GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

22 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is Pinkstermaandag, nu ik dit schrijf. Juist heb ik ^ielezen de Pinkstermeditatie in „De Hervorming". Welk een tegenstelling met wat in onze kerken gepredikt werd! Hoe iarm: s toch het moderne evangelie! Vooral op onze vierdagen komt dat zoo schril uit. Men zit er blij'kbaar verlegen mee. Een miodern blad zou stelling' zijn lezers nooit een Gereformeerde meditatie voorleggen. Maar wij durven en willen het omgekeerde wel doen. Boven deze meditatie staat de tefc'st: oen ik een kind was, sprak ik! als een kind, was ik gezind als een kind (1 Cor. 13 : 11).

Moderne Pinkster meditatie..

Toen wi|, menschen nu van middelbaren leeftijd, kinderen walen, behoorde Wet nog bij een behaorlijk-goede opvoeding, dat We naar catechisatie gingen. Bij' een modernen predikant natuurlijk, die dan •wel vaak zóó liberaal was, — misschien uit vrees om voor orthodox aangezien te worden, — dat de Bijbel eigenlijk niet behandeld werd. Bijbelkennis stond in alle geval niet op den voorgrond. De hoofdzaak was Wet vormen der jonge menschenharten, en die op te voeren tot hJet hoogste begrip; van het Ware, h!et Goede en het Schoone.

Het Godsbegrip culmineerde in do woorden, alsj „Hebt uw naasten lief, als U zelven", , .Hebt Uw , vijanden lief", „Doe \^e\ dengenen, die U haten"; en in deze: „Gij kunt niet God dienen en den Mammon", en „Wat baat het u, zoo gij de heele •wereld won, en go leedt schade aan Uw ziel? ”

En toen waren we jong en we geloofden. 'We vroegen niet, en we dachten niet; we geloofden eenvoudig-weg, als kinderen. En met die godsvrucht traden we in Wot leven.

Al aanstonds begon de strijd. Onder nieuwe vrienden en kameraden: „Geloof ii| nog? Wat simpel! Wat groen! Weet jij niet, al die tegenstrijdige teksten in den Bijbel? " En met een ijver, ©en betere zaa.k waardig, werden minderwaardige brochuretjes ïn onze handen geduwd. Ja, (^ai leek allemaal

waar, en voor dom wou je niet doorgaan. Als die B^bel zóó ia elkaar zat..., «n zoo langzaammaar zeker verloren de gulden woorden hun betooverenden glans.

„De naasten liefhebben als U zelv-en". Je moest maar kijken naar den fabrikant, den groot-kapitalist, die uitzuigers, die bloedhonden!

En vóórdat je het wist, .zat je tot over de ooren in het histoilsch-materialiisme, en was je een vurig aanhanger van het socialisme.

De behoefte een ideaal na te streven, zat nog in het jonge bloed. We wilden hiet Schoone voor allen bereikbaar. We vochten voor Rechit en Waarheid. En den naaste liefhebben, dat werd den è, rme liefhebben, den minderbedeelde, den mensch, die in de schaduw leefde. Voor allen was de Zon!

In de praktijk kwam die schoone strijd neer op propaganda-werk in de verkiezingen. De Macht moest veroverd. En 'om het vechten naar een dikkeren boterham. De economische belangen. Want het was een nieuw evangelie geworden, dat de mensch Ihet Hoogere niet bereiken 'kon, zoolang zijn economische positie nog alles' te wenschen overliet.

Geef den mensch te eten, geef hlem' hij die voeding betere sociale verzorging', korter werktijd, een frissche, ruime woning, — en de Nieuwe mensch' is geboren.

Dat meenden we, — en misschien niet allen zóó letterlijk, maar die Idee, dat Ideaal droeg ons over alle moeilijkheden heen.

Verbetering van economische omstandigheden en Jde partij-politiek.

Natuurlijk waren er onder do vooraanstaanden zelf menschen, die de sc'hloojie leuzeii gebruikten ten eigen bate, om vooruit te komen in de wereld; carrière te maken. Maar dat waren de aterlingen, en die moest je in de gaten houden.

Arme, domme, goed-geloovige kinderen, die we waren gebleven I Met ons snipipfertje menschenkennis, dat we haast tegen wil-en-dank wel hadden moéten opdoen, stonden we nog even hulpbehoevend en zwak.

Dat openbaarde ons de Oorlog. .Alles, wat we van onze Idealen verwacht 'hadden, er was geen stofje van over. De Internationale Broederschap, die nabij had geleken, zij was, met één slag vernietigd. Er , was geen spoor meer van te vinden.

Toen kreeg het hlart een groote, diepe wonde.

En toen, na de eerste jaren van verschrikkiag, men trachtte die Broederschap tot nieuw leven te wekken, och arme, toen was-ons geloof dóód. We zagen den weg niet meer, , die — we hadden er zoo vast op, vertrouwd — bergopjwaarts voerde. Stonden we al niet halverwege de hbogte? Maiai plots, met een hevigen schok, Waren we naar beneden teruggeslagen.

Plat op de aarde stonden wc, verder van het begin dan ooit. Tóen kwamen de grijze en de donkere maanden.

Zooals menschen plegen te doen, ze zoeken troost bij elkaar. Maar de een kan den ander niet helpen. En in de diepiste verslagenheid werden de beste gevoelens verslingerd.

Menschenliefdo en broederzin? Larie!

God liefhebben? Was die gedachte op' zichzelf niet een Godslastering? God, die den oorlog niet gekeerd had? ! Het ging van kwaad tot érger. Van moedeloosheid werd het onverschilligheid, en het leven zakte toit het peil van: eten, drinken en jslapen. Ja, werken ook. Als je niet wei'kte, had je nu eenmaal niet te eten. Qus-ook werken. Maar hoe moeizaam gmg 'het, en hoe was alles grauw en zwaar als, lood!

„Plicht", zei men ons. Plicht brengt over de moeilijkheden heen. Dat zei men ons, die niet anders dan met Liefde hadden gewerkt. Dat was juist het ellendige, dat we een sleurleven leidden, en dat ons binnenste schreide om het gemis van het oude en warme Licht. En dan wilden we wel weer gaan, als in onze kinderjaren, op de lichte voeten van Hoop en Jertrouwen, maar onze gang was zwaar geworden, en in onze oogen was de glans gedoofd.

Dan, ja, dan willen we terug naar de gouden Woorden uit het Bijbelboek, maar het is een gesloten boek voor ons. We kennen het niet. We hebben het noodt gekend. Dan kan het zijn, dat we maar. op goed geluk wat bladeren, en onze geest rijgt de echoione gedachten aaneen. Maar de Rede waakt. Ons verstand houdt trouwe wacht, en dat verklaart onaannemelijk, omdat het is al te wonderlijk.

Dan weten we niet, , 0; f het enkel toeval is, dat we in een museum ons juist aangetrokken gevoelen door de sobere Primitieven; dat op een concert de gewijde liederen ons het meest ontroeren; dat we met heiligen schtoom gedenken den Grooten Mensch q^n het Kruis.

Toeval?

Toeval, dat een vriendenhand ons in die dagen stuurt het „Onze Vader" van den jong-gestorvenen Ds Bakker?

Toeval? dat we wel zouden willen bidden, maar niet weten, hoè en wat.

Toeval? dat we een preek hiooren over , , Den verloren Zoon", die te ver van huis was afgedwaald, en die tot zichzelf moest komen, wilde hij den weg naar het Vaderhuis terugvinden. Inkeer tot ons, zelf.

Was. dan al het voorga^-nde verkeerd en vergeetsch?

We twijfelen en we kennen den weg niet terug.

Dan hoeft er maar één mensch op ons psA te komen, die in vollen ernst en in volle overtuiging tot ons zegt: „God laat Zijb kinderen niet los. Heb vertrouwen en probeer kinderlijk te gelooven”.

En in onze groote behoefte naar warmte en licht en liefde, klampen we ons vast aan de hand, die ons tot redding geboden wordt.

Binnen in ons rijzen de vragen, de een na de ander, en het is i; nderdaa.d Oif het hart denkt en niet onze hersenen. Het Wart roert zich, het is wild en onstuimig, het drijft bij golven het bloed omhoog; Ihet wil zich uitstorten en het gevoelt nog beklemming en belemmering.

Dan nemen we het simpele boekje van wijlen Ds Bakker, en we stamelen het „Onze Vader” na.

Dan zegenen we den vriend, die wist wat ons ontbrak, en wat ons hart het meest .van noode had; die de .oude vonk van liefde in ons ontstak; de Liefde, die alle dingen heilig maakt ©n allesi plaatst in een gouden licht; de eeuwige, onvergankel^ke Liefde, die de meeste is.

En opgeheven door .die Liefde, die boven de menschen uitgaat, danken we God.

Pinksteren, het feest van de uitstorting van den Heiligen Geest.

Pinksteren, het feest van de jonge, nieuwe Mei.

Pinksteren, het feest óók van den jongen, wedergeboren mensch.

Werd ler in „D© Hervo, rmi|n; g" een dispuat gebquden over het Paiascjifeest en meende men daar van reohts-moderne zijde zich nauw te Kannen aansluiten bij de O'vergeleverde waiarheid (hoewel het niet anders was dan een vasthouden aan oude tanm'en), o.aï. bovenstaande iiieditaiiie werd bMjkbaar door een reehts-'moderne igeschreven. Hij laat on-^ezioioht zien, hciaveel onvrede er in zijn hart schuilt. Want wel iacht hij zich gielujdiig, dat hij aan het liriks-modemie gevoelen is ontgroeid, maar hoeveel leegte verraadt zijn tegenwoordig godsdienstig leven. De laatste drie ziiasneden zijn er als los op'geplakt.

Hoe sommigen in het rechts-modernisme een toenadering Kunnen zien to't het schriftgeloovig standpunt, blijft een raadsel.

Het Javaansche VolK en de Westersche Cultuur.

Op het Pinksterfeest wenden we vanzelf het oog naar onze Zendingsterreinen. In de a.-r. „Rotterdammer" schreef Dr Van Andel eenige interessante artikelen over het Javaansche volk of liever ovei; de verhouding tasschen Oost en West. Ik zou ze om hun waarde wel in ons blad willen overnemen. Diat jkan echter niet. Ik geef er hier één van. Ofschoon het wat lang is voor deze rubriek, vind ik het Zionde er wat af te knippen.

Hoogst verblijdend voor allen, die Nederlandsch Oost-Indië liefhebben, is het verschijnsel, dat ook Indië deel heeft aan de ontwakuig va; n het Oosten. 'Een rechte vader en een rechte mo; eder begeeren hun kind niet klein en dom en onmondi; g~ te houden, al Mgt in de onzelf^tandi^h'eid en afhankelijkheid van het kind iets zoets' voor het ouderhart. Alleen als. de eigenliefde ovei' de ouderliefde triomfeert, is er bij' de ouders verzet tegen de ontwikkeling der eigen persoonlqkheid, tegen de ontwakende zelfstandjgheid \kn hiet kind. Nederland... als tenminste de liefde het wint van de zelfzucht, verheugt zich. over het wakker worden van de Inlandsche volksziel, over den ontstuimigen drang naar ontwikkeling, al weet het, dat Indië in dien weg der ontwikkeling tot volle mondigheid, tot eigen zelfstandigheid rijpt. Met rassche schreden doorloopt Indië, tenminste een voornaam deel ervan den jeugdleeftijd, den weg van kind tot man. Nederland heeft dat groeiproces te bevorderen, en moge er dankbaar voor zijn.

Vooral op Java en niet het minst onder Jiiet Javaansche volk, dus in 'Midden-en Oost-Java, vertoont zich in vroeger nooit gekende mate dit 'streven naar ontwikkelmg. De drang naar kennis' heeft een groot deel van h'et volk aangegrepen, tot zelfs de Idnderen toe. Niet alleen de ouders zoeken met volle toewijding onderwijte voor hun kinderen, getroosten zich groote geldelijke offers, besteden er.soms meer dan de helft van hun matig inkomen aan. Maar ook de kinderen zelf toonen een ernstigen wil tot studie, een leergiöiigheid, die ons, Westerlingen, verbaast en ... beschaamt. Javaansche kinderen van-tien en elf jaar, die gedurende het vrije kwartier in het schloollokaal blijven doorwerken, .wier ernstige zucht naar kennis het kinderlijk verlangen naai' spel overwint, zijn geen zeldzaamheid. Waarlijk, zulk een volk zal vooruitkomen in de wereld en het heeft op dien vooruitgang recht.

Dat de Javanen die ontwikkeling grootendeels! in Westersche richting zoeken, kan van groote beteekenis zijn voor een blijvend-goede verhouding tusSchen Javanen en Hollanders. .Het opent een mogelijkheid om den uitwendigen band van - vreemde loverheerschüng te vervangen door een inneriijken band van geestesgemeenschap. Het uitwendig Nederlandsch gezag, watoan de Javanen oip den duur zullen ontgroeien, '^ (het zou .nutteloosi en schadelijk zijn, voor deze levenswet van hiet volksbestaan de oogen te sluiten), dit uitwendig gezag zal kunnen overg3, an in eensgezindheid samenleven, gegrond op innerlijike saamhoorigheid. De eenheid van Nederland en Indië^ thans een staatkundige eenheid, gebaseerd op'" gezaig en overmacht, op recht en dwang, die eenheid zal alleen blgvend kunnen bestaan, als zij' zal worden een geestelijk-nationale eenheid, van beide zijden gedragen door gelijke geestelijke en zedelijke overtuigingen. Professor Hurgronje schreef in zijn boek „Nederland en de Islam"'.• „Wil de eenheid tegen de stormen van den tijd bestand blijken, dan moet nu de mateiiëele inlijving door de geestelijke gevolgd Worden”.

Onze dagen bieden de mogelijkheid, om het eenigö fundament te leggen, waarop een blijvende eenheid tusschen Nederland en Indië zal kunnen gebouwd worden. Het ware kortzichtig en zou ook getuigen van weinig ; liefde en dankbaarheid jegens Indië, indien Nederland deze gelegenheid ongebruikt zou laten voorbijgaan. Professor Snouck Hurgronje 'schreef: „Hetgeen andere koloniale mogendheden met veel moeite aan hare onderdanen trachten op te dringen: eene Qpjvoeding, die hen geschikt maakt om op hunne wijze h'et leven hunner overheerschers mee te leven, dat wordt van ons op, Java en in een deel der Buitenbezittingen door de inheemschë bevolking afgesmeekt. Zou het niet eene onuitwisbare schande zijfo vK»or ons koloniaal bestuur, indien wij die geestelijke goudmijn lieten liggen, zooals een concessionaris zonder kapitaal, die zijh zaakje schijnbaar aan den gang hioudt, totdat een energiek s-yndicaat het .van hem komt overnemen? ”

De groote. vraag is nu, hoe breed het fundament moet zijn om er die geestelijke eenheid tusischen beide volken op te bouwen; of met andere woorden, in welke opzichten er geestesgemeenschaj)| moet zijn om te kunnen spreken van een „geestelijke inlijving" van Java bij Nederland; - wtelke factoren onmisbaar zijn om in de Javaansche volksziel die eenheid met ons tot stand te brengen. i

Wie een antwoord zoekt opi die allesbeheer-'schende vraag, dient zich' tekenschap t& geven van de wenschen en verlangens, die leVen ondör de Javanen, die naar Westersche ontwikkeling strevan. En in dit artikel willen - wij nagaan, hoever de onderscheiden idealen & ër Javanen in dit opzicht gaan.

Als wij denken aan de vele Javanen, die zich de Westersche cultuur - willen eigen maken, moeten wij ons wachten voor .ijdele illusies'. Wij moeten ons' niet vleien met de gedachte, dat die Javanen Welbe-wust streven naar een blijvende geestelijke aansluiting aan Nederland. Hoogstens is' dit het geval bij de kleine groepi, van Christen-Javanen. Maar bij de andeïen geldt ajs regel, dat zij naar •Westersche ontwikkeling streven met ^en juist tegenovergesteld doel. Niet een blijvende band aan de Hollanders, maar het loskomen van hen is' het ideaal. .Westersche ontwikkeling wordt gezocht als een doeltreffend middel tot het bereiken van politieke onafhankelijkheid. De vooraanstaande Javainen willen de gelijken van de Hollanders worden in geestesontwikkeling, niet om met de Hollanders nauwer in contact te bomen, m'aar om hen te kunnen missen, om izelf het Holland'sch element geheel te kunnen vervangen in het staatkundige en in het maatschappelijke leven.

Daarover moeten wij ons niet verwonderen en ons ook niet bedroeven. Wij moeten inzien, dat het de natuurlijkste iziaak ter wereld is, dat het vanizelf spreekt en niet anders kan. Er zo'u in de Javaansche volks, ziel tgeen wezenlijke kracht sch'uilen, als de volkskracht zich niet heenbewoog naar het ideaal - van politieke en miaatschappelijke onafhankelijkheid. Het juk der vreemde overheersching kwijt te raken en de overmiacht van het buitenlandsch kapitaal üit izijn maatschappelijk leven te bannen, moet het ideaal , zijn van een ontwakend volksbewustzijn. En als wijl, Holliandersi, denken aan onze eigen historie, aan onze glorierijke worsteling om vrijheid, dan kunnen wij niet anders dan het vrijheidsideaal der Javanen eerbiedigen en zelfs toejuichen. Natuurlijk juichen wij niet de buitensporigheden toe, waarboe een ongebonden vrijheidsdrang sommigen verleidt. Maar dit onrecht v^an sommigen heft niet op het goed recht van veler vrijheidsverlangen. In dezen tijd, nu de band aan Holland een band van politieke onderworpenheid is, kan het niet anders en mag het op straffe van , zelfwegcijfering niet anders, of de Javanen moeten baken naar het losraken van dien band.

Wij kunnen alleen de hoop koesteren, dat in tateren tijd een meer algemeene en nauwe geestesgemeenschap tusschen de Javanen en de Hollanders izal ontstaan; en dat in di#i tijd de Javanen de eenheid met Nederland, niet een giezagseenheid, maar een geesteseenheid, op prijs .zullen sitellen. Laat ons echter niet trachten in dezen tijd den Javanen een ideaal op te dringen, dat zij in de legenwoordige omstandigheden onmogelijk kunnen koesteren. Laat ons niet trachten van buitenaf aan te brenigen, wat naar .zijn aard alleen kan voortkomen Uit innerlijken draug, uit eigen aandrift. Geestelijke eenheid uit kracht van geestelijke gemeenschap kan nooit het ideaal zijn, zoolang die geestelijke gemeenschap nog niet bes'taat. Men plukt nog geen vruchten van een boom, dien men pas bezig is te planten. Daarom is het verHaarbaar, dat dit ideaal nog vrijwel alleen in de kringen der Javaansche Christenen leeft. De gemeenschap des geloofs bindt hen met de belijdende Hollandsche Christenen als broeders samen, en door den vriendschappelijken omgang voelen .zij , zich met die Hollanders één. En al .zal ook onder hen het verlangen naar staatkundige vrijheid leven, .z.ij kunnen zich toch voorstellen, dat als de band van heerscher en onderworpene lo.sge'maakt aal zijn, er een band bestaan kan van geestelijken aard, die Javanen en 'Hollanders in vrede en vriendschap krachtig en innig samenbinden zal.

Onder de "Javanen, die naar Westersche Cultuur streven, .zijn verschillende stroomingen te onderscheiden. Niet allen gaan in hun verlangen even ver.

Het is duidelijk en ook begrijpelijk, dat de ontwikkelde Christen-Javanen in dit streven het verst gaan. Zij rekenen ook den godsdienst, den Christelijken godsdienst, onder de door het Westen aange-• boden gaven der cultuur. Zij .zoeken aansluiting over heel de linie en willen het Westersche geestesleven aanvaarden mét den godsdienst, waarmee het in verband sta, at. De Chris ten-Javanen vormen echter slechts een kleine volksgroep van ongeveer dertig duizend. In de laatste jaren gaat de groei van de Inlandsche Kerk wel snfiller dan vroeger; ook zijn er teekenen, die wijzen op een komende grootere Uitbreiding. Maar wie aijn verwachtingen berekent naar de voorhanden statistische gegevens, kan toch niet vei'vvachten, dat de meerderheid of zelfs maar een sterke minderheid van het Javaansche volk in ona£zienba, ren tijd den Christelijken godsdienst aannemen .zial.

Een grooter aantal Javanen .zoekt de Europeesche

ontwikkelinigi de igeestesvoirming, naar Wèstersch model, .zonder tegelijk den Christelijken godsdienst te begeeren. Men laat den godsdienst daarbij buiten besch0uwinig„ of men wil naast die Westersche ontwikkeling izijn eigen omden godsdienst handhaven.

Een ander groot deel, vooral in de Vorstenlanden, in Solo en Djokja, aoekt opzettelijk slechts een bepaald deel der Westersche cultnur, namelijk alleen de louter-verstandelijke kennis. Voor de hoogere kennis en voor de zedelijke beseffen grijpt men terug naar de oud-Jiavaansche, vooral naar de Hindoecultuur. Dit streven kwam tot krachtigie uiting in het te Solo in 1918 gehouden en uitnemend geslaagde, Oultmir-congres. Van Soendaneeschen kant protesteerde men tegen dit streven als on-Mohammedaansoh; tegen den wajang, het oud-Javaanscli tooneelspel, dat op het congres werd ve'rheerlijkt, keerde zich het protest uit West-Java.

Wellicht is er onder de Javanen een richting aan het opkomen, die poogt het Islamietisch geloof en de Westersche wetenschap te verzoenen, aan elkaar te huwen, beide saam te smelten tot één geheel. Maar deze richting, indien , ze bestaat, teekent .zich voor mij op dit oogenblik nog niet zóó - duidelijk al, dait ik haar .zou kunnen bespreken.

Die worsteling van idealen onder het Javaansche volk is voor de toekomstige positie van Nederland in het Oosten van ho-og belang. Welk ideaal .zal verwezenlijkt worden? Welk ideaal kan verwezenlijkt worden? En hoe hebben wij, Hollanders, tegenover die idealen te staan? Welk streven hebben wij te bevorderen, tot de bereiking van welk ideaal mede te werken?

Indeitijd deelden we mede, dat Dr Van Andel, wiens naam onder de medewerkers in den koip van ons blad prijtt, ons op eeniige artikelen over de zending zou verrassen. Tot onzen spijt kwam^ Mj totnogtoe zijn belofte niet na. Wat wij hier uit ©en ander blad van hem aanhaalden, doet verlangen, dat hij vóór [hij naar Indië teruggaai, zijn speoialiteiten-oordeel ook in onze kolommen doet hoioren. Ik Avek bij deze onze lezers, die met hem in persoonlijke aanraking komen, op, sterken aandrang lOip ïharn uit te oefenen.

Het vliegend evangelie.

Tot de ziendin'gsmiddelen moet tegenwoordig ook de auto igerekend. Zoover hebben onze predikanten het noig niet 'gebraclit. Maar hier zijn enkelen toch reeds in het stadium van de motorfiets aangeland-Ja, één heeft volgens de „N. Rott. Crt" reeds de Amerikaansche en Indische Ihoogte bereikt. Aan dit ^ blad werd 'gesohreven:

Vóór eenigen tijd heeft dr de Vrijer in üet orgaan van den Predikantenbond bij' de bespreking van mogelijke combinaties van kleine gemeenten de aandacht gevestigd op bet gebruik van de moitorfiets ter bestrijding van gnoote afstanden. Inderdaad zijn reeds in ons land onderscheidene predikanten motorrijders. In Amerika, waar alles groot is, dus ook de afstanden, is het gewoonte, dat een kerkelijke gemeente haar p.redikant een auto in bruikleen geeft voor den pastoralen arbeid.

Hoe conservatief men in ons vaderland ook dikwijls op kerkelijk gebied moge zijn, toch is er reeds een kerkvooigdij eener Herv. gemeente in Friesland, die, het Amerikaanschi' vooirbeeld volgend, haar predikant een a, uto heeft versohaft voor kerkelgke doeleinden.

Interessant is het na te gaan, hoe de spraakmakende gemeente *oip deze verschijnselen reageert. Voor eenigen tijd hoorde ik reeds in Friesland zulk een motorrijdende dominé minder eerbiedig betitelen als , , het vliegend evangelie". Soortgelijke uitdrukking vonden we ook in „Het Kerkblad voor Haarlem enz.". Ds Datema deelt daarin zijn vriend Sufrides mede:

Maar, in de Haarlemmermeer is een do.miné, bekend als de vliegende evangelist. Ds n.l. houdt er een motorfiets op na en gaat met razende snelheid langs de rechte Meerwegen, om te doen het werk van een evangelist. Genoemde broeder was mijn collega in de visitatie, en was er motorisch gekomen. Wat zat er nu anders op, dan dat ik 'maar gauw op zijn duiozadel ging zitten en vlug door den wind vloog om tijdig aan den Sloterweg ons werk te kunnen verrichten? Hoe het zij .— ver voor het bepaalde uur waren wij ter bestemder plaatse, en hadden zelfs het genoegen, eerst nog een gedeelte van een trouwbeurt' bij te wo.nen, waarin de pastor der gemeente O'p waardige en vaderlijke wijze de jeugdige lieden aan elkander verbond en opdroeg aan den God aller genade. Die onzen weg voorspoedig kan maken en Wiens goedheid in noo.d en dood voor al Zijn volk en onder alle onfstandigheden .oneindig groot is. Zoo zie je dus, Sufridus, dat wij in de visitatie der kerken metterdaad de .zuinigheid hebben betracht en dat ook thans het spreekwoord geldt:

Tempora mutantur, et nos in illis = De tijden veranderen, en wij met hen.

De naam doet hier niet ter 'zake en ik heb er die'n maar uitgelaten. Anders mocht deze predikant dien bijnaam eens behouden, wanneer zij'n voorbeeld reeds door zijn meeste confraters wordt gevolgd.

Want wie durft te proifeteeren, dat die' tijd niet komen zal?

De brochure van Dr. Visscher.

Maar wat ook veranderen bet Woord Gods blijft. En als Prof. Visscher in zijn brochure dan beweert, dat wij, Gereformeerden, ten opzichte van het Wo'ord veranderen en voor een deel de oude belijdenis ontrouw zijn geworden, kan de bestrijding niet uitblijven.

Ds Rullmann recenseert in de „Utrechtsohe Kerkbode" het igesdhrift van Prof. V. aldus:

Dit vlugschrift streeft aijn doel voorbiji, omdat de schrijver het onderscheid niet in het oog houdt tusschen Schriftkritiek en Tekstkritiek. Na wat onze Kerkbode van 26 Februari 1.1. diermiangaande reeds te lezen gaf, lijkt het ons overbodig nog nader op de kwestie in te gaan.

Alleen vestigen we er de aandacht op, dat volgens Prof. Visscher, Prof. H. H. Kuyper izich schuldig maakte aan een handelwijs, die door Prof. Kuypers vader .zeer ernstig is gegispt.

’t Curieuze van 't geval is echter, dat Prof. H. H. Kuyper als een-rechtgeaarde aoon van zijn vader, slechts herhaald heeft wat wijlen Dr A. Kuyper Sr. al reeds vroeger geschreven had.

Letterlijk toch lezen we in „Uit het Woord", 2e Serie, deel I, blz. 201: De vraag of Marcus 16:9—16 in de Schrift hoort dan wel een inschuifsel is van mensohelijken oorsprongi blijft nog steeds de deskundigen, oo-k onder de vereerders der Heilige Schrift, verdeelen.”

Maar niemand heeft er ooit aan g: edacht de.ze uitlating tegen den schrijver Uit te spelen.

Of ja, toch wel. Het was de Vereeniging „De Dageraad", die dit deed in een brochure: „Tegenstrijdige Teksten in den Bijbel", met een vo.oirrede van het Bestuur en een nasclirift aan Dr A. Kuyper. Uitgegeven doo-r de Vereeniging „De Dageraiad", 6e drulc, 1909.

In .dit gezelschap der Dageraadsmannen nu ook Prof. Visscher te vinden, doet pijnlijk, aan.

Et tu. Brute.

K. in de „Zeeuwsdhe Kerkbode" is minder vriendelijk .en zegt:

Aan hen, die de brochuie van Dr Visscher contra Dr H. H. Kuyper: „Heilig Evangelie of Pseudo-Schrift" lazen of lezen, zou ik gaarne in gedachten brengen het welbekende spreekwoord: „Als de vos de passie preekt ... boer! pas op je kippen!”

Instructie va n den Bondsdirecteur

Zoo zitten we dan weer op eens midden in de kwesties. Een kerkelijk leven zo-nder „kwesties" is nu 'eenmaal niet denkbaar. De kerk dezer bedeelüig zal immer leen in hoofdzaak strijdend karakter blijven dragen. En die strijd zal niet alleen naar buiten gevoerd moeten v/orden, maar o-ok naar binnen. iGelukkig, dat hij daar ee'n , geheel andere geaardheid hee'ft. Worde het hier nooit vergeten: dat de broederlijke liefde blij vel .

Ee'U der kwesties, die no'g altijd hangende zijn, is die Yan de piositie van den directeur van den Ned. Bond van JonigeiingsveTeenigingen op Geref. grondslag.

De ho'ofdzaak in dit geding is, of het directeurschap vóór .alles '©en geestelijke zijde heeft.

Voor 'eenigen tijd' publiceerden wij' den benoemingsbrief van D'S Vo-nkenberg.

Thans willen we uit het „Gereformeerd Jongelittgsblad" O'Cfc .afdrulcken de instructie, welke op' 30 Maart 1921 werd vastgesteld en waaraan de di, recteur zich .onderwoirpen heeft.

Artikel 1. De verantwoordelijkheid voor de geestelijke leiding berust bij den bondsdirecteur.

Artikel 2. Tot de taak van den B.o.ndsdirecteür behoort daarom o.m.

a. de redactie van het orgtan;

b. de verzorging der leidraden, welke in boiekformaat verschijnen: Gewijde geschiedenis, Geloofsleer, Kerkgeschiedenis, Kerkenordening, Zending, A.-R. beginselen. Maatschappelijke Onderwerpen, Letterlmnde; bij welke verzorging de grondslag van den Bond maatstaf is;

c. het bieden van individueel en geestelijken ste'un aan jongelingen, lOok als dj tijdelijk in militairen idienst vertoeven;

d. het bemiddelend optreden in m-oeUijkheden tusschen kerkeraad en vereeniging, wanneer dat van beide izijden wordt verlangd;

e. het verteg: enwio'0'rdigen van den Bond bij de kerken; :

f. dé adviezendienst voor het Vereenigingsleven;

g. de veiizorging van een bondsbibliotheek en archief; i

h. de dagelijksche leiding van het bureaiupersoneel.

Hoerdoor is voorzekte: r de laatste zweem van twijfel wel opgeheven.

Het directeurschap van den Bond is blijkens deze instructie niet minder „geestelijk" dan de taak der geestelijke verzorgers, die aan , onze sticbtingen van barmhartigheid verbonden zijn en in ieder geval veel „geestelijker" dan die van den legerpredikant.

Moge deze kwestie daarom spoedig haar billijke oplossing verkrijgen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1921

De Reformatie | 8 Pagina's