GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Zonde en recht - pagina 26

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zonde en recht - pagina 26

Rede, gehouden bij het overdragen van het rectoraat der Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

20

Straks komt Rousseau tegen allen burgerstaat en samenleving in verzet, maar toch kan daarom niet worden gezegd, dat hij uitgaat van den mensch, gelijk hij was vóór den val. Zijn Discours sur l'origine et les fondements de l'inégalité parmi les hommes van het jaar 1754, een niet bekroond antwoord op eene prijsvraag, en dat volgens Lorenz von Stein aan het mis'sen van dien prijs wellicht te grooter opgang dankte 29)^ wordt door Louis Proal terecht „Ie bréviaire de l'anarchie" genoemd 30). Het paradijs van Rousseau, dat hooger staat dan de hof van Eden, komt het meest met het leven der bijna verdierlijkte stammen overeen. Uitdrukkelijk verklaart hij in zijne voorrede zelfs, dat reeds de eerste mensch, juist door het licht, dat God hem had geschonken, buiten den natuurstaat was. Zoo had Adam ook de taal, terwijl nog in den meer ontwikkelden natuurstaat de mensch zich bedient van, en ook genoeg heeft aan weinige geluiden en gebaren, evenals de dieren op die wijze openbaren hetgeen in hen omgaat 3i). Rousseau's natuurstaat is alleen wrok tegen de samenleving, die de oorzaak der ellende is; eene bevestiging van het aangehaalde woord van Groen van Prinsterer: „Beschouw onzen aanleg als niet in Adam bedorven, dan zijn de maatschappelijke instellingen aan de verbastering schuld." „Une société," schrijft Adolphe Prins in zijn laatstverschenen werk 32)^ „pour se passer d'autorité aurait besoin de la discipline volontaire et permanente de chacun de ses membres, c'est-a-dire d'un degré de culture, de lumières, de vertu, d'esprit, de sacrifice, de moralité qui n'a pas encore été atteint dans ce monde." Die toestand heeft wèl bestaan. „En God zag al wat Hij gemaakt had, en ziet, het was zeer goed." (Gen. 1:31) Maar de zonde is ingekomen. Tusschen dit woord en dat andere: „de Heere zag, dat de boosheid des menschen menigvuldig was op de aarde," (Gen. VI: 5) ligt het alles beheerschend feit van den menschelijken val, waarna eerst de Overheid door Gods gemeene genade ontstond. Meestal wordt aangenomen, dat ook de instelling van den eigendom, de distinctio bonorum, zooals de gewone uitdrukking is, eerst tot den toestand na den val behoort, en aanvankelijk gemeenschap van goed bestond. De eigendom behoort wel tot

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's

Zonde en recht - pagina 26

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1895

Rectorale redes | 100 Pagina's