GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXI.

Juist omdat men in de Hervormde Kerk telkens met zooveel nadruk zegt, dat men zich van de Kerk nooit mag afscheiden, zoolang deze Kerk nog ge^n valsche Kerk

„is geworden, was het volkomen waar, dat zij niet elk gebrek en niet elke deformatie der Kerk voldoende achtten om zulk een scheiding van de Kerk met het doel daartegenover een nieuwe Kerk op te richten, goed keurden. Geen Kerk op aarde is volmaakt, en wanneer men om elk gebrek of elke zonde, die de Kerk aankleeft, haar verlaten ' mag, dan zou dit tot eindelooze scheuring en verbrokkeling der Kerk aanleiding geven. Al poogde men door separatie een zuivere Kerk op te richten, straks zou in deze Kerk door de menschelijke onvolkomenheid weer nieuwe zonde en gebrek insluipen ea een nieuwe separatie noodig zijn. Een volmaakte Kerk op aarde is nu eenmaal een onbereikbaar ideaal. Het is de fout geweest van de Donatisten in de oud-Afrikaansche Kerk en van de Labadisten in onze Gereformeerde Kerken, dat zij dit ideaal wilden verwerkelijken. En volkomen terecht is dit pogen, zoowel van de Donatisten door Augustinus, als van de Labadisten door onze mannen als Voetius en a Brakel veroordeeld en bestreden. Voetius verklaart dan ook ' uitdrukkelijk, dat niet bij gelegenheid van ieder gebrek of iedere tweedracht omtrent zekere ceremoniën in de Kerk of het kerkbestuur, ja zelfs niet omtrent sommige leerstellige plinten de vereeniging met de Kerk moet worden opgeheven, zooals blijkt uit de voorbeelden van de Kerk van Corinthe en van Galatië, want hoewel in deze Kerken vele zoodanige gebreken waren, heeft Paulus toch, zegt hij, aan het gezonder deel in deze Kerken niet den raad gegeven zich af te scheiden en een nieuwe Kerk te stichten (Pol. Eccl. t. I. p. 70). Zoolang dan ook in een Kerk nog hoop is op grondig herstel, of de toestand van zulk een Kerk nog tusschen hoop en vreeze in is meent Voetius, dat men niet op eigen gezag op zulk een plaats een nieuwe en afgescheidene Kerk mag stichten tegenover de bestaande Kerk; wil men zich bij de bestaande Kerk om hare gebreken niet aansluiten, dan rn'oet men op zichzelf blijven staan of naar een andere plaats verhuizen, waar een betere Kerk' gevonden wordt. (t. I. p. 68).

Maar hoezeer Voetius dus een vijand is van elk onnoodige en willekeurige afscheiding, het recht tot afscheiding zelf erkent hij ten volle, wanneer n.l. gebleken is, dat het bederf, dat in de Kerk insloop, ongeneeslijk is. Zelfs noemt Voetius onder de eigenschappen der geïnstitueerde Kerk haar oplosbaarkeid. Een plaatselijke Kerk, zegt hij, kan n.l. wettiglijk opgelost en onbonden worden en ieder van hare leden zich naar elders begeven en aldaar zich bij eene reeds georganiseerde Kerk aansluiten of tegelijk met anderen een nieuwe Kerk (zoo er in die plaats geen is) stichten. Zulke gevallen kunnen zich voordoen in geval van vervolging of ook van zulk een voortkankerend en overheerschend bederf, dat er geen genezing meer mogelijk is. In dit laatste geval kan ook in dezelfde plaats, waar de vorige kerk ten eenenmale, of wel wat haar gezonde deel betreft, opgelost is, een nieuw kerkelijk lichaam verzameld en geïnstitueerd worden, hetzij openlijk hetzij in 't geheim, al naar de omstandigheden dit meebrengen. Op dien grond verdedigt hij dan ook het recht van ieder lidmaat om ter wille van rechtvaardige redenen de kerkelijke verbinding en gemeenschap hetzij uitdrukkelijk en onder protest, hetzij stilzwijgend op te zeggen en aldus zich af te scheiden van het kerkelijk instituut, waarvan men vroeger lidmaat was. (t I, p. 21, 22).

Het recht tot zulk een afscheiding staat dus vast. Toch kan er zeker geschil bestaan over de vraag, of de toestand van eene Kerk reeds zoo is geworden, dat het tot zulk een afscheiding komen moet. Ook deze vraag behandelt Voetius uitvoerig (t. I. p. 69, 70). Wat moet gedaan worden, vraagt hij, wanneer er verschil is en het eene deel der Kerk wil, dat zij ontbonden zal worden, omdat zij lijdt aan eenig gebrek in de ceremoniën en het kerkbestuur, zoodat een nieuwe kerk moet geformeerd worden, en het andere deel beweert, dat de Kerk in stand moet gehouden worden, omdat zij nog altoos een ware Kerk is? Voetius antwoordt daarop, dat het zonder twijfel waar is, dat zoowel de plaatselijke Kerk als het verband, waarin deze Kerken vereenigd zijn, wel eens opgelost of verbroken moet worden, bijv. wanneer er vrees bestaat van een onmiddellijke verleiding of bederving door een onwederstandelijke macht in zulk een Kerk of Kerkverband ingebracht. Als voorbeeld van wat hij daarmede bedoelt, wijst hij naar hetgeen in zijne dagen met de Engelsche Ke'ken in ons land geschied was. In het jaar 1628 waren deze Engelsche Kerken met behulp van gedeputeerden der Nederlandsche Synoden in een Synodale correspondentie veïeenigd geworden en de Overheid had daaraan haar zegel gehecht. Maar hoewel alle Engelsche predikanten, zoowel de leger-predikanten als de plaatselijke kerkedienaren, zich bij deze Synodale correspondentie, waardoor de Engelsche Kerken in ons Vaderland een geheel vormden, aansloten, is dit beslist geweigerd door de predikanten en ouderhngen van de Engelsche Kerken te Amsterdam en Leiden, en later hadden ook de andere Engelsche Kerken in Nederland dit voorbeeld gevolgd en de reeds aangegane correspondentie weer verbroken. De oorzaak hiervan was, dat de Engelsche gezant eenige gedeputeerden van deze Engelsche Synode bij zich had laten komen en hun te kennen had gegeven, dat het de wil van zijn Koning was, dat door hem een van de Synodale dienaren tot Synodaal deputaatzou worden gekozen. Zoodra dit aan de Synode bericht werd, was dit voldoende voor deze Kerken om het Synodaal verband te verbreken, omdat men duchtte, dat de Koning aan-de Engelsche Kerken in Holland een hiërarchisch bestuur wilde opleggen en hier dezelfde ceremoniën als in Engeland wilde invoeren. Voetius nu keurt deze daad van de Engelsche Kerken niet alleen volkomen goed, omdat de kerkelijke vereeniging dient tot opbouwen en niet tot afbreken, maar hij voegt er uitdrukkelijk aan toe, dat hetzelfde evenzeer had moeten geschieden als de vereeniging eener bijzondere Kerk was tot stand gebracht, m.a.w. dat ook een plaatselijke Kerk in zulk een geval had ontbonden moeten worden, liever dan haar aan zulk een gevaar bloot te stellen.

Er behoeft aan deze uitspraken van Voetius wel niet veel toegevoegd te worden. Ze spreken duidelijk genoeg voor zichzelf. Waar men in, de Hervormde Kerk telkens beweert, dat men zich nooit van de Kerk, waarin men geboren en opgevoed is, mag afscheiden, stelt Voetius de oplosbaarheid en ontbindbaarheid der Kerk als een eigenschap van de Kerk en handhaaft hij op dien grond het recht en den plicht van. elk geloovige, om zich van het kerkelijkinstituut waartoe hij behoort af te scheiden, wanneer het bederfin deze Kerk ongeneeslijk is. En al is er nu zeker verschil van meening mogelijk, of de ziekte, waaraan de Hervormde Kerk lijdende is, genezing toelaat of niet, dit verschil van opvatting kan nooit beslissen over het recht van scheiding. Zij, die de krankheid ongeneeslijk achten, kunnen niet anders doen dan met een Kerk, waarin het bederf aldus overheerschend is geworden, breken. En al mogen nu degenen, die in de Kerk achterblijven, deze diagnose van het ziektegeval onjuist achten, en nog de. hoop op herstel niet opgeven, toch geeft dit hun geen recht om degenen, die anders oordeelen en daarom van de Kerk zich afzonderen, van valsch separatisme te beschuldigen. Want in zulke gevallen heeft een ieder te handelen naar eigen inzicht en kan de een den ander zijn oordeel niet opdringen. Hier staat of valt een iegelijk zijn eigen heer, gelijk de Apostel Paulus het uitdrukt. Wat alleen niet aangaat is, dat men in de Hervormde Kerk telkens principieel het recht ontkent om zich af te scheiden van een Kerk, zelfs al laat deze het kwaad ongestraft in haar midden voortwoekeren. Daarmede komt men in strijd met het Gereformeerde Kerkrecht niet alleen, maar met heel het verleden van onze Protestantsche Kerken. Het was Rome, dat de onontbindbaarheid en onoplosbaarheid der Kerk leerde en daarom elke poging om van de bestaande Kerk zich af te scheiden, als zonde van sectarisme veroordeelde. En het is het Protestantisme dat daartegenover de ontbindbaarheid en oplosbaarheid der Kerk heeft geleerd. De geïnstitueerde Kerk is niet het wezen, maar slechts de tijdelijke vorm, waarin de ware Kerk, bet lichaam van Christus, zich openbaart. Dat is de diepste grond van het verschil. Van de ware Kerk, d.w.z. van het lichaam van Christus, kan en mag niemand zich afscheiden. Zij is de moeder der geloovigen. Want niet het aardsche Jerusalem, de zichtbare en tastbare Kerk, maar het Jerusalem dat boven is, dat is ons aller moeder. (Gal. 4 : 26). Men scheidt zich van deze moederkerk niet af, wanneer men met de geïnstitueerde Kerk breekt, omdat deze van Christus afgeweken is. Veeleer kan dit breken met en verlaten van het tijdelijke openbarings-instituut van de Kerk dienen om een nieuw instituut in het leven te roepen, waardoor die ware Kerk van Christus veel beter tot openbaring komen kan. De vorm kan verbroken worden om het wezen te redden. Daarin ligt het recht om van den kerkvorm te scheiden. En het is een verzwakking van ons Protestantsch bewustzijn, een buigen naar het Roomsche Kerkbegrip, wanneer men de oplosbaarheid van de geïnstitueerde Kerk ontkent en het recht tot afscheiding principieel bestrijdt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Is de Hervormde Kerk een schijnkerk?

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 mei 1919

De Heraut | 4 Pagina's