GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uit de Pers.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Oorlogs-moraal. Onder dit opschrift schrijft A. K. Jr. in de Gereformeerde Kerkbode van Rotterdam h^t volgende:

Amesius, in den tijd der groote Dordtsche Synode Hoogleeraar te Franeker, was een onzer beste Moralisten, en wij Gereformeerden hebben aan hem een uitnemend werk ^ over de Ethiek te danken. Zijn «vijf boeken van de Conscientie" wordt nog altoos beschouwd als een boek dat geraadpleegd moet worden als het gevallen der Zedekunde betreft, en niet wordt het zonder vrucht gelezen.

In dat boek „van de Conscientie" handelt het 5e boek, hoofdstuk 33, over den oorlog, en wij willen in dit artikel een resumé geven van wat de gereformeerde Moralist Amesius over den oorlog leert.

Op den voorgrond stelt Amesius, dat de oorlog «en kwaad is, en dat hij daarom in dé H. Schrift gerekend wordt onder de zware straffen Gods. De mensch die oorlogzuchtig is en oorlog voert om zijn lust bot te vieren, is daarom een wreed en wild mensch. Maar de oorlog is daarom niet ongeoorloofd, want dan zou "God Israël niet zoo vele oorlogen hebben laten voeren, en dan zou de Heere Jezns, die telkens met „hoofdmannen' in aanraking kwam, wel vermaand hebben de wapens neer te leggen, wat Jezus toch nooit deed.

In de tweede plaats leert Amesius, dat bij de oorlogvoering altoos de kwestie van den „geoorloofden oorlog" onder oogen gezien moet worden.

Daar moet een rechtvaardige oorzaak of reden voor zijn. Oorlog is een van de zwaarste straffen voor een volk, maar dan moeten er ook groote en gewichtige redenen voor zijn als men ten oorlog gaat, en eerst dienen alle middelen ter vreedzame oplossing der geschillen beproefd te worden.

In de eerste plaats staat Amesius stil bij de bekende onderscheiding tusschen verdedigenden en aanvallenden oorlog. Het recht van den verdedigingsoorlog staat vast, omdat ieder recht heeft zich zelven te verdedigen. De aanvallende oorlog is dan geoorloofd als hij is een daad van wrekende gerechtigheid, want een mogendheid heeft geen récü ter boven zich, noch een rechter tot wien zij toevlucht nemen kan en door wien zij voldoening van den schuldige afeischen kan, en daarom moet zij, als het niet aïiders kan, door den oorlog zich zelve recht verschaffen. De aanvallend? oorlog moet zijn rechtspraak over een schuldigen vijand. Hieruit volgt, dat een aanvallende oorlog niet gevoerd mag worden uit haat en nijd, maar wel uit ijver om het recht te handhaven. Wie dezen oorlog verklaart moet doen een rectitertij/ie daad en waarnemen de plaats en de beurt van een rechter in de zwaarst-^ zaak, en heeft z ch daarom naarstiglijk te zetten om in zijn oorlogsvoering een rechtvaardig vonnis te vellen. De sfanvallende oorlog moet zijn een vonnis van wrekende gerechtigheid.

Ten opzichte van dienstplichtigen en vrijwilligers wordt dii gezegd: dat de ondergeschikten niet gehouden zijn het rechtvaardige van den oorlog te onderzoeken, maar tot gehoorzaamheid aan hun superieuren verplicht zijn, en dat vrijwilligers niet in den oorlog moeten helpen als zij aan de rechtvaardigheid twijfelen. Amesius zegt: „hieruit blijkt, dat die soldaten, die hun zielen te koop houden, en vaardig zijn om iederen oorlog aan te vangen, waar zij meerder soldij kunnen verwachten, een schelmsch leven leiden, en geenszins verschoond kunnen worden". De dienstplichtigen moeten gehoorzaam zijn aan hun superieuren. De vrijwilligers moeten ten volle overtuigd zijn van de rechtvaardigheid der zaak, alvorens hun diensten aan een oorlogvoerende te bieden.

Actueel is de vraag, die ook door Amesius aan de orde gesteld wordt: of het een Christen vorst geoorloofd is ongeloovige krijgheden te hulpe te roepen. Typisch is het antwoord: „gelijk het geoorloofd is in een rechtvaardigen oorlog de hulp van beesten te gebruiken, als van oliphanten en paarden, zoo is het mede geoorloofd te gebruiken de hulp van beestachtige menschen". Toch raadt Amesius aan hier zeer voorzichtig te zijn, omdat menigmaal hieruit de zwaarste ergernissen voortkomen.

Aan het einde betoogt Amesius nogmaals, dat de aanvallende oorlog alleen gevoerd mag worden als hij rechtvaardig is. Niet uit haat of nijd, niet uit eerzucht of geldgierigheid. Een rechtvaardige oorlog wordt eigenlijk alleen tegen schuldigen en misdadigers gevoerd, die als het ware den" oorlog provoceeren. Dezulken moeten door en met den oorlog estraft worden vanwege de wrekende gerechtigheid.

Actueel is ook dat Amesius zegt: de oorlogvoerenden moeten zich niet vergrijpen aan het leven van vrouwen, kinderen en non-combattanten. De liefde en de billijkheid vordert, dat de oorlog gevoerd wordt met de minst mogelijke schade voor dezulken, zooveel als doenlijk is. Ja zelfs de com battanten moeten niet meer gekwetst worden, dan noodig is, om een rechtvaardig einde van den oor» log te verkrijgen, hetzij in het onrecht te wreken, hetzij om den vrede te bevestigen.

Om deze reden wordt het rooven en plunderen in een veroverde stad ten sterkste veroordeeld. t)at rooven en plunderen is niet meer oorlog voeren met belligerenten, maar een zich vergrijpen aan non-combattanten. Amesius noemt dat niet meer oorlog voeren, maar struikrooverij,

Ook deze vraag wordt nog behandeld: hoe ver mag de oorlogvoerende in zijn bedrijf gaan? En daarop wordt geantwoord: in de berooving van het leven, van het goed en van de vrijheid van den vijand. Want de rechtvaardige oorlog is altoos óf een wrake over den schuldigen vijand, óf een beveiliging voor het bedreigde vaderland. Daarom is b.v. schending der eerbaarheid, in den oorlog veel voorkomende, altoos, in alle gevallen, zonde. Ook roof en plundering.

­Zie hier van een gereformeerd Theoloog, uit den t bloeitijd der vaderen, de gedachten over het voe ren van den oorlog. Ook ons geven zij een toetssteen in handen, om wat nu gebeurt in Europa, eenigermate juist te beoordeelen.

Wie dit verstaat, is gewapend tegen de dwaasheid van het Pacificisme én tegen het zondige van het Militairisme.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1916

De Heraut | 4 Pagina's

Uit de Pers.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 november 1916

De Heraut | 4 Pagina's