GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Om de maat vol te nieten.

In de rubriek „iKerkelijfc Leven" vindt mten iSle inotiveering, waarom ik dit stuk van Ds Huisr mans ia „De Ster" bier opneem. >

Ik onthoud mij natuurlijk van all© verdere commentaar.

Dit zijn eir twee, die het niet altijd met elkaar eeas zija: Dr de Moor ea de - waarlieid.

In het begin van dit jaar had lilj in „De Reformatie" een artikelenreeks over „De Gezangenquaestiè ter Synode".

En daarin dezen uitval aan. mijn adres:

„In het Synodaal rap|plort... komt geen letter voor van het door IDs Huismans _Qns toegedichte: „In het kerklied alleen G-ods Woord". Het is jammer dat deze ijverige propagandist voor uitbreiding onzer kerkliederen zijn krachten besteedt aan het vechten tegen windmolens en ons dingen) in de schoenen Bchuift, waarmede wij niets te maken hcb'oen. Zijn persoonlijke en kwetsende wijze van betoogen daargelaten, zouden we hem \Tiendelijk willen vragen: Schrijf toch ten minste niat zonder behoorlijk kennis genomen te hebben van wat degpne, dien ge bestrijdt, beweert!"

De „Ster"-lezers moeten zich herinneren, dat ik in 'l laatst van 1920 die leuze: „In'hetkerklied alleen Gods Woord" uiteengerafeld heb. Ik heb zo railleerend „Mooriaansch" genoemd, omdat ze bij hem het eerst opkomt, aJs variant van de oude leuze: „In Gods Huis alleen God.ï Woord". Ik heb aangetoond, dat ze „slot noch zin" hieefl, en als mijn meening uitgesproken, dat Dr de Moor ex zich geen eervolle plaats mee in de Geraroirraeerde kerkgeschiedenis zal veroveren, omdat ze uit vrees geboren is, en een kerkelijke politiek typeert, die den etterbuil van het alléén-psalmendogmalisme wenscht te ontzien.

Een gekruide oritiek, die naar mijn meeninig niet kwetsend en niet persoonlijk is, en waarover in elk geval De de Moor zich niet moot beklagen, die zelts als recensent in de „Stemmen des Tijds" heel wat gepeperder critieken geeft.

Maar al zou ik-op' zijn eerste klacht natuurlijk terstond bereid geweest zijn alles wat hem hinderde* terug, te nemen — er is in zijn aanval iets, dat m^ - H'erkelijk verbijsterd heeft.

Eerst beweert hij: „In het Synodaal rapport... komt geen letter voor van (de leuze); „In het kerklied aUeen Gods I Woord”.

Had ik dat dan beweerd? Met geen letter!

De van niets wetende „Reformatie"-lezer3 denken evenwel:

„O, zco, heeft DiS - Huismans zijn lezers voorgelogen? Heeft hij gezegd, dat er in dat Synodaal rapport iets van die leuze voorkwam, terwijl het niet zoo was? ”

Leuk bedacht van Dr de Moor, vindt u niet? Een reformatorische manier van de „Reformatis"lezers voor te lichten.

Maar Dr de Mooi doet het nog leuk ar.

Hij beweert vervolgens:

Dat zejg'gen (n.l. In het kerklied alléén Gods Woord) is ons (n.l. Dr de Moor) door Ds Huismans

„toegedicht",

„in de schoenen geschoven'*', •w^ hebben er „niets mede te maken".

Ik ben zoo vrij geweest, er in „De Reformatie" op te wflzen, dat Dr de Moor 4ie leuze letter-1 ij k zoo gebezigd heeft in de „N. Holl. Kerkbode" van 4 Juni 1920, en dat hij over de gedachte, die er in ligt zich heeft „verheugd" als een „uitnemen der weg" dan andere wegen op dit gebied.

Niet anders denkend, dan dat Dr de Moor zich te goeder trouw vergist had, venvachtte ik onmiddellijk amende honorable.

Maar neen. Dr de Moor zet de borst vooruit en handhaaft nu zonder blikken of blozen het leuke bedenksel:

„Ds Huismans schreef over de behandeling ter Synode, doch blijkt nu gedoeld te hebban op een artikel van mijn hand in ^e „N. H. Kerkbode". Zijn fout zit dus daarin, dat hij die twee met elkaar verwarde."

Nu heb ik over , die heele behandeling ter Synode nog geen woord geschreven. Het gezangenrapport nog altgd niet gelezen. In enkele uitdrukkingen hoogstens gezinspeeld o.pi wat het officieel persverslag meldde van het besluit om „Schriftgedeelten" te berijmen. Maar heel het door Dr de Moor aangevallen artikel zinspeelt met geen woord, geen letter op de „behandeling ter Synode" en gaat van het begin tot het slot uit van zijn schrijven in de „N.-HoU. Kerkbode".

Dr de Moor moet over een eigenaardige vrijmoedigheid beschikken om het anders te beweren, want bewijzen kan hij h|et niet, htj probeert het ook niet.

Maar nog eenmaal heb ik mif goedgehumeurd tot „De Reformatie" gewend en op een en ander gewezen, doch een antwoord ontvangen, dat wel het topipunt van „vrijmoedigheid" is:

„Indien Ds H. het artikel van 29 Oct., waaruit ik citeerde, naleest, zal hij moeten erkennen, dat de vergissing bij hem ©n niet bij mij ligt; want het gaat geheel over de behandeling van de Gezangenquaestie ter Synode."

En het gaat ©r geheel niet over! Nochin J'onde woorden, noch bedektelijk. Noch in opzet, noch in uitwerking. Noch in oorsprong, noch in bedoeling. Het was niets dan een uiteenrafeling van Dr de Moor's leuze uit de „N. Holl. Kerkbode".

Maar stel nu eens, dat ik wel over de behandeling der Gezangenquaestie ter Synode had geschreven, zonder uit de Acta ingelicht te zijn — dan was dat een voorbarigheid geweest; doch stfmd er ook maar e é n e onwaarheid, of é é n e vergissing in?

Kon Dr de Moor, die onder de leuze: „In het kerklied alleen Gods Wooid" ter Generale Synode opgetrokken is, en daar als rapporteur al zijn invloed heeft kunnen aanwenden dan met een goed geweten zeggen: In dat rapport komt niets voor van de leuze „In het kerklied alléén Gods Woord"?

Ja, hij kon zeggen (heel leuk weer) „geen. letter" kwam er van die leuze in voor. Maar de geest, de inhoud van die leuze — is die niet in het G-ezangenbesluit opgenomen?

Maar nog sterker, stel dat ook van den geest en den inhoud dier leuze niets in rapport en besluit te vinden was, en dat die van gansch •andere gedachten zijn uitgegaan, vanwaar haalde Dr do Moor dan nog het recht om te beweren:

„Die leuze is mij „t o e g e d i c h t" '-' — terwijl ze hem niet is toegedicht;

„in de schoenen geschoiven", terwgl ze hem niet in de schoenen is geschloven?

Hoe kon hij schrijven:

„Ik heb ©r niets mede te maken"?

Niets? ? ?

In Juni 1920 „verheugt" hg zich over di© gedachte, en noemt hij hiet een „uitnemender weg" en in Jan. 1921 heet het bem „toegedicht" en heeft biij er „niets" mede te maken?

Niets?

Als dit geen conflict is tusschen Dir de Moor en de waarheid, dan zijn er nergens ter wereld zulke conflicten en leven wij te midden van enkel waarheidlievende menschen.

Ik moest de „Ster"-lezers hier wel mee lastig vallen

Want de redactie van „De Reformatie" snijdt mij den pas af en schrijft:

„Wij meenen niemand onrecht te doien, wanneer wij hiermede de discussie sluiten."

Reformatie in persmanieren zal dat blad blijkbaar niet brengen.

Kerkelijk diner.

Misschien kon Ds, Huismans dan ook genood worden aan het dinier, waarmee Ds van der Linden een conferentie in Amsterdam-Zuid zou willen besloten zien. Dr de Moor zou er vanzelf worden verwacht. Mogelijk kon men aan nog anderen, die in een of andere polemiek betrokken zijn, een uitnoodiging zenden. Want daarvan hoopt de schrijver in de „Geref. Kierkb." voor 's-Gravenhage ©en algemeene verbroedering. Hij mijmert:

Had nu Dr Geelkerken al zijn recensenten eens op een goeien dag in Amsterdam-Zuid ter conlerentie genoodigd om in een geschikte zaal ee? i saamspreking met hen te hebben, waar van weerszijden de zaak eens besproken werd, de houding tegenover het getuigenis — Dr Geelkerken koos tol titel: „Om het getuigenis"; juister ware geweest; Mijn houding tegenover het getuigenis — nader belicht werd, de bezwaren tegen die houding onder de oogen wierden gezien en broederlijk getoetst, ik twqfel geen oogenbük. of de broederen zouden elkander weldra, gevonden hebben.

Dr Geelkerken zou gezien hebben, dat het waarlijk geen „persoonlijke hatelijkheden" ot „op'zettel^ke verdachtmaking" bij zijn bestrijders geweest Was: Ep, z ij zouden wederkeerig • het bedoelen van Dr G. beter hebben ingezien. De te harde woorden waren teruggenomen en de weg vlak gemaakt, om jJle geschil verre te stellen. En als ze dan eindelijk hadden kunnen aanzitten aan een gezellig dinetje, hadden kunnen genieten van de verkwikkende spijzen en van den begeerlijken drank uil de immer wellende bronnen van Vredelust, ontspringende' aan den voet van een ons allen Welbekenden heuvel, en Mr J. A. Monnik had daarbij een schitterenden toast geslagen op het hem niet onbekende onderwerp: „Wat verdeelt en wat samenbindt", het eerste op~den donkeren achtergrond en dan het laatste in zijn veelzeggende! tegenstelling en in een alles bezielende climax, ik vermoed, dat alle recensenten recht bevredigd Amsterdam-Zuid hadden verlaten, om zelfs tot in Kampen en Zwolle de dankbare gedachte mee te nemen: Einde goed, alles goed.

Persoonlijke ontmoeting doet ongeitwijfeld djikwijls wondeiren.

Geen briefwissieling, geen polemieken, geen debatten, geen telefonische gesprekken' kunnen de plaats van persoonlijke aanraking innemen.

In stee van achter iemands rug om te bedisselen, wat voor hem-van groot belang is, zou het stellig aanbeveling verdienen, w.anneer steeds eerst persoonlijk met hem werd onderhandeld.

Veel misverstand zou voorkomen worden.

Maar dat alles in dien weg kan Wjoilden opgelost is droeve ironie.

Verantwoordjng van Dr Veltenaar.

Bij het diner-plan van Ds, van der Lind^i ziou vanzelf Dr Veltenaar moeten worden uitgeschakeld. Hij is niet een der onzen meer. Zelf doet hij' dat scherp gevoelen, doordat hij' niet in een van onze eigen bladen, maar in „Dergopwaarts" zich verantwoordt. Hij betiilelt zijb. stuk: Controle op de Catechisatie.

Van geachte zijde ontving ik de volgends vraag ter beantwoording: „Is het waar, wat men vertelt, dat u gedurende meer dan een jaar ouderlingbezoek kreeg op uw' catechisaties ter conti'öleering en wering van mogelijke ketterijen? "

Volkomen waarl Maar laat ik de volledige waarheid zeggen.

Toen ik vóór ruim twee jaren van uit een rustig Friesch dorp hier te Veenendaal kwam, en met mijn catechetisch onderwijs een aanvang maakte, bemerkte ik al spoedig, dat bij alle rechtzinnigheid de eerbied voor de plaats, waar de jongelui vergaderden ©n voor het onderwijs, dat gegeven werd, veel te wenschen overliet.

Nu deed zich dat verschijnsel ook in "de andere kerken voor, vooral onder de jongelui van 14-— 17 jaren, fabrieksarbeiders en - arbeidsters, er waren lastige zeeschepen onder. Ik klaagde bij den Kerkeraad, en dat College zeide mij eenige hulp toe. ïoen een paar belhamels waren verwgderd en do orde ten volle was hersteld, bleven de Kerkelaadsleden, ieder op zijn beurt komen.

Er werd verteld, dat zij bleven komen, niet om de orde, maar om hem, die catechiseerde, of hij wel zuiver was in de leer.

Bekend was het, dat ik „Bergopwaarts" las, mij in de tegenwoordige geestesstrooming der Gerefi Kerken moeilijk kon vinden en zonder het in alles eens te zijn met Ds Netelenbos do procedure in Zeeland tegen hem gevoerd, ten sterkste afkeurde, dat ik wel eens glimlachte om „de beginselen".

Een vraag rechtstreeks tot den Kerkeraad gericht, of het bezoek van kerkeraadsloden een control eerend karakter droeg, werd door de broeders bevestigend beantwoord. Nu was er althans klare w^n geschonken.

Over de Schriftproblemen liet ik mij noch op den kansel noch op de Catechisatie uit. Maair Jesaja III had ik eens .„het oudste modejournaal" genoemd, ik had over „den ethischen Calvijn" gesproken, had bij de behandeling van Zondag 21 gezegd, dat tegenwoordig op het Kerkelgk instituut te veel de nadruk wordt gelegd, dat de vormen wisselen, had niet over Afscheiding en Doleantie gesproken, maar legde er den nadmk op' om „een levend lidmaat van Christus te zijn".

Op de daarop volgende Kerkeraadsvergadsring kwamen deze en dergelijke punten geregeld in besprekifig. Een der ouderlingen vatte alle critiek te zamen in het woord: , , onze dominé strijdt niet voor de „geriffermeerde beginsels". Waarop yk antwoord© : „Voor uw , beginsels trek ik het harnas niet aan". Het werd op den duur onhoudbaar. Ik legde mijn ambt neer.

Typisch moet het genoemd, dat hij vlak' onder dit ingezonden stuk een ander plaatst over het beroemde kerkorgel te Maasisluis met een ai'chivarische droogte en kahnite, als war© er niets schokkends gebeurd.

Dr Veltenaar beklaagt zich hier Over den kerkeraad van Veenendaal.

Maar dat hij ooit gepoogd heeft zijn bezWai-en in den berkelijken weg kenbaar te maken', blijkt (niet.

Den kerkelijken weg mijden.

Het is tegenwoordig ©en meer voorkomend verschijnsel.

Maar teviens ©en bewijs van zW^aMe.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 maart 1921

De Reformatie | 8 Pagina's