GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Petrus Datheen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Petrus Datheen.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien er één man is, wiens nagedachtenis bij ons Calvinistische volk naleeft, dan is het wel Petrus Datheen. Hij, de machtige prediker, wiens bezielend woord duizenden medesleepte; de kundige organisator, die ons 'vluchtelingen-kerken leidde en op onzen Nationale Synodes den toon aangaf; de man aan wien we onzen Catechismus, onze Liturgie en ons Psalmgezang te danken hebben, staat onder de kloeke Calvinisten der 16e eeuw vóóraan en vertegen-

woordigt meer dan 'een ander voor ons het glorie-tijdvak van ons kerkelijk leven. Een machtig scheppend reformatorisch genie, zooals Duitschland in Luther, zooals Zwitserland in Zwingli, zooals Frankrijk in Calvijn en Schotland in John Knox voortbracht, die het stempelmerk van hun persoon en geest op heel hun volken kerk hebben afgedrukt, hebben wij Nederlanders niet gehad. Geen der leidende mannen uit de 16e eeuw, die ons kerkelijk leven beheerscht en de grondslagen van onze Gereformeerde Kerk gelegd hebben, kan met deze Reformatoren op één lijn gesteld worden, ook Datheen niet. Een oorspronkelijk denker was hij niet, want op dogmatisch gebied heeft hij zich geheel bij Calvijn aangesloten. Als kerkorganisator volgde hij het voorbeeld van de Kerk van Geneste en van de Hu genotenkerken in Frankrijk. En zijn Catechismus, Liturgie en Psalmberijming zijn niet anders dan vertalingen geweest van den Catechismus en Liturgie van de Paltz 'en de Psalmberijming van Marot en Beza. Maar al heeft Datheen niets geniaals, niets oorspronkelijks, toch neemt hij onder de geestelijke vaderen van onze Gereformeerde Kerk de eerste plaats in. Hij heeft het Calvinisme hier de overwinning doen behalen; hij heeft het beste, wat op het gebied van Kerkorganisatie, Catechismus en Liturgie te vinden was, aan onze Kerken geschonken. En meer nog dan de namen van een Marnix, een Van der Heyden, een Junius, al mogen ze in geleerdheid en • rijkdom van taalkennis Datheen overtroffen hebben, is de naam van Datheen onder ons volk in dankbare gedachtenis gebleven. Zelfs zijn droeve strijd met Oranje gestreden, zelfs de geloofsinzinking aan het einde zijns levens, heeft hem nooit de liefde van ons Gereformeerde volk doen derven. Dat volk kon niet vergeten, wat het aan zijn prediking, aan zijn geloofskracht, aanzijn heldenmoed te danken had.

Het was daarom wel een zeer gelukkige gedachte, dat de heer Th. Ruys als onderwerp voor zijn dissertatie, waarmede hij den graad van Doctor in de Theologie aan de Vrije Universiteit verwierf, den persoon van Datheen heeft gekozen. Niet alsof er nog geen biographie van Datheen bestond. Ook Dr. H. ter Haar had reeds een dissertatie over Datheen geschreven, maar deze dissertatie, hoe uitnemend ook voor dien tijd bewerkt, dagteekende uit 1858, en niet alleen dat deze Latijnsche dissertatie weinig er toe had bijgedragen om Datheen beter bij ons volk bekend te maken, maar het bronnenonderzoek had in de laatste helft der 19e eeuw niet stil gestaan en zooveel nieuws aan het licht gebracht, dat een nieuwe biographie van Datheen meer dan noodig was geworden.

Dr. Ruys nu heeft dit op zeer verdienstelijke wijze gedaan. Hij deed meer dan hetgeen reeds gepubliceerd was en in verschillende studiën en artikelen verstrooid lag, saam voegen, want hij stelde zelf onderzoekingen in zoowel in het binnen-als buitenland en 'vist nog belangrijke brieven en bescheiden te ontdekken. En al is het zeker te betreuren, dat de oorlogstoestanden hem beletten de archieven in België te doorsnuffelen, het nieuwe materiaal, dat hij vond, is zeker belangrijk genoeg om de uitgave dezer nieuwe biographie te rechtvaardigen, ook al is daarmede het historisch onderzoek nog niet afgesloten.

Wat in deze dissertatie dan ook in de eerste plaats te prijzen valt, is vooral de speurzin van dezen jongen doctor en zijn groote nauwkeurigheid. Wie de breede lijst van werken, die geraadpleegd, en archieven, die onderzocht zijn, nagaat, zal bewondering gevoelen voor den ernst, waarmede Dr. Ruys zijn taak heeft opgevat.

Maar niet minder verdient Dr. Ruys lof voor de getrouwheid, waartfiede hij het beeld van Datheen ons geteekend heeft. Het gevaar, dat zoo licht een jong historicus overvalt, van een romanheld te maken van den persoon, wiens leven hij beschrijft, is hij gelukkig ontweken. Met schier al te groote soberheid, zooals een getrouw portretschilder het doen moet, teekent hij het beeld van Datheen. De gebreken, die Ddtheen aankleefden — volmaakte heiligen kent het Protestantisme niet — heeft hij niet verbloemd. Maar aan den anderen kant heeft hij ook tegenover de vaak onbillijke en harde critiek op Datheen geoefend, hem ten volle recht laten wedervaren. En bovenal, hij heeft verstaan, dat om een persoon als Datheen billijk te beoordeelen, men niet den maatstaf moet aanleggen van onze denkbeelden over de verhouding van staat en kerk, van religie-vrijheid en staatsonthouding, maar men hem beoordeelen moet naar den geest van den tijd, waarin hij leefde.

Het is aan Dr. Ruys gelukt het portret van Datheen te ontdekken, dat hij vóór zijn dissertatie heeft laten afdrukken. Wat tot dusals portret van Datheen de ronde deed, bleek niets dan een gefantaseerd beeld te wezen. We kennen Ddtheen nu, zooals hij werkelijk was. En dat beeld was niet de gefantaseerde kop met ezelsooren, dien een zijner belagers in de 18e eeuw van hem teekende, ook niet de gefantaseerde Petruskop van de 19e eeuw, maar het toont ons een man uit wiens gelaat kracht en ernst spreekt. En zooals Dr. Ruys ons het werkelijke portret van Datheen kennen deed, zoo heeft hij ook met groote historische • getrouwheid ons zijn geestelijk beeld geteekend. Zoo is deze kerkhistorische aissertatie een eere voor den jongen doctor, een eere ook voor onze Hoogeschool.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's

Petrus Datheen.

Bekijk de hele uitgave van zondag 21 december 1919

De Heraut | 4 Pagina's