GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het calvinisme en de kunst - pagina 58

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het calvinisme en de kunst - pagina 58

Rede bij de overdracht van het rectoraat der Vrije Universiteit

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

56 '89 avcc l ' h é r é d i t é du crime" o. 1. p- 11. Een criüek onzerzijds, die ons echter in het minst niet belet Mr. van Swinderens critiek op de pantheïstische rechtsvoorstelling onzer Duitsche naburen hoogelijk te waardeeren. ") Men mag noch aan de oude Christenen, noch aan het geslacht der Hervorming hiervan een t e scherp verwijt maken. Men vergete toch niet, dat rustige wetenschap een betrekkelijke mate van levensrust ook voor den beoefenaar eischt^ en dat de tijden noch in de eerste eeuwen, noch in de dagen der Reformatie er naar waren, om hun die rust te geven. Ze waren nader aan den brandstapel dan aan den katheder. En zoolang het leven in zijn nieuwe opvatting nog schikking en organisatie eischte, was men niet vrij om zich aan studiën over dit leven en zi^jn organisatie te gaan wijden. In de tweede plaats verlieze men niet uit het oog, dat eerst de Encyclopaedische studie deze principiëele tegenstelling helder in het licht kon stellen, en dat de wetenschap der Encyclopaedic nog geen anderhalve eeuw oud is. En ten derde houde men in het oog, dat de gave van het discursieve denken meer eigen was aan de Grieken dan aan Israel; en nu nog meer gevonden wordt in de hoogere klasse der maatschappij dan in de lagere. Iets wat gevoegd bij Jezus' uitspraak: „Ik dank U, Vader, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt ze den kinderkensgeopenbaard!"veelopditpuntophelderl. *) Verwijzing naar de stichting van de Leidsche en andere hoogescholen hier te lande, werpt dit beweren niet omver. Wel toch eischte men aanvankelijk, dat ook de hoogleeraren in andere faculteiten zich aan de Confessie onderwerpen zouden, en waakte men tegen het verbreiden van stellingen, die hiermee al te zeer in tegenspraak geraakten; maar dit is nog heel iets anders, dan op de beginselen der Confessie een eigen gebouw van wetenschap optrekken. Men kon in tamelijk oppervlakkigen zin zeggen, dat men de Confessie beaamde, en toch in zijn studeervertrek napleiten en voortredeneeren, alsof een oud-Grieksch pantheïst voor de schrijftafel zat. Men behoeft er dan ook geen geheim van te maken, dat de hoogleeraren in de niet-theologische faculteiten, bijna hoofd voor hoofd, vereerders der Rede waren, en slechts ter wille van den kerkelijken band en de publieke opinie zich aanstelden als deden ze kwansuis met de kerk nog meê. Ja, erger nog, een theoloog als Joh. H e n r i c u s Alsted (1588—1638), ook hier te lande door zijn afvaardiging naar de Synode van Dordrecht bekend, gaf in 1620 een Encyclopaedie uit, waarin hij zelfs de ethiek geheel uit Aristoteles overnam, en op philosophisch gebied zelfs geen vermoeden scheen te hebben van de kloof, die tusschen de Heilige Schrift en het Rationalisme gaapt. De zware quartijn voert ten titel: Cursus pholosophici encyclopaediae, libri XXVII. Herborn. 1620. De ethiek komt er voor p. 1676-2209. "*) Als onze theologen zich wat beter hun kerkhistorie herinnerden, zouden ze nooit in de fout zijn vervallen, om de theosophische, ethische en apocalyptische pogingen om wetenschap en religie te verzoenen, als een nieuwe schepping van onze eeuw te begroeten. Er is in geen dezer richtingen iets anders nieuw dan de vorm en de wijze van uitdrukking. Maar als men één voor één de resultaten en voorstellingen monstert, waartoe de talentvolle verdedigers dezer richtingen gekomen zijn, en men kent kerkhistorie, dan ziet en tast men, hoe men met niets dan met een da capo te doen heeft. Een tweede opvoering van de tragedie, waarop Origines den proloog zong; en die ook nu weer even beslist als in de vier eerste eeuwen op een rechtstreeksche botsing met de Christelijke kerk moet uitloopen. Opmerkelijk is het hierbij, dat nu als toen, deze almalgameerende richtingen heur besten steun vinden in de aristocratische kringen, terwijl de besliste tegenstanders van dit loven en bieden thans nog cvenzoo als in Origenes' en Manes' dagen, hun meesten aanhang vinden onder' het eenvoudige volk, de Gahleërs van Nazareth.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1888

Rectorale redes | 92 Pagina's

Het calvinisme en de kunst - pagina 58

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 oktober 1888

Rectorale redes | 92 Pagina's