Beschouwingen over het Huwelijk, inzonderheid met betrekking tot de persoonlijke verhouding der echtgenooten onderling - pagina 16
Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit
'U En wat van de veelwijverij onder Israël werd gezegd, geldt evenzeer met betrekking tot de echtschpding. Mozes had niet „geboden," zooals de Parizeen zeggen, der vrouw eenen scheidbrief te geven en haar te verlaten, maar dit toch wel, gelijk de Heiland hen verbetert, »toegelaten" ^). Nochtans, zoo herinnert de abbé de Hornstein, wordt de wet, die de echtscheiding regelt, niet aangetroffen in Leviticus, maar geeft Mozes haar eerst aan het einde zijns levens, en komt zij dan ook in hel boek Deuteronomium voor. Gedoogt het Mahomedaansche recht de vrouw, van wie men is gescheiden, weder tot zich te nemen, juist indien zij middelerwijl aan een ander behoorde ^), in de Mozaïsche wetgeving wordt dit ten stelligste verboden: het is „een gruwel voor het aangezichte des Heeren" ^). De priester mocht wel met eene weduwe in het huwelijk treden, maar niet met eene vrouw, die door haren man verstoeten was. Ja, deze wordt in éénen adem genoemd met de hoer *), gelijk trouwens het ontvangen van eenen scheidbrief steeds, ook waar het in figuurlijken zin is bedoeld, als iets smadelijks wordt voorgesteld ^). En zoo zegt Augustinus zelfs: »Libellus repudii magis fuit exprobatio divorcii quam approbatio" ^). Hoezeer dus eenerzijds de Mozaïsche wetgeving als een kleed was, welks snit was afgemeten naar de bijzondere vormen van het Israëlietische volksleven, zoo lagen daarin nochtans tegelijker lijd beginselen moetkoming in de kosten, welke voor rekening der gemeente blijven, kan eene bijdrage van ieder schoolgaand kind vforden geheven." Ware deze bepaling niet zoo volstrekt algemeen, dan bestond weUicht mogelijkheid om in sommige gevallen door iets hooger schoolgeld te eischen, dan de kosten bedragen, zoo eene kleine straf te stellen op het noodig maken van staats- of gemeentezorg, en op die wijze tevens tot zelfwerkzaamheid te prikkelen. 1) Matth. XIX : 7 en 8. In twee gevallen was echtscheiding verboden. Wie valschelijk zijne vrouw van gepleegde onkuischheid beschuldigd en zoo «eenen kwaden naam heeft uitgebracht over eene jonge dochter van Israël," mag haar niet «laten gaan al zijne dagen". (Deut. XXII : 19) En ditzelfde geldt voor wie aan eene jonge dochter met geweld hare eer geroofd heeft. (Deut. XXII : 29) ') Michaëlis, t. a. p., II p. 314 noot 6. 8) Deut. XXIV : 1—4. *) Leviticus XXI : 7. ') Of. o. a. Jesaia LIV : 6; Jeremia III : 8. ") Cf. de Hornstein, t. a. p., p. 77.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1884
Rectorale redes | 102 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 20 oktober 1884
Rectorale redes | 102 Pagina's