GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Leestatel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Leestatel.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

WiLLiAn—ALLEN—-KNIGHÏ. HEX LIED VAS DEN HERDER.' Uit het Engelsch vertaald door A. G. W. — Utrecht G. J. A. Ruys — 1915. Boekje van 46 bladzijden van welke echter maar op 32 wat te lezen staat.

Gouden titeltje op wit bandje. Voorhandsche titel niet in het midden^ maar boven aan de pagina. Op - pagina 5 afgedrukt de tekst van Psalm XXIII. Op pagina 7 eerst, het titelblad en op pagina 9, heel in de hoogte, de dedicatie. Volgen drie stukjes proza.

Een van drie blaadjes tusschen twee leege. Zóo, ook een van vier.

Nog een blaadje met alleen er op HE r LIED. Dan het derde stukje proza van 18 blaadjes, tusschen één waar weer niets en één waar STEM op. staat.

Elk blaadje van deze drie proza-stukjes heeft heel breede marges en elk stukje prosa een pootige, steenroode initiaal. Eindelijk, achter het blaadje met SÏKM, nog drie met op eflc een vierregelig versje en nog vijf waar weer niets op staat.

Precieus boekje.

Boekje om te prijken op gueridontje in elegant boudoirtje van niet-onkerksch blauwkousje. Toch, door zijn auteur wel bedoeld als serieus boekje'.

Hij, theoloog van zijn vak, dg O. Tici van professie zullen hem misschien wel kennen, deelt er niet minder in mee dan een ontdekking op het gebied der O. TISCHE exegese.

Had er zich met zijn vrouw maar nooit in kunnen vinden, dat in het 5e vers van Psalm n 23 het beeld van den »herder« overgaat in dat van den »gastheer«.

»Wij ^vilden zoo graag«, schrijft hij op p. 23, sdat die bijzondere kleine psalm ook. xiiuiigde in dat ééne beeld van het herdersleven«.

En nu is de ontdekkitig, dat het zoo ook is. Een dier oostersche lichtstralen, welke tegenwoordig bij bundels neervallen op het veld der O. TisciiE studie, heeft, naar het boekje ons wil doen gelooven, ook het eclitpaar KNIGIIT tot deze ontdekking gebracht.

U ziet al terstond, dat déze oostersche lichtstraal niét, als een uit vijandig vliegtuig geworpen bom, verwoesting zal aanrichten in de vesting der nmoderne kritieke; dat er voor ons, uit een oogpunt van apologetiek, niet veel mee te beginnen is. Toch acht ik nu, door A. G. W.'s vertaling. KNIGHT'S gloed-nieuwe vondst ook ten-onzent, buiten den kring der vakgeleerden, zekere bekendheid heeft gekregen het niet overbodig op haar hier de aandacht te vestigen.

Hoe, nu zonder beeldspraak, de auteur dan tot zijn ontdekking gekomen is

U denkt wellicht aan de toezending van 'n pas opgegraven leem tafeltje uit het oude land van BAUEL en ASSUR of van een steen met inscriptie uit PALESTINA ; aan de ontvangst van een onlangs gevonden manuscript uit een klooster op den SiNA'i of minstens van een papyrus, uit AEGVPTE .'

Noch het een, noch het ander. liet uitschietend licht over Psalm XXIII kwam den heer A\'ILLIAM-ALLEN-KNIGHT' toe, naar hij verzekert, van 'n springlevenden, waschechten oosterling.

Van eeff SYRIÊK.

Van den heer F.^DUEL MüoriADGUAii uit AINGEHALTA, hetwelk ligt stegen de helling der Syrische bergen« (p. 21).-

Nu was deze heer zelf wel geen schaapherder, maar doordathy een neef had, die het welwas en ook, doordat hij van zijn jeugd af tusschen de herders van zijn land had gewoond, kan de auteur hem aa, n ons voorstellen als specialist in Syriesch schapenhoeden. Van hem nu, zoo lezen wij in het boekje, ontving op een schoonen avond, toen zij het, koft voor zijn komst, juist weer Over dat Se vers van Psalm 23 had gehad, de familie KNIGHT een bezoek.

En terwijl 'Mijnheer en Mevrouw en hun twee blonde dochtertjes heel gezellig met hun 'gast zitten te praten, begint me daar die Syriër, heel casueel, over Psalm 23. ^

Hij, specialist in Syriesch schapenhoeden, gaat dan het lied verklaren.

Het gezin luistert met gespannen aandacht. Zóó hebben 'Ac KNIGHT'S het nog nooit gehoord.

Ook en vooral wat betreft dat Se vers.

Want, als het daaraan toekomt, raakt het beeld van den «gastheer" finaal er uit en wordt dat van den sherder" er al meer ingelegd.

Net wat KNIGHT-en zijn vrouw zoo graag wilden.

Het bericht der dntdekking gaat dan over in .een samenspraak, waarbij echter, als de SOCRATES in een dialoog van PLATO, de gastvriend uit Syrië het leeuwendeel heeft.

En, alzoo sprak FADUEL MOGHABGHAB! Had ik over meer plaatsruimte te beschikken, ik zou het in al zijn breedvoerigheid meedeelen. Nu moet ik het wat bekorten.

Hij begon dan aldus.

, , Het woord, dat hier door „tafel" is weergegeven, duidt eenvoudig aan „'iets dat uitgespreid is" en zoo eeu toebereid maal in welken vorm ook."

Van dit begin uitgaande stak FADt; eL verder van wal.

De eenigszins zonderlinge redeneering'waar­ (*i irtai door hij er toe was gekomen maar verzwijgend, doceerde hij aan zijn hoorders, dat het woord hier door „tafel" weergegeven eenwoadig aanduidt een door hun herder veilig gemaakte weiplaats voor schapen.

En-toen was hij op dreef.

Van dat veilig maken, dat toebereiden van zoo'n Syrische weiplaats wist hij, als speciaüst, natuurlijk heel wat te vertellen.

Eerst van dat op zoo'n weiplaats d« slangen, opdat zij de schapen niet in den snuit bijten, moeten uitgeroeid en hoe de herder zoo'n uitroeiing dan bewerkt door , ^angs den grond het vet van varkens te branden".

Dan van dat rondom de weiplaats, in holen en spleten der de rotshelling liggen van jakhalzen, wolven, hyenas en soms zelfs panters.

Alevel, ook tegenover deze vijanden zijner schapen weet de Syrische herder wel raad.

„llij gaat, " zoo vertelde FADUEL, „die spleten met steenen^vullen."

Heel eenvoudig en lang niet onvernuftig middel voor het zijn schapen veilig doen grazen op de Syrische weiplaats. Een Amsterdammer denkt daarbij onwillekeurig aan het, met hun suppoosten, veilig wandelen vati een schaar weeskinderen, op een September-middag, in de roofdierengaanderij van ARTIS.

Alleen maar, tegen dat zich, door éen herder, in spleten en holen achter steenen laten weg-j stoppen van jakhalzen, wolven, hyenas en zelfs panters, zal eenige bedenking bij hem opkomen.

Blijkbaar voorzag FADÜEL ook bij de KNIGHTS het opkomen van deze bedenking en - daaiom vertelde hij er, als in één adem^bij, van-het' door den herder »de wilde dieren ïegentrekkcn met zijn lang én vlijmscherp mes"»i!

Het meer drastisch voorbehoedmiddel De KNIGHTS waren in verrukking. Al vast uit den eersten regel was nu de »gastheer« weg en de »herder« er in.

De heer KNIGHT zelf vertelt, dat teen zijn gast met stralende oogeri hem vroeg: sziet gij nu de herdersflguur in dien fceurigën regel: Gij riekt een tafel toe voar mijn aattgeskhf^ tegenover mijn tegenstander^ hij antwoordde: , Ja', ik...

Dan, toen zat hij nog met den tweeden regel en daarom veroorloofde hij zich d? schuchtere opmerking: sMaar — wat is dan de beteekenis van het hoofd zalven met olie en de beker, die overvloeit f Ga door mijc vriendn. En FADUEL MOGHABHHAB ging door.

»0^ hier begint", zoo sprak hij, „die meest veyheven teekening bij het vallen van den avond". En wat hij toen verder sprak komt, weer in het kort, hierop neer.

De herder staat bij de poort van de schaapskooi. Hij heeft een hoorn van olijvenolie vol. Daar komt een schaapje dat uiet gekneusd is, maar alleen vermoeid en uitgeput; hij laaft zijn kopje met de frissche olijvenolie. Hij neemt den grooten twecoorigen beker en schept dien boordevol uit het-water vat en zoo laat hij de moede schaapjes drinken.

Ook met de uitlegging van dezen regel was de heer KNIGHT het zoo roerend eens, dat hij het-bezwaar daartegen, hetwelk in het MIJN beker ligt, niet eens voelde.

Hier eindigt in het boekje de dialoog. Met de enthusiaste vraag aan zijn lezer: oVerwondert het u, dat wij, sinds dien avond, dezen psalm genoemd hebben: »het lied van onzen S^rischen gast«, besluit de auteur, op p. 38, de mededeeling van zijn ontdekking op het gebied der O. Tische exegese; van aijn gloednieuwe vondst.

In den gedachtcngang van dezen auteur verwonder ik mij over deze enthusiaste vraag allerminst. . , ,

• Hij toch wilde nu eenmaal, dat de psalm i> eiHdigde in dat éene beeld van herderslevens en toen is hem overkomen wat 'n mensch, die een Schriftwoord wil laten zeggen wat het niét zegt, wat er niét in ligt in tml vinden, steeds overkomt, dat hij zich afpijnigt met de vraag: maar, hoe maak ik het nu met dien tekst ?

Vindt dan zulk 'n mensch; een uillegger, die het met dien tekst zóo maakt, dat hij precies zegt wat die mensch wil, dan is zulk 'n mensch, vooral wanneer het bij die uitlegging maar •^2X suggestief toegaat, uit de pijn en vervuld van al het enthusiaste dat zich verbindt aan het bereiken van het sterk gewilde, het vinden van het lang gezochte.

Maar zoo mag men het toch niet maken met de Schrift en haar woorden.

VVant gelijk wij het niet goed maken met 'n mensch wanneer wij ónze woorden tot de zijn maken, zoo ook maken wij het niet goed met de Schrift wanneer wij onze - woorden maken tot de. hare.

Dat de beer KNIGHT sinds dien avond, waarop zijn vriend hem Psalm 23 uitlegde, dit Schriftwoord »het lied van onzen Syrischen gasts noemde, ' is, al bedoelde hij het zoo niet, toch in den haak, want dus uitgelegd wjis het een woord van FADUEL MOGHABGHAB geworden. Doch \vel verwonder ik mij, dat hij den vertroebelenden en verduisterenden uitleg welken die SYRIËR hem van dit zoo klare en duidelijke Schriftwoord ten beste gaf, als een verklaring daarvan opnam.

Of is die SVRIËR maar een fictie ?

Hebben wij hier te doen met* een pia fraiis^ welke zich de auteur veroorloofd heeft om zijn eigen serieus gemetinde, maar toch-malloterige verklaring van Psalm 23 : 5 des te beter ingang te doen vinden? ,

De, op p. 13, door den heer \yiLLiA.\t-ALLEN-KNIGIIT meer dan eens gegeven verzekering, dat hij Averkelijk zulk een gast hcel)^. gehad, zou het doen vermoeden.

Hoe dit zij, .voor mij wordt iii zijn boekje, met name door den avontuurlijken uitleg van het 5e vers. Psalm 23 gesteld in een valsch licht en het is mij ten slotte onverschillig of dit licht, al dan niet »is gekomen uit het land van David«. -

Aan A. G. \V. komt een woord van waardeering toe voor de moeite, die hij zich heeft getroost van dit engelsche boekje een, zoo wat taal als stijl betreft, smaakvolle hollandsche vertaling te geven.

Al was deze moeite dan ook een betere zaak waardig.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Leestatel.

Bekijk de hele uitgave van zondag 7 mei 1916

De Heraut | 4 Pagina's