïst —, krijgt ge den > inwendigen mensch" te zien met zijn drijfveeren , en beweeggronden, zijn keuren en kiezen, zijn willen en handelen.

En eindelijk is voor preeken over RUTH noodig een juiste blik op den obs, gelijk DE MOOR op p. 77 terecht schrijft, zoo > zónderling ja zelfs aanstootelijk" voorkomenden raad van NAOMI aan haar schoondochter en op RUTH'S doen naar dien raad, in hoofdstuk III.

Zoo op dien raad als op dat doen nu heeft DR. DE MOOR, naar het mij voorkomt, dien juisten blik en, met zijn drie opmerkingen van p. 78—79, doet hij u op dat «zonderlinge en aanstootelijke" zulk een kijk krijgen, dat het, in zijn Oostersche omgeving, niet meer vreemd doet en bij de zuivere motivatie en het rein bedoelen der twee vrouwen, zijn ergerHjkheid verliest.

Zooals ik reeds zei, van RUTH de sympathieke Moabitische geeft DE MOOR een reproductie ten voeten uit. Van deze Moabitische, uit wie óók is de MESSIAS voor zoover het vle^sch aangaat.

En heel de wijze waarop de Haagsche prediker in dezen bundel het Boek dat naar RUTH heet, behandelt, doet mij van harte instemmen met den wensch, welken hij uitspreekt in zijn VOORWOORD, dat die behandeling > nog velen ten zegen moge zijn, opdat zij kiezen voor Israels God, of in die goede keuze bevestigd worden, mede door het nagaan van Zijn wondere wegen!"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 januari 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Leestafel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 januari 1916

De Heraut | 4 Pagina's