Calvijns invloed op de reformatie in de Nederlanden voor zooveel die door hemzelven is uitgeoefend - pagina 142
184: hij in Sept. '56 te Frankfort moet ontmoet hebben; dien hij nog veel beter heeft leeren kennen, toen hij kort daarna Zwitserland bezocht, waar hij te Lausanne en te Geneve gedurende minstens twee jaren gestudeerd heeft; dien hij hoog gewaardeerd heeft als zijn leermeester, die hem theologisch gevormd had en was blijven leiden; en met wien hij ook brieven gewisseld heeft, reeds in 1556 (niet 1558, gelijk soms gesteld wordt, door de fout die gemaakt is in den afdruk van het stuk, waarin van die brieven sprake is); van welke correspondentie echter, ongelukkiglijk, niets is overgebleven. 52) Voor het leven en den arbeid van J e a n T a f f i n kan verwezen worden naar de twee levensbeschrijvingen, die van hem gegeven zijn, beide met gebruikmaking van de thans bekende bronnen en van hetgeen vroeger over hem geschreven was: door Dr. Christiaan Sepp, in zijn boek Drie Evangeliedienaren uit den tijd der Hervorming^ 1879, blz. 1—80; en door Charles Rahlenbeck, in het Bulletin de la Commission pour l'histoire des églises Wallonnes, Tome II, 1887, p. 117—179. Waar men hem ter sprake bracht, is wel eens verwarring geweest met naamgenooten; daar de familie Taffin zeer talrijk was, en onderscheidene leden had die Jean heetten. In de bovengenoemde biographieën echter wordt zulke verwarring niet aangetroffen; slechts met ée'ne nog al zonderlinge uitzondering. De anders nog al nauwkeurige Rahlenbeck laat den hierbedoelden Taffin te Geneve in de godgeleerdheid promoveeren, na verdediging van Theses Theologicae; zelfs nog vóórdat de Academie aldaar in 1559 gesticht was (a. w., blz. 126 vg.). Naar hetgeen Dr. Sepp mededeelt (a. w., blz. 4), is er wel een Jean Taffin uit Doornik geweest, die aldaar als student was ingeschreven en ook Theses verdedigd heeft; maar dit was eerst in het laatste kwartaal van de 16'^^ eeuw, en het gold een ander lid van dezelfde familie. Voor het overige wordt ook van den ouderen Taffin door zijne beide biografen op goede gronden aangenomen, dat hij in Geneve geweest is, denkelijk zelfs meer dan eens, en dat hij dus ook persoonlijk tot Calvijns leerlingen behoorde. Van zijne correspondentie met Calvijn, waarvan o. a. gesproken wordt in een brief van dezen aan Petrus Colonius van 10 Juni '62, is niets overgebleven, dan een brief, dien Colonius en Taffin gezamenlijk op 26 Oct. '61 aan de predikanten van Geneve geschreven hebben. Over dezen Colonius, die destijds de collega van Taffin te Metz was, is hierboven gehandeld in noot 39, blz. 106—110, alwaar ook Taffin reeds herhaaldelijk ter sprake kwam. 53) Over P i e r r e L o i s e l e u r d e V i l l i e r s bestaat eene ^historische studie" van J. ab Utrecht Dresselhuis, Fieter Lozeleur, des Prinsen Raad en Hof prediker (in De Gids, 18é6, Dl II, blz. 79—127; ook afzonderlijk uitgegeven). Door den grooten overvloed van hetgeen de laatste halve eeuw als historisch materiaal aan het licht heeft gebracht, is de genoemde studie
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1898
Rectorale redes | 244 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1898
Rectorale redes | 244 Pagina's