De beteekenis van de omwenteling van 1795 - pagina 37
Rede uitgesproken op den 46sten Dies Natalis der Vrije Universiteit
35 en hoe ergert zich zijn broer Willem, wanneer er, als het land in 1825 door een grooten watersnood geteisterd wordt, geen nationale biddag wordt uitgeschreven! Hij moet erkennen, „het is eigenlijk consequent; zonder godsdienst van staat kan men niet nationaal bidden, mag men dan ook nationaal vergaan"; ,,maar" — zoo vraagt hij — ,,wat doet men dan met twee ministeries van eerediensten, met bezoldigde leeraars, enz., wat handhaaft men de viering van den Zondag? Al dit is in volkomen tegenstrijdigheid met het principe, dat den staat buiten de kerk plaatst." ^) Dat is de groote fout; de watersnood, gelijk de geheele staat van het land sinds het herstel der onafhankelijkheid, houdt daarmede rechtstreeks verband, n.l. ,,met het niet wederopbouwen van dentempel,"-) ,,1795 heeft ons volksbestaan ontbonden, althans voorzoover het in de Hervormde Kerk gevestigd was. Onze tempel is^gesloopt, de tabernakel vervoerd, kerk en staat gescheurd, beide den vijanden prijs gegeven en ten prooi aan de heidenen." ") Het zal niet beter worden, voordat Christus weer hoofd wordt van kerk en staat. ^) Maar dan moet er andere leiding komen, de koning toch is het werktuig van de revolutionnairen van \ 1795, ,,openbare vijanden van God en alle vorstelijke macht," ^) Bekend is, hoe het oog vol verwachting — ongegronde verwachting — geslagen was op den Prins van Oranje; die zou als Zerub- 1 babel den tempel van Jeruzalem herbouwen.") Ook Bilderdijk zelf heeft herstel gewenscht van de betrekking van den Slaat tot de Hervormde kerk. Hij spreekt ergens van ,,de waarlijk godlooze afscheiding van Kerk en Staat in 1795; te ' frïïwlijiker, omdat onze Staat aan de Kerk hangt, door de Kerk, en als bloote omkleeding der Kerk gesticht is." ') De herboren staat was in zijn oogen ,,een kind van de Revolutie van 1795". **) ; In dien staat voelde hij zich niet thuis: ,,Wij moeten of leden van •een Christenstaat, of wij moeten vreemdelingen in den staat zijn, ;Jk zie geen midden. W a a r de staat geen Christendom heeft, waarschouw ik mijn kind, nooit deel daarin te nemen, noch ooit ^ 1) =) 2) ") ") °) ') ^)
ib. p. 458, 457, ib. p. 458. ib. p. 453. Gedenkstulfiken, 1825—'30, II, p. 934. ib, p, 889, Sneller, in Christendom en Historie, p, 252, Brieven, V, p, 96. Kollewijn, Bilderdijk, II, p. 44.
x<
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 20 oktober 1926
Rectorale redes | 46 Pagina's