GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zonde en recht - pagina 48

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zonde en recht - pagina 48

Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

42

zonde niet ingetreden, natuurlijk nimmer zijn voorgekomen. Het erfrecht, waaraan zooveel uitdrukkingen in de Schrift zijn ontleend, met name om het verkrijgen niet uit verdienste aan te duiden, laat zich zonder zonde niet denken. Thans is het er: „wij hebben niets in de wereld gebracht, en het is openbaar, dat wij ook niet kunnen iets daaruit dragen." (1 Tim. VI: 7) Waarom de voorstelling van Leibnitz verwerpelijk is, als waren de erfgenamen plaatsbekleeders en zaakwaarnemers voor den gestorvene. Ook alle krankheid is uit de zonde. Een geheele wereld heeft daarop betrekking, die ook doordringt in het recht. Hoe de rechtsverhouding moet wezen in krankzinnigheid; de bijzondere bepalingen voor dooven, stommen en blinden, — het herinnert alles aan de zonde. Evenals wat in het recht voorkomt over dwaling, bedrog en geweld. Alleen door de zonde, die verdeelend werkt op de verhoudingen in den mensch en buiten hem, is de vijandschap tusschen menschen onderling. Trots de eenheid van het geslacht wringt en woelt haat en nijd daartegen in. De mensch is geneigd zijnen naaste te haten. Ja, zelfs — dit woord en de trap van vergelijking worden zoo weinig verstaan — den naaste. De man zijne vrouw. En schoon de Heere reeds in gemeene genade rijke openbaring van liefde in het huwelijk schenkt, en iets doet zien van het oppervlakkig zoo wonderspreukige woord, dat het niet-liefhebben van zijne vrouw even onnatuurlijk is als het haten van zijn eigen vleesch (Ef. V : 28 en 29), — toch is de toestand deze geworden, dat de huwelijksband zelfs door overspel gebroken wordt, en de Heere in dat geval den man vergunt de vrouw te verlaten, welke hij naar de scheppingsordinantie „aankleven" zou (Gen. II: 24). De mensch is geneigd tot overtreding ook van alle geboden der tweede tafel, en niet slechts in gedachten, maar ook in daden; er is een kiem van verzet tegen allen band van ondergeschiktheid; een kiem van opstand in het kind tegen zijne ouders; een kiem van ontrouw in ieder huwelijk; een belust zijn op het goed van den evenmensch, ja een beginsel van haat tegen hem, dat, tot ontwikkeling gekomen, zelfs het leven niet

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's

Zonde en recht - pagina 48

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's