GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE BEWEGING DER „JONGEREN”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE BEWEGING DER „JONGEREN”.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

De nieuwa tij'd heeft idus oo.k onder ons „vernieuwing" getracht.

Hij bracht ons een nieuwen bloei der godg»» leerdheid, en ook'in (de kerk kondigt schuchter uitspruitsel lente aan.

Eerst kwam in ide vorige eeuw door middel van de reformaties vau '34 en '86 een grondige zuivering van het kerkelijk instituut. De kerk werd opnieuw gebondian aan Gods Woord, en dus een V r ij e kerk. Want Gods Woord isnietgebonden.

Maar ook innerlijk werkte een kracht tot levensvernieuwing, tot reformatorisoh. voortvaren, waap toe ten deele d© nieuwe cultuur van buiten ons prikkels en materialen gaf.. Deze kracht was de Geest van Chrisitus, , , 4di|a erbarmend aan zijn Sion dacht.

In het voorgaand! artikel w^jè^ ik reeds op de ketkelijk-reformatorische gedacfiven van onze groote leiders ten opzichte van bijbelvertaling, belijdenis, eeredienst en evangélisatLe, — gedachten, die allengs tot plannem rijpten lan onze Leeuwarder synode riepen tot een taak als in geen eeuwen aan een synode wetd opgelegid.

Eerst wanneer de nieuw-bouw boven de omheining uitkijkt, Ziali onze geêsl in staat, zijn tot het bewonderend oordeel, wat groote diagen God bij ons heeft gedaan.!

Intusschen moet ik, om d©_ beweging der „jongeren" begrijpelijk te maken, ' nog op een ander verschijnsel wijaen, dat, misschien meer nog dan de nieuw-bouw der! theologie en de hervormüigs'drang in de kerk, een wij'ziginig bracht in de gedachten en gedragingen der menschen, en aandrift tot eene nieuwe „beweging", .— namelijk de groote ommekeer, die, tengevolge der nieuwe beschaving en der religieuse opwekking, plaats vond in het leven van, het volk, in het staatkundige, vooral in 'het maatschappelijke leven..

Hier is, meer dan epgens elders (want de godgeleerdheid ia slechts voor weinigen, ea. de kerk is in haar aard boven-maatschappelijk, ). de verandeïi^g, — zoowel vernieuwing als ontaarding, — spiekend, o-verweldigenid!

(Daar is eerst de omwenteling op staatkundig gebied.

Ja, miet lecht pim-wenteling.

- Boor de gadelooze kracht van Kuypers stormloop tegen het liberalistisch kasteel, is de vroegere overheersching, waaromder bet christenvolk zuchtLe, gebroken, de onderste laa, g, het z.g. „niet-denkend", deel der natie, kwam boven, en op den regeeringsburcht waait de oude christelijke'vaan weer aan de steng.

Dit opkomen uit, dé diepte van miskemiing en vergetelheid tot de [hoogte van macht en eer, dit uitgroeien van de minderheid, die geen andere bestemming had dan vendrukt te worden (zie t& t oud-liberale woordenboek), tot eene meerderheid, die de bevoegdheid erlangde om' mee te regeeren, heeft ons christenvolk opeens gesteld voor een taak' waaraan men, een eeuw geleden, zelfs in zijn droonien niet dacht, en voor vraagstukken, die vroeger niet bestomdan.

In menig opzicht zijn wij, — de wereld zegt: door omstandigheden, maar wij' zeggen: door een al-bestie'rand God, — geleid langs onvermoedde wegen en naar. ongewenschte werkelijkheden.

Ha een glorieusen strijd, die in de geschiedenis der moderne volken zonder gelijkenis is, werd jie strijd voor de vrije school gewoimen, maar na deze winst staan w, ij' voor het nog onopgeloste jDrobleem der christelijk-zielkundige opvoeding, en "tengevolge van de overwinning kwam de school tot den staat Jn eene verhouding, die meer daar ooit tot bezinning en studie der beginselen dringt.

De leerplicht b.v. was geen vrucint van den christelijken stam, en toch is zij door de christenen geduld en aanvaard.

En verder, het algemeen en verplicht kiesrecht is, oTidanks ons staatkundig program, een feit geworden.

De vrouw werd naar de stembus geroepen, en een christelijke vrouwenbeweging ontstond!

Op maatschappelijk gebied gi-oeien de christelijke vakvereenigingen, dat het, een lust is.

'Zelfs werd (wia had het ooit vei-wacht? ) voor enkele jaren een bond van christelijk verpleegpersoneel gebïoren, hetwelk beteekent: die sociale kwestie o-p het terrein der barmharLigheTd!

Vergelijk de oude, arme, streng-omperkte, puriteinsche „gemeente"; uit •vroeger eeuw, met deze nieuwe christelijke wereld, r^k aan politieke krachten, denkers, leiders, inJdusfieelen, „gezeten 'burgers" '^althans m-vergelijk - i, het veTleden)^s, j^^j een wiereld vol van nieuwe geluiden en idealen, ^^^^ een wiereld, waarin; ook' het rumoer van staking en salarisactie de gemoederen doet bruisen, en het valt u moeilijk in het nieuwe de ontwikkeling van het oude te herkennen.

'Ook de wijziging in de gedaante van het gewone alledags-leven is 'hierbijf een gebeurtenis van onoverzienbare beteekenis.

In een andere artikelenreeks in dit blad, onder het opschrift: „Moderne letterkunde en christelijke opvoeding", heb ilc op deze verandering in levensmanier ree'ds de aandacht gevestigd, en met voorbeelden uit de werkelijkheid verduidelijkt, dat voor het oude puritanisme in meirüigen kring in dé plaats kwam een aanvaarding van een belangrijk deel der moderne cultuur.

Ik wil daarom hier ter herinnering slechts aanstippen enkele dingen. De toienamie van maatschappelijke welvaart bracht mee de uitbreiding van het verband met verschillende bedrijven, waaraan vroeger een christen, althans een gereformeerd christen, geen deel nam.

Nog heugt mij de tijd, dat een telegraafbeambte of tramconduciteur, die opi Zonjdag dienst deed, ^Is sabbatschender werd gecensureerd.

Thans duldt men vrij algemeen (door omstandigheden genoodzaakt) dit zonidagswerk als het uitoefenian van een noodzakelijk beroep.

De stille, vrome-, teruggetrolikenheid van het vroegere Zondagsleven der puriteinen, heeft, althanis in de groote steden, een deel van zijn edele kracht ingeboet, en ge ziet nu tal van gereformeerdeml op den Zondag zich uitstrekken naar het genot van een zekere ontspanning. Behalve (helaas, so», migen in plaats van) de stichtelijke lectuur, ieest men ook een „gezellig" boek, er worden visites gemaakt, recepties gehouden, er wordt gedamd en geschaakt, geconverseerd en opi zijn tijd eens hartelijk gelacheaa. De ouderwetsdhte (uit Schotland ingevoerde) sabbat begint zijn bekoring bij den £edendaagschen christen te verliezen, en een nieuwere, ruimere, opvatting breelct zich allerwege baan.

Let wel, ik beoordeel dit feit hier niet, veelmin juich ik het toe (indien het hier de plaats was tot oordeelen, zou ik zelfs met een ernstige waarschuwing beginnen), maar ik beschrijf een zeer beteekenisvolle werkelijkheid om' te bewijzen, dat we, ook in dit opzicht, leven in een anderen tijd.

Voorts herinner' iki aan het niet minder belangrijke feit (elders uitvoerig toegelicht), dat de christen van heden zijn , hand (en soms' het hart) bood aan een deel der moderne letterkunde, en in het algemeen aan de nieuw opwakende kunst.

Ook koning Sport deed zijn intocht in onzen kring.

De opvoering vaar ©en onschuldig tooneelstuk wordt niet algemeen en radicaal meer als zonde veroordeeld.

Tot in de kleeding toe toont de, eertijds in heit stemmig zwart gehulde, christen, dat hij niet achter wil zijn bij zijn tijd, althans geen b'ehoefte gevoelt zich ill dit opzicht te onderscheide'n van zijn tijd.

Wij heitialen daarom het woord ^— en na deze veelvuldige toelichting zal dit woord thans sterker tot ons spreken — idat wij leven „in een veelszins andere wereld".

Het zou een onnatuurlijk wonder zijn, vaimeer bij zóó diingende ontwikkeling en algemeene verandering geen beweging ontstond in onze eertijds rustiger gelederen.

Niet ieder leeft den i^ijd mee, en onder hen, die den tijd meeleven, openbaart zich verschil jn het , zien, beoiordeelen en aajnvoelen van den tijd.

In hoofdzaak zijn het twee richtingen, of, wilt ge, geestesgesteldheden, die bij iedere nieuwe tijdsperiode, en vooral in onzen tijd, schier gelijktiidigj, in verband en in botsing met elkander, zich vertoonen, namelijk wat men gewoon is te noemen: , de behoudenjde en de vooruitstrevende zin.

Op zichzéiï ia jhetrüet noodig. dat er ttigs^^^beide een tegenstelling ^ontsta.

Bij' den, harmonischen christen zijn behoud en vooruitgang twee strevingen, d; ie opkomen lüt den wortel van del ééne liefde tot het beginsel.

Dezelfde reden, die den gezond-levenden christen dringt, op, het |ééne punt rotsvast te blijven staan met het aangezicht naar het verleden, zal hem in een andere, — mogelijk is zelfs in dezelfde zaak, maar van een andere zijde bezien, — dwingen tot den bouw van het nieuwe, met het aangezicht naar de toekomst.

Maar het type van een werkelijk zuiver-even'wichtig christen is uiterst zeldzaam, — indien het al bestaat in dit dal der onvolmaaktheden, — en de werkelijkheid^ opk van het godsdienstig leven, is deze, dat de gaven en inzichten verschillemidl verdeeld zijn. De één is naar zijn aard en aanleg • geneigd tot behouden. De ander is krachtens zijn temperament en karakter : op voortgang bezonnen.

'Een dergelijke tweevoudige strooming is er alom op elk gebied, en o.ok in de kerk, ten allen tijde geweest en eerst dan als „er geen tijd meer is", zal ze verdwijnen.

Ik aarzel niet te zeggen, dat deze tweevovdigheid in de ééne kerkelijke ziel op zichzelf geen ramp is, ja, dat ze eeni zegen kan zijn, in zoover de-Gees-^ van Christus allen bezielt en die liefde blijft heerschen, die alle dingen jhoopt en alle dingen verdraagt.

Zinkt echter het peil van het geestelijk leven, idan wordt uit het verschil, dat tot wederzijdsche aanvulling en sterking kon dienen, een partijstrijd geboren, die den groei van het Koninkrijk Gods belemmert.

Ik zal mijl niet wagen aan een beoordeeling, jn hoever deze partijvorming en „klassestrijd" onze kerkelijke wereld doordrong, maar, dat de verschijnselen van zulk een ongewenschte en doodende scliifting zich allengs beginnen te vertoonen temidden, van hen, voor wie Jezus bad, dat zij allen één mochten zijn, kan alleen door een blinde worden ontkend.

En ook durf ik zeggen, — waar ik bij het ontstaan van ons blad „De Reformatie" zoo nau"wï)etrokken ben geweest, maigi ik hierover als bevoegde oordeelen, — dat het doel der oprichting, van deze courant melde geweest is, de zich aSeebenende splitsing en ab duidelijker waarneembare wrijving in ons kerkelijk leven te bezweren en aan te sturen op harmonie van richtingen en krachten tot nieuw ontwakenden bloei.

In ons openingswoord, hebben wij daarom met voor geen misverstand vatbare duidelijkheid gezegd, dat iedere reformatie begint met terugkeer

tot de verloreu heerlijkheid vah'li^t-verleden, en «iat ook wiji over inzinking en verdorring van het heden heen, willeai teruggrijpen naar de vastheid en glorie van het oude.

Na dit woord mag ons geen verwijt treffen, alsof wij de reformatie slechts in den zin van niieuwhouw bedoelen.

Maar aangezien wij op dit o ogenblik een groot gevaar zien in de miskenning en tegenwerking der krachten, die naar vooruitgang en ontplooiing dringen in verband met den nieuwen tijd, die €rod ons doet beleven, — en door dit tegenweer niet het minst hel evenwicht in ons kerkelijk leven dreigt te worden verstoord, — hebben wij ons aanvankelijk tot hooMdoel gesteld aan dezen drang naar vo ortgaande reformatie in ons blad uiting en leiding te geven, zonder daarmee het andere, reeds omschreven, doiel van het opzoeken en bewaren der oude schatten uit hel oog te verliezen.

Om deee teden heb ik deze artikelenreeks O'ver de „beweging der jongeren" opgezet, en ik hoop thaiis, dat ik in dit pogen zal worden verslaan.,

Er is biezwaar gemaakt, zelfs in het reclactioneele geideelte van. dit blad, tegen de uildnikking „jongeren."

Het is echteir dezelfde term, die ook in ons openingswoord en program is gebezigd, en mijns ijnziens behoeft dit woord, .mits het in zijn verband wordt genomen, niet als gevaarlijk te worden vermeden.

Waar eene wrijving ontstaat tusschen behoudzucht en voorwaartsstreven, is de laatstgenoemde drang, — zelfs naar de ordinantie Gods, ook in het rijk der natuur, — de wil en het ideaal van de jeugd. Dit is niet altijd een kwestie van leeftijid. InzQover Dr. Kuyper reformator was, — en "hij' was het onvergelijkelijk! — openbaarde hij de scheppende jeugd. Menig jongeling was een grijsaard. Tergeleken bij dien jeugdigen oude! .

Maar het valt niet Ie onücenmen, dat in hoofdzaak de, ook in leeftijd, jongeren, de erfgenamen willen zijn van de reformatorische erfenis van dezen hervormer, die groeide als een palmboom.

Wij sluiten dus uit van de beweging der „jongeren" al wie, op; de wijze van Ds. Netelenbos, , het gerefomieerde beginsel aantast in zijn wiezen-• lijke bestanddeelan, en nog scherper staan wij tegenover de „jongeren", die tot reformatie dringen om een vrijbrief te erlangen voor het wandelen op paden der wereld, onder de leuze: verzoening van christendom en cultuur.

De „jongeren" aan wie wij leiding wenschen te geven (gelukkig zijn zij in de meerderheid, en zij vragen zelve om die leiding!) zijn degenen, die, uit liefde voor het gerefor'meerd beginsel, de reformatie begeeren, de reformat] e die eenerzijds ons uit de omstrengeling van verkilde vormen terugbrengt tol het i'nnig en echt beleven der waarheid, die in die vormen ons is geopenbaard, en anderzijds het leven tot actie en wasdom brengt, zoowel in tegenstelling, als in verhand met, de grootsche ontwikkeling der nieuwe cultuur.

Naschrift. Tot mijn spiijt moet ik thans deze artikelenreeks tijdelijk aibreken. De redactie bepaalde, dat de serie .hoofdartikelen (om ons blad zijn frischheid te doen behouden) in den regel het getal van v ij f niet mag overschrijden. Over enkele weken hoop ik echter te vervolgen, - en nog ©enige artikelen! te wijden aan het 'recht, hel program en het gevaar, van de beweging der jongeren. Met verschillende opmerkingen in de mij toegekomen (over het algemeen sympathieke) brieven zal ik alsidan rekening houden.

Aan G. d. B. wil ik thans reeds antwoorden, dat hij de toelichting van hel standpunt van Dr. Bavinck inzake de scheppingsdagen kan vinden in ' het tweede .deel van zijn Dogmatiek.

Aan J. 'G. W. zij geantwoord, dat de kwestie der „veronderstelde wedergeboorte" door mij onder de niet-meer-actueele vragen is gerangschikt, omdat de synode van Utrecht, 15 jaar geleden, haar door nadere formuleering tot oplossing bracht.

B. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

DE BEWEGING DER „JONGEREN”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1920

De Reformatie | 8 Pagina's