GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

32 minuten leestijd Arcering uitzetten

Prof, Bavinok †

Verschillende bladen geven een levensoverzioht .van prol. Bavinck. 'Waar velen dit Bavjnck-nu.mmer zullen bewaren, meen ik hun een dienst te bewijzen dit hier over te hemen. Ik ontleen he: L aan „De Staindaard":

In het bestek van een dagbladartikel dit leven te schetsen in .zijne volle breedte en diepte, in zijn •worsteling voor on.ae beginselen, in wat groots en goeds bet tot stand gebracht heeft en wat daarin aan igieestelijke schatten ons door God geschonken werd, is niet mogelijk; daarvoor is het te rijk geweest aan arbeid voor heel ons volk op breed terrein.

Jeugd en studietijd.

De levensloop van dezen grooten zoon der Scheidinig ving aan te Hoogeveen 13 Dec. 1854, waar zijn vader. Ds J. Bavinck, toen predikant was. Later vertrok deze naar 'Bunschoten en nog weer later naar Almkerk in Noordbrabant. Hier ontving de jonge Bavinck onderwijs op het instituut van den heer Hasselman. Later bezocht hij het gymnasium in Zwolle en na dit te hebben afgeloopen, ging hij een jaar naai-de Tlieol. school te Kampen, waar zijn vader predikant was geworden. Maar do jonge man van wijsgeerigen aanleg begeerde andere vorming en zoo ging hij in 1874 naar Leiden, naar de oude, beroemde Alma Mater, Om daar Theologie-te studeeren onder de beroemde professoren Schol ten en Keunen. Het was nog in den tijd dat Opzoomer zijn heerschersstaf zwaaide over de-geesten van jong Nederland. In kerk en wetenschap had het modernisme nog bijna alles te zeggen. Doch de jonge Bavinck mo-cht er later met ootmoed en dank aan God in roemen, dat te midden van den wervelstorm der meening'en en •der stelsels het geloof hem niet ontrukt was. Hij voltooide zijne studiën in vijf jaren en behaalde in 1880 duni laude den dootorolen graad in de Godgeleerdheid met eene dissertatie over „De Ethiek van Ulrich vingli".

Op wetenschappelijk terrein.

Zeer kort na zijne promotie werd Dr B. aangeboden het hoogleeraarsambt aan de Vrije 'Universiteit, welk aanbod hij toen evenwel van de hand wees. Na een jaar predikant te Franeker te zijn geweest, werd hij in 1882 met de predikanten L. Lindeboom en "D. K. 'Wielengia door de Synode der Chr. Geref. Kerk van Zwolle benoemd tot hoogleeraar aan de Theol. school., te Kampen, van welk drietal Prof. Lindeboom ons nog, gebleven is.

Op 10 Jan. '83 trad de jioaige hoogïeeraiar in het ambt met een rede over „de wetenscha, p en de H. Godgeleerdheid", waarmede hij reeds aanstonds van Geref. zijde lof oogstte om den fijnen gedachtengang, het wetenschappelijk doordacht en wegbanend karakter dezer studie.

De dogmatiek kreeg Prof. Bavinck als hoofdvak te •ondierwijzen.

In 1889 werd Prof. Bavinck voor de tweede maal benoemd tot hoogleeraar aan de V. U., maar zijn bedanken werd toen door Dr Kuyper in de , , Heraut" gebillijkt. Eindelijk bad in 1902 de overplaatsing naar de Vrije Universiteit plaats. De voorafgaande '. jaren waren tijden van spa, nning en wrijving geweest over de opleidingskwestie. Na rijp beraad, iziooals blijkt uit zijne brochure „Blijven of heengaan", nam hij de benoeming aan en op 17 Dec. 1902 weerklonk in den wetenschappelijken kring der V. U. zijn rede over „Godsdiensit en Godgeleerdheid".

Prof. B. behield ook thans de Dogmatiek als hoofdvak. Hierover gaf hij reeds in de Kamperperiode uit zijn standaardwerk in vier deelen van pl.m. 600 bladizijden elk. De eerste uitgave van dit werk werd voltooid in 1895—1900, de tweede, herziene en vermeerderde druk verscheen in de jai-en 1906—1911 en nu, voor enkele jaren een •derde, onveranderde uitgave. Met deze Dogmatiek werden de Geref. Kerken zeer verrijkt, haar invloed . bevestigitl, een schat van studie-materiaal ter beschikking gesteld en een machtige stoot gegeven tot de handhiavinig van ons goed en deugdelijk recht ook 'Oip het gebied der wetenschap.

Bijjzonder talrijk zijn de werken, welke reeds in den loop der Kamper-jaren van zijn hand verschenen, en die met z.ijn do'gimatiek hem als een wetenschappelijk grootmeester deden kennen, als 'n uitnemend philosoof, die den diepgiang ook der ingewikkelde philosophische systemen vermocht te peilen, die de grondbeginselen die den nieuwen aan den ouden tijd verbinden, wist op te speuren . e^n een critiek wist te leveren welke in haar degelijkheid de meesterhand verried.

Ondanks izijn gj-oote geleerdheid en zijn zeldzame breedheid van blik, toonde Prof. B. zich en bleef ' hij in al izijti werken een kalm en bezadigd man, die niet eenzijdig was, nooit scherp oordeelde en toch de principieele tegenstellingen nimmer' tiit het oog verloor. Buitengewoon groot en door weinigen overtroffen was ook zijn 'Bijt)elkennisi, verbazende belezenheid toonde hij in de Ftansche, Engelsohe, Düitsche, Anierikaansche ea Eoillandsc-ihe wetenschappelijke litteratiu^ui-. Een Leidsch hoogleeraar heeft eens van hem verklaard^ dat hij op 't oogenblik de (grootste theoloog van Nederland was. Vooral in zijn Dogmatiek toonde Prof. Bavinck .zich in zijn volle kracht. Dit schier onoverizdenbaar terrein van zijn speciaal studie overzag hij metterdaad, daarin was hij door en door thuis en met een litteratuur-kennis toogerast die verbluffend is.

Van de werken die naast izijn standaardwerk in Kampen van zijne hand 'het licht zagen, noemen we: „De Katholiciteit van Christendom en Kerk", „De algemieene genade", „het Doctorenajmbt", , , de Theologie van Prof. de la Saüissaye", „de 'Welsprekendheid", „Beginselen der Psychologie", „Ouders of getuigen", „Schepping of ontwikkeling", „De offerande des lofs", „De zekerheid des geloofs" en enkele brochures in , , zake de kerkelijke beroeringen van die dagen.

'Met vele wetenschappelijke werken had hij dus reeds onze litteratuiur verrijkt toen de overgang plaats had niaar de V. U., om dazie, t^egerujst met izijn gTooten schat van kennis^ te steunen in haar •wiorsteling en positiestelling tegenover een wetenschap die met God niet rekent, ' en sedert legden weer een iiieuw_ groot aantal geschriften, brochures en tijdschriftartikelen met grootere wecken getuigenis a£ van zijn schier ongeëvenaarde werltkracht, van het werkzaam blijven van dezen fijnen geest met de groote levensproblemen. Achtereenvolgens verschenen „Hedendaagische Moraal", „Roeping en Wedergeboorte", „Chr. "Wetenschap", „Chr. 'Wereldbeschouwing", „Paedagogische beginselen", „Geleerdheid en 'Wetenschap", „Bildordijk ate denker en 'dichter", „Magnalia Dei", „het Christelijk huisgezin".

Als Redenaar.

In 1908 ging Prof. B. naar Amerika, om er zijn lezingen te Princeton te houden, zijne oude vrienden - er weer o'{) te zoeken en Amerika nog beter te leeren kennen dan het hem zestien jaren geleden mogelijk was. Deze Stone-lezingen verschenen in het licht in zijn beroemd werk , , Wijsbegeerte der Openbaring". Velen herinneren zich nog zijn , lezingen hier gehouden over Amerika, waarbij de opwekkingsmeetiugs met haar licht-en schaduwizijden treffend werden voor oogen geschilderd. Prof. B. was een der beste redenaars van ons land en vooral bij ons volk om zijn welsprekendheid geëerd. Hij was bij verschillende gewiditige gedenkdagen de feestredenaar, die de geschiedenis kon doen spreken met een diepte van blik en klaarheid van voorstelling: als maar weinigen 't vermogen.

Wijlen Ds Gispen schreef eens van Dr Bavinck's welsprekendheid: „Wat in Prof. B. zoo onbeschrijfelijk boeit en aantvpkt ia flf> opnvondigheid, de klaarheid, de juiste bepaling der begrippen, de logische gang in zijn betoog. Zijn stijl is niet bruisend als de opgezweepte golven der zee, maar effen, klaar, doorzichtig, meer gelijkend op een zacht vloeienden siroom, waarop de gedachten als spelevaren. Want hij heeft zijn onderwerp doorzien in grond en omvang, en kan er daarom zoo gemakkelijk en voor anderen verstaanbaar over spreken. Ook •als hij improviseert, is hetgeen hij op liifel zet, niet alleen wa, rm, maar ook gaar".

Zijn bete eken is voor het onderwijs.

Al zeer 'onvolledig zou deze biographie zijn, wanneer niet genoemd werd zijn voorlichtende arbeid op onderwijsgebied, waardoor hij in regeeringskringen de aangewezen man werd voor het voo-rzitterschap van den Onderwijsraad. Enkele'Van zijn studiën vo'or het onderwijs en voor onze Chr. onderwijizers van belang hebben we boven reeds gereleveerd, en Z'Oo zijn er artikelen in het Paedagogisch tijdschrift voor het Chi". onderwijs over „Kinderstudie", artikelen in het orgaan van het Geref. Sch'oolverband over „Bijbelsche en Religieuse Psychologie" te nO'emen, die bewijzen hoe deze universeele geest doordrongen was van de groote beteekenis, welke voor onze onderwijzers gelegen is in de bestudeering der PaedagO'giek. Hoe is niet zijne afwezigihe'id gevoeld op het 2e Nat. Chr. Schooloongres, en daar verdere leiding van hem verwacht, in aansluiting aan zijn heldere uiteenzetting van het verband tusschen de verschillende richtingen op pae'daigogisch gebied op bet Ie congres. De Paedagogiek verliest veel in Prof. Bavinck voor haar 'O'pb-ouwing en vei-sterking van haar kennis. Hij had 'Ook 'op dit terrein een ruim en diep inzicht, en wa, s een groote steun vO'Or het streven om de paeda, gogiek .als wetenschap op den grondslag der Chr. beginselen te leeren beoefenen en dienstbaar te maken voor het Chr. onderwijs. Bij den komenden strijd tussscben het Chr. opvoedingsideaal en dat van de moderne wereldbescliouwing zal zijn principieele voorlichting gemist-worden.

Op staatkundig erf.

In Sept. 1911 werd Prof. Bavinck door de Prov. Staten van Z.-Holland gek'ozen tot lid van de Eerste •Kamer der Staten-Genenaal, en zijn woord in het Parlement gesproken, vroeg O'ok da, ar naar vorm en inhoud de aandacht. Aan het politieke leven nam Prof. B. reeds eerder actief deel door eerst als assessor en daarna als voorzitter van het Centraal Comité van Antirevolutionaire Kiesvereenigingen op te' treden in de dagen van het ministerie-Kuyper.

Zijn breede blik overzag het gansche veld van het maatschappelijk en geestelijk leven. Aan het Congres van Gereform. Evangelisatie gaf hij in 1913 mede beteekenis door in een der hO'Ofdreferaten het begrip van het Evangelisatie-werk nader te bepalen. Zoo voortarbeidend-tot verdieping' van den geestelijken izin van ons volk gaf dit helder denkend hoofd telkens nieuwe vruchten; we denken hierbij aan zijn „De O'pvoeding der rijpare jeugd", aan nieuwere wetenschappelijke geschriften, aan .„Modernisme en OrthO'doxie", „het Chiistendo'iu", zijn referaat over het „Onbewuste", „Handleiding bij het onderwijs in den Chr. godsdienst", , , Het probleem van den 'O'orlog", , , De overwinning der ziel", „De vrouw in de hedendaagsche maatschappij", „De navolging van Christus en het moderne leven", „De lopvoeding der vrouw", „De beroepsarbeid der gehuwde vrouw", „Christendom, oorlog en volkenbond", „Hervorming en ons natio'Uale leven" en „de Nieuwe opvoeding" en .zoovele andere voortreffelijke studies tot verrijking van de kennis va.n ons volk en van de Geref. wetenschap.

H. M. de Koningin benoemde Prof. B. tot rid-., der in de' oïde van den Ned. Leeuw. Afgezien van zijn lid-zijn van vele genootschappen (b.v. de Mij. van Ned. Letterkunde te Leiden), werd hij, evenals zijn studievriend en medestrijder, de helaas zoo vroeg gestorven Prof. Bakhuis Roozeboom, en met wijlen Prof. Woltjtfr Sr., uit onze kringen opgenomen in den kleinen kring van uitverkorenen op het gebied der wetenschap: de Koninklijke Academie van Wetenschappen, in wier verslagen en mededeelingen van zijn hand verschenen „Psychologie dor Religie" en „Ethiek en Politiek".

Hetzelfde nurnmer van „De Standaard" gaf de volgende driestar:

Binnen één jaar, nadat God Dir Kuyper tot zich nam, - 'Ontviel ons ook de man, die hem in wetenschap en denkkracht het naaste stond, Prof. Dr H. Bavinck.

Reeds op de Synode van Leeuwarden zonk zijn kracht in, en wie hem in de laatste jaren gadegeslagen had, besefte aanstonds, dat hij nooit meer in zijn loude kracht onder ons zou opstaan.

Nu ging hij Van ons^ heen, en wij voelen diep, hoe groot het verlies is, dat wij' door zijn verscheiden andermaal dragen moeten.

Bavinck was een gansch ander man als Kuyper was. Hij was niet en begeerde niet te zijn de man van den aanval, do strijder, de voo^i-vechter. Hij was geleerde, meëi nog dan Kuyper man van wetenschap.

Daarbij Was hij een redenaar zO'Oals weinigen. Zelden is er in ons midden een man opgestaan, die in zoo correcten, in zoo zekeren vorm den rijkdom zijner gedachten vermocht uit te stallen. Helder en klaar als zuiver .kristal waren de prodikatiën en do Redevoeringen, die - hij ons volk te genieten gaf.

Veel minder dan Kuyper was' hij man van de politiek. Een oogenblik heeft hij, in de periode van 1901 tot 1905, de leiding onzer partij als voorzitter van het Centraal Comité op zich genomen. Maar in het strijdperk dor Staatkunde wenschte hij toch' nimmer een irol van beteekenis te spelen.

Hij was 'vóór alles theoloog. Maar dat dan ook in den brcedsten zin van het woord. Hij kende niet alleen do Gereformeerde dogmatiek zooals geen ander, maair bovendien zou er in ons land bezwaarlijk iemand aan "te wijzen zijln, die zoo doorkneed was in .de historie der philosophic als Bavinck. Daarbij heeft hij jaren lang ons volk voorgelicht op het gebied der paedago-giek en zich in allerlei functies voor ons Christelijk onderwijs in al' zijin vertakkingen zeer verdienstelijk gemaakt.

In de Eerste Kamer was hij een man van hoog gezag. Zijn adviezen werden met ongekende aandacht beluisterd.

Voor ons Calvinistisch volk was hij een man Gods, geroepen om ons voor te lichten en over tal van vraagstukken het licht des Bijbels te verspreiden.

Ons volk had hem lief, en thet bleef hem liefhebben, ook al deed hij 'een enkele maal een stap', dien hel niet geheel verstond of begreep.

In liefde zal hij O'Ok in de toekomst doo'r ons worden gedacht.

Zwaar woirden wij beproefd, nu zulke groote mannen voor altijd van ons gingen. Maar hunne werken, ook Bavinck's werken, blijven onder ons leven.

Hij mocht niet zoo hoogcn ouderdom als Kuyper bereiken. Zoo gaarne hadden wij hem nog behouden. Aan zijn wij'sheid en kennis hadden wij zoo groote behoefte.

Maar wij buigen .ons voor Gods bestel. Zij'n doen is enkel Maejsteit.

Kuyper s.tierf weg en Bavinck ontviel onsi. Zij waren beiden, hoe hoog ook begaafd, zondige menschen, die alleen door genade konden doen, wat zij deden. Maar al moesten we hen verliezen, wij weten het, dat het WO'O'rd des Heeren, dat zij ons op ZOO heerlijke "vvdj'ze hebben verklaard, blijft in der eeuwigheid.

Daarom zijn wijl, ook bijl dit doodsbed, gerust en kunnen wij hij de droefheid, die ons hart vervult, toch in oprechtheid, dankbaar zijn voor ^het vele, dat God in Bavinck ons gaf, sn het 'Soli Deo Gloria op de lippen nemen.

Prol. Geesink vangt zijn. fijne schets in „De Heraut" aldus aan:

Van de Leeuwarder-Synode, die hij als adviseur diende, was hij in Augustus ongesteld naar huis gekomen.

Zijn geneesheer constateerde een zoo ernstige hartaandoening, dat volstr'ekte rust geboden was. En hij moest wel Irusten, do sto-ere werker. Hij kón niet meer.

Nog ho'or ik hem klagen, dat het lezen van één enkele bladzijde, hem doodmoe maakt.

Eerst zit Mj dan voO'r enkele uren van den dag O'P zijn studeerkamer, maar dra vind ik hem niet meer daèr, doch •op zijn ziekekamer.

Daar heeft hij, zittend in zijn leunstoel of liggend

in zijn bed, de boomen aan de stadsgracht zien gmoenen en dorren, verkalen en versterven, maar ook zien herleven tot zomertooi.

In die ziekekamer heeft zijn vTOiUW, met al de toewijding der liefde, hem verzorgd; de medische wetenschap met alle middelen, waarover zij beschikt, hem bijgestaan; is hij verkwikt door de belangstelling der vriendschap en der vereering.

Maar het eePst bopen-met-vreezen wordt allengs tot een vreezen-zonder-hopen en de medische blik ziet al spoedig „een verloren geval".

Bij den innigen samenhang van lichaam en ziel was, door langdurige en bovenmatige geestasspanning, het hart veïsleten.

En nu is het gebeurd.

Met den laatsten slag van het stervend haJt is zijn ziel 'Ontscheurd aan het morbide lijf.

Wie zou niet weenenl

Citeeren we nu ook nog 'het laatste gedeelte:

Als Theoloog dogmaticus van professie, is de Gereformeeïde Theologie voor hem identisch met die van Calvijn en te Amsterdam heeft hij voortgeizet, wat hij te Eaimpen reeds was begonnen.

Door weer terug te gaan op Calvijn en rekening te houden; doch niet zonder kritiek en reserve met de ontwikkeling der nieuwere Wetenschap, heeft hij de Gereformeerde Theologie mee helpen bevrijden van de verstarring, die omstreeks 1750 over haar 'was gekomen.

Als Philosoof, sedert te Leiden, onder het gehoor van Prof. Land, in hem de liefde tot de Wijsheid was ontwaakt, is hem bet verschil tusschen Religie en Philosophie nimmer ontgaan, maar, zonder te kort te doen aan de wedeTzijdsche ^digniteit, heeft hij, als de Christen-wijsgeer Augustinus, door hem onder alle denkers van vroeger en later tijd bet hoogst gesteld, in den weg eener „Wijsbegeerte der Openbaring" naar een verstand en gemoed bevredigend antwoord op de vraag van leven en wereld gezocht en te zoeken geleerd.

Aan vernieuwing van het Gereformeerde denken, maar ook van het Gereformeerde leven ^heeft Bavinck, als hoogle^raar, medegewerkt en ook dit door weer terug te gaan op Calvijn. Het akosmisme 1 der piëtistisch getinte vrooniheid, die, voor schoonheids-onlroeting afgestompt, op al wat het leven gracie geeft, op ook de edelste scheppingen der kunst en op ooii de nuttigste ontdekkingen der tech-. niek, het stempel „wereldsdh" eet, is, aooals ook hij het zag, van Dooperschen, niet van Calvinistischen geest en een zondig vergrijp' aan Gods goedheid, die zich ia al wat Calvijn noemde zijn „gemeene Gratie", betoont.

En nu nog Bavinck in die tweede onderperiode, welke afsluit met zijn in Augustus van het vorig jaar krank worden.

Het is de tijd, waarop hij zijln bezonken bezinning over wat hij heeft waalgenonien op het gebied van het Gezinsleven en de Maatschappij, van Kerk ©n Staat, zoo ten onzent als elders, vastlegt M ©©i reeks van werken, welke hij; kort na elkaar, deed vierschijnen om er mee voor te lichten en te leiden zijn volk.

Het is de tijd, waairop' hij', zonder tekort te schieten in zijn lakademische verplichtingen, tfit zijn studeerkamer en van zij'n katheder treedt, om schier overal in het land, in scholen en kerken, in vereenigingslokalen en sociëteitszalen en tot in ons Hoogerhuis, zijn bezield en bezielend woord te spreken tot tegenstanders en geestverwanten. Onder de rijpere jeugd en de oüideren van jaren, ionder eenvoudigen en intellectueelen. Te spreken om te belichten en te verdedigen, te sterken in en te winnen voor die Christelijke wereldtheorie en levenspraktijk, welke, naar zijn innige overtuiging, ons volk van noode is.

Ook dan is voor hem het „Calvinisme gsbleven, „het Christendorn Van groote keur en overziet hij evenmin het specifiek verschil tusschen de Gereformeerde en de niet-eGreformeerde 'Christelijke Religie, als de niet tot een synthese op te heffen anti-these tusschen het gebondèn-zijn aan en het los-zijn van Gods bijzondere Opienbaring, vastgelegyi in de Schrift. Als hij dan, om te winnen, meer op aantrekken dan lop afstooten bedaioht, verdacht wordt van dat verschil en deze anti-these te overzien, is hem dit wel een smart der miskenning, maar vrij uitgaande voor ^zijn geweten, verwerpt hij die verdenking als onverdiend.

Dan, deze onderperiode is ook de tijd geweest van een niet voldoend hersteld verbruik van arbeidsvèrm'O'gen, waartegen izijn toch fel niet te sterk lichaam op den duur niet bestand is geweest.

In Herman Bavinck heeft Nederland een zijner beste gonen verloren.

Voor ons volk in den ruimsten zin, maar ook voor onze stamgenooten-in Amerika en Z.-Afrika, heeft hij niet tevergeefs geleefd.

Bij de tranen der dro'cfheid over zijn heengaan, plooit zich de glimlach der dankbaarheid over wat God in dezen mensch geschonken had.

Toen al wat aan dit aardsche leven hem bond al meer en meer hem ontzonk, vermocht hij zich I vast te holuden als ziende den Onzienlijke.

En niet anders . dan de meest eenvoudige onder Gods kinderen is, naar zijn eigen getuigenis, ook hij, als een armé zondaar, in vertrouwen opi zijn rijken Eailand, de eeuwigheid ingegaan.

Prof. Grosheide in „Noord-Hollandsoh Kerkblad":

Hij was 'Ook gegaan naar de Synode van Leeuwarden. Zeker niet meer de oude, reeds wat verminderd in kracht, toch nog ongebroken. En hg" zag zoo de ernst van de dingen, die daar zouden worden behandeld. Hij leed er onder. Hij wist, dat er een slag kon Worden geslagen, bijl ook vreesde, dat het niet te voo'rkomen zou zijn. Heel zijn hart kwam op tegen verketteren, tegen onnoodig uitbannen, maar boven aUe dingen ging hem de waarheid Gods en het belans? van 's-Heeren 'kerk.

Ik vertoefde met hem in hetzelfde hotel te Leeuwarden, het was te merken, hoe zeer alles hem deed.

Heeft hét zijn do'bd verhaast? Wie zal het zeggen? Dit is zeker, dat hij, eens van Leeuwarden naar Bussum gegaan, getroffen werd door den aanval, die het begin werd van zijn doo'd.

Zoo is hij gestorven bij den arbeid voor de kerken.

Hoe Waren die kerken hem lief, hoe leidde hij . met lust en ijver haar toekomstige Dienaren op. Hij gaf jich aan dat werk.

Aan die opleiding tot den Dienst des Woords danken we lOok het meeste van zijn wetenschappelijken arbeid. Daarbij staat immers zijln Gereformeerde Dogmatiek in het middelpunt. Hij is de man geweest, die dn deze periode van opleven dor • GerelO'rmeerde theologie ons de volledig uitgewerkte Dogmatiek heeft gegeven. In den vollen zin des ' woords een sitandaardwérk, dat mu reeds izijn zegen heeft verspreid en dat nog veel zegen zal verspreiden. Da, arbij beheerschte Bavinck heel het terrein, 'dat aan de Dogmatiek grensde. Hij was uitnemend thuis op het gebied van ethiek en philo'sopfaie, en niet te vergeten op dat van paedagogiek en pBychologie. Juist ook in deze laatste wetenschappen gaf hij zooveel en is het Clhristelijk onderwijs hem buitengewonen dank verschuldigd.

Bavinck was een geleerde in den vollen zin van het WooTd. Ernstig en voorzichtig, misschien wel eens wat al te voonzichti'g, ging hij zijn weg Hij overwoog nauwgezet het voor en tegen en het was zijn streven om vooral ook aan dat tegen volle recht te laten wedervaren. Geen tegenstander , zal klagen, dat hif door Bavinck onjuist werd verstaan of onbillijk behandeld. Dat hing ook daarmee samen, dat hij bij'zonder voelde den ernst 'der tijden. Wat nog maar even Christelijk was, trok hem aan, hij kon het niet missen in den fcamp tegen het leUe ongeloof.

Wie met Bavinck in aanraking kWam mO'est van hem houden. Altijd beminnelijk en bescheiden. Altijd geneigd het goede van iemand te denken, altijd gereed om te lielpen. Nooit liet hij zich voorstaan op wat hij wist, of Wat hij kon. Gaarne was hij bereid ^e verdiensten van anderen te erkennen.

Maar. niet zoo; dat hij over zich h'eenloopen liet, of dat alles hem gO'ed was. Neen, dan moest ge Bavinck hooren in zijn kracht, 't Kwam mis-' schien niet ziao vaak voor, vo'oral niet in de laatste jaren. Maaï als hij zich eens ten voUe gaan het, bij een onderwerp, dat hem geheel in beslag nam, waarbij hij volkomen zeker van zijin zaak was, ' 1 als hij gieioofde, dat hij m'oetst, als hij \ 'werkte mjet al de kracht van zijn ra'achti'ge vsnelsprekendheid — dan overwon hij alles en allen. God had ons in Bavinck zeer veel gegeven, dies danken we Hem. We danken Hem ook, dat Bavinck zoo sterven mocht, verzekerd in het geloof, dat hij heeft beleden en gepredikt. We treuren, omdat we een leidsman, leen vriend in hem verloren. '; Go'd troO'Ste eijn Echtglenö'6t§"^en kinderen aan wie hij hing met de liefde van heel zijln hart.

„De Rotterdammer":

In Bavinck' is een groot man heengegaan.

Groot was hij als geleerde door zijn machtige denkkracht en zijn univeïseele kennis. Wanneer hij een 'onderwerp behandelde, btoeide om strijd de magistrale visie op het geheel en de consciëntieuse behandeling van elk onderdeel. Zijn invloed op de ontwikkeling der Gereformeerde wetenschap zal lang blijven nawerken.

Gro'ot was 'Biavinck 'als spreker en schrijver, zijn klare stijl , zich aanpassend aan elk onderwerp, dat hij behandelde, zijh bezielde welsprekendheid, deden hem gehoor .vinden ver buiten den kring, die hem den zijne mocht noemen.

Die groote is nu gevallen. Die grootheid is voorbij. _ Maar groot-was Bavinck ook met die grootheid di© de minste in het Koninkrijk der hemelen door Gods genade mag bezitten. Al zijn gaven en talenten heeft hij in ootmoedige vroomhieid aan Hem van waen hij ze ontving opgedragen. De duizenden die voor hem, als een gave Gods dankten, die hem als een leider eerden, die hem als een zeer beminden broeder beweenen, zij dragen in hun hart de gedachtenis aan een koning in het rijk der wetenschap, aan een machtig profeet, maar bovenal aan een van God gezalfd priester, wiens teeder woord velen nader bracht tot onzen Vader in de hemelen.

De Geneformeerde medewier'ker van „Het Handelsblad" trekt, 'gelijk de jneeste bladen, efen vergelijHding tusschen Kuypjer en Bavinok en oordeelt:

Drie dingen vooral onderscheiden hem daarin van Kuyper. lo. Bavinck bouwde zijn dogmatische constructies . op uit de geschiedenis van het dogma. Steeds ging hij eerst de Schriftgegevens lia, liet daarna zien hoe in den loop der eeuwen de Christelijke kerk om de waarheid in dat stuk had geworsteld en deze tot ontwikkeling gebracht, en eindigde dan met een, meestal kortere, uiteenzetting van zijn inzicht over de zaak. Dat was als de b'loem, maar hij plukte die niet af, doch liet ae steeds zien aan den stengel, aan de plant, ja aan den wortel. — Kuyper kende de dogmengeschiedenis niet minder voortreffelijk, hield ook wel degelijk rekening ermede, docli was meer de man, die na voor zichzelf dat aUes verwerkt te hebben, poneerde: zóó is het. — Bavinck's geest was meer deductief, die van Kuyper constructief. Hoe schoon vulden die tvpiee elkander aan!

2o. Bavinck was een zacht en vriendelijk man, die niet gaarne een scherp woord gebruikte en steeds bij den tegenstander zocht" naar iets dat te waardeeren was en. waarin een waarheidselement schuilde. Ook in zijn dogmafischen arbeid kwam dit alles uit'. Hij Eet altoos de verschillende zijden der qriaesties zien ©n het scheen hem wel eens moeilijk, aan het einde dan een bepaalde keuze te doen. — Kuyper aarzelde 345 nooit, kon de tegenstander, met een enkel woord typeeren en veroordeelen, en dan helder en beslist zijn eigen geluid doen hooren. Ook dat verschil lag in hun aanleg en ook daarin vulden ze elkander prachtig aan. Moesten we van Bavinck de waardeering leeren, en het betrekkelijke aller dingen, Kuyper leerde ons daarnevens de beteèkenis van het _ absolute. en resolute, de scherpe tegenstelling van waarheid en dwaling.

3o. Bavinck was van een zeer wij'sgeerigen aanleg. Op zijn colleges was het niet altoos gemakkelijk te zeggen, als men den rooster der lessen niet kende, of hij een" uur dogmatiek gaf dan wel controviers, bij' hem een uiteenzetting der waarheid in meer pMlasophischen dan antitheüschen vorm. Zijn breede blik en ontzagwekkende kiennis deden hem de wijsgeerige' beginselen naspeuren en gaven aan deze een groote plaats in zijn theologie. — Ook Kuyper was wijsgeer en op de hoogte van de philosophische stroomingen als de beste. Maar bij hem was toch steeds het theologische element overwegend. Hij mocht philosophisch oriënteeren en poliemiseeren, de eigenlijke bouw droeg een uitgesproken theologisch karakter. En t)ok hierin vulden die twee mannen, die God ons ongeveer tegelijkertijd schonk, elkander wonderbaar aan.

De latere ontwikkeling van Bavinck lag (laat ons in verband niet deze derde opmerking dat thans zeggen) meer in de philosophische dan in de theologische lijn. Hij doceerde nog wel dogmatiek, doch gaf geen nieuwe ontwikkeling meer. De philosophie had 'hem geleidelijk gebracht in de richting der paedagogiek, en aan haar wijdde hij zich de latere jaren meer en mieer. Een nieuw arbeidsveld scheen daar voor hem geopend te zijn. Jure suo werd hj door de regeering tot voorzitter vam den Onderwijsraad benoemd, en onze Christelijke onderwijzers hoopten van hem te zullen ontvangen wat nu noodig is om voor de nieuwe peribde, die wordt ingeluid, het onderwijs op peil te brengen en te honden, ja het principieel breeder te fundeeren. Helaas, het heeft niet mogen zijii. Zeker, we hebben reeds veel van hem op psychologisch en opvoedkundig gebied, doch op hoeveel meer hadden we nog gehoopt.

Gelukkig waren Kuyper en Bavinck niet alleensprekers, die de scharien wisten te imponeeren en bezielen op machtige wijze doch ook schrijvers, en wel met een zeer, zeer vruchfibare pen. Daardoor werd hun arbeid van beteèkenis ook buiten onze grenzen en zal dezie blijvende waarde behouden. Wij weten, dat Bavinck's werk in dezen ook ver buiten den Gereformeerden kring wordt gebruikt en gewaardeerd, en troosten ons bij' de smartelijke gedachte aan het vele, waaróp we nog onze hope hadden gebouwd eii dat we nu moeten missen met het vele dat we reeds bezitten en nu als een kostbaren schat zullen bewaren.

„De Amsterdamtoer":

Hij schreef veel. Zijn „Dogmatiek" is van blijvende waarde. Kleinere stichtelijke werkjes, als „De Offerande des lofs", verkwikken nog menig hart. Z^'n „Magnalia Dei" gaf de dogmatiek in populairen vorm. Talrijk zijn de lezingen, welke van hem in druk uitkwamen. En dan zijn paedagogische werken en zijn studie over het vrouwen-vraagstuk!

Maar meer nog dan met de pen, heeft hij de znak van Gods Koninkrijk gediend met zijn groote welsprekendheid. Hij werd in Christelijke kringen onbetwist^-' baar de grootste redenaar geacht. Wat een zeldzaam talent was hem geschonken!

Wie, dié hem ooit hoorde spreken of preeken, kon zijn bewondering inhouden? Hij was buitengewoon !

Prof. Bavinck was een man, die in al zijn wetenschappelijken arbeid heeft waar gemaakt, wat het. naar het woord van Groen, . zeggen wil: „Aan beginselen heb ik mijn leven gewijd".

Hij was zeer breed in zijn opvattingen. Hij kon dat zijn, omdat hij zoo diep geworteld was in de belijdenis van het algemeen, ongetwijfeld Christelijkgeloof, omdat hij rotsvast stond op den onwankel-, baren bodem van Gods Woord. De katholiciteit van het Christendom stond bij hem altijd op den voorgrond!

Hij was een trouw zoon van zijn kerk, zonder ooit in kerkisme te vervallen. In alle kerken zag men tegen hem op. Hij was het eigendom van gansch ons Ctoistenvolk.

Hij was een goed lid van zijn partij, zonder zich immer aan partijdigheid te bezondigen. Hij deed aan staatkunde, zonder verpolitiekt te worden. - Als Ud der Eerste Kamer stond hij hoog aangeschreven.

Hij' was met hart en ziel Nederlander. Een goed patriot! Ook in vrijzinnige kringen, vooral op wetenschappelijke vergaderingen, luisterde men gaarne naar zijn woord.

Hij was boven alles mensch. Hij pleitte voor den vrede der volkeren. Hij was zachtmoedig in al zijn optreden. Een Johannes-figuur naast de strijdlustige Petrussen van onzen tijd.

De „Na op de vóórpagina:

In den afgeloopen nacht is, na langdurig lijden., te Amsterdam, 'op ruim 67-jarig; en leeftijd overleden prof. dr H. Bavinck, hoogleeraar in de godgeleerdheid aan de Vrije Universiteit en sinds 1911 lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal voor Zuid-Holland. Hij was niet alleen een geleerde van be-» teekenis en univierseele belangstelling, maar heeft ook, " zij het in een door zijn temperament en aanleg secunJ daire rol, in de politiek menigmaal de aandacht getrokken door zijn belangrijke redevoeringen in de Eerste Kamer over actueele vraagstukken.

Over zijn arbeid op theologisch en onderwijsgebied vindt men een en ander in de kerkrubriek in dit nr. Hier moge alleen nog het Ucht vallen op den persoon - van Bavinck, zooals hij — dikwijls aarzelend met zijn groote eruditie en 'gevoeligen aard somwijlen in 't openbare en politieke 'leven naar voren trad.

Een politicus in den technischen zin van het woord

is hij' nooit geweest, al heeft hij Kuyper wel eens als voorzitter van het Centraal Comité der Antirev. partij tijdelijk vervangen. Zoodra hij als denker echter tot een meening over maatschappelijke onderwerpen was gekomen, sprak hij die uit. Wij herinneren o.a. aan de zelfstandige positie, die hij onder zijn politieke geestverwanten door zijn redevoeringen en' geschriften in het vrouwenvraagstuk heeft ingenomen. Ook zijn houding tot de Ethischen heeft zich door een zekere onafhankelijkheid gekenmerkt.

Een oppositie-figuur is Bavinck in zijn partij evenwel nooi't geweest. Daarvoor was hij te weinig strijdbaar. Men hoorde • het ook den spreker aan, die niettemin door het gehalte van zijn redevoeringen een sieraad was van onzen senaat.

Van de wetenschap - heeft de moderne psychologie welhcht het meest zijn aaiidacht getrokken. Zijn religieuze geschriften dragen er menig spoor van, hoe hij in de psychologie zelfs een filosofie zag. Een voorname figuur is met hem heengegaan.

Hetzelfde blad oiider kerknieuws:

Zoo is dan het lang gevreesde gebeurd: prof. dr Herman Bavinck is niet meer. Zijn dood zal indruK maken verre buiten de Gereformeerde Kerken, waar. mee zijn leven was saniengegroeid, zonder dat dit nauwe verband hem hinderde man van de wereld te wezen in den besten zin des woords.

Na Kuyper thans Bavinck. Er is verwantschap tusschen deze beiden, die niet alleen op het enge' terrein der theologie elkaars medewerkers zijn geweest. Schitterend vertegenwoordiger was Bavinck ook van dat wonderbare mengsel der twintigste eeuw: het Neo-Calvinisme. In hem — en ook hierin deed hij aan Kuyper denken — was het Neo-Calvinisme meer dan een dogmatisch stelsel; het was een levenshouding; die eigenaardige levenshouding, die den beginselvaslen gereformeerde, alle Kerkbode-redacteuren ten spijt, zoo. modern kan doen zijn.

Een universeel geleerde is met Bavinck heengegaan, een van die Nederlanders, waarop het vaderland trotsch mag zijn, wijl ze het echte oiud-Holtlandsche stempel droegen op een kosmopolitisch cuUuur-bewustzijn. Hoe weinig had deze alzijdige man van wetenschap van het type, dat Jan Rap zich voorstelt, wanneer hij over Doleerenden hoort spreken!

Prof. Slotemaker de Bruine ia „De Nederlander":

Het ontroerend bericht, dat prof. Bavinck van ons is weggenomen, dwingt ons tot de vraa^, wat ons in hem is geschonken geweest. Als men zich daarvan rekenschap geeft, is het opvallend, hoe gemakkelijk men het antwoord vindt.

Bavinck was een eenheid. Waar men hem ook bestudeert: in zijn hoogleer'aarswerk, in zijn arbeid op, allerlei deelen van het groote openbare terrein, hij' is overal dezelfde, en dezelfde grondtrekken springen overal naar voren.

lo. Hij was — dit eerst — een geboren docent en redenaar. Als ik die twee aanduidingen in één adem noem, voelt men, hoe ze bedoeld zijn: docent, maar zonder dorheid; redenaar, doch zonder franje. Hoe rustig sprak hij; hoe systematisch bouwde hg; lioe kalm beheerschte hij zijn stof; hoe doorzichtig was het geheel. Ik ben meer dan eens jaloersch geweest, als ik hem zoo hoorde spreken, en 'k zal de eenige wiel niet zijn geweest.

2o. Dan — het tweede, doch het hangt ten deele saam met het vorige — wat wist hij veel. Neem d)6' la oeken, die hij ons heeft nagelaten, en de daarin opgesomde literatuur, opgesomd, maar ook verwerkt. Naast zijn klaar verstand en zijn helder geheugen heeft hem hier zijn Levensloop verbazend geholpen. Toen hij acht en twintig jaar was, had hij de kerkelijke studie en één-jaar-predikant-zijn achter den rug; bovendien zijn eerste wetenschappelijke studie in de theologie. Toen, d.i. in al de frischheid van zijn kracht en al het idealisme van zijn jeugd, werd hij docent te Kampen. In een afgesloten plekske, met een kleinen werkkring zonder, afleiding, en waar hij dus studeeren kon, aldoor studeeren. Zijn later leven bewijst, hoe voortreffelijk hij die kans gebruikt heeft. ï'oen hij later in het drukke en overstelpende leven kwam, beschikte hij' over kolossalen voorraad, die maar behoefde bijgehouden te worden, om voortdurend op de hoogte te zijn.

3o. Men weet al, dat hij zich niet opgesloten heeft in Kampen; niet met eigen kleinen gezichts^' kring tevreden .geweest. Integendeel — dat is het derde — wilde hij midden in het cultuurleven staan, en dl at naar alle zijden doorzoeken, begrijpen in zijn schitterenden rijkdom en in zijn schreiende armoe het keuren en dan daarin de stralen werpen van Gods hcht. Zijn theologische en zijn paedagogische werken geven hier een zelfde getuigenis, 'k Noem de politiek niet. Ook in al wat hij daar zeide en deed, komt wel al het opgesomde voor als voordeel en als deugd. Maar hij was.geen man voor de politiek, doch voor den katheder, de studeerkamer, üe confe^ ren tie, 'het congres. Daar stond fiij met heel zijn wezen levend in de problemen van onzen tijd.

40. Daar bleek" ook — dit is het vierde — izijn betrekkelijke zwakte. Dit is niet en kan niet izijn bedoeld als een onwelwillend oordeel! Wie zou bij 'de lijkbaar van een ao'O beminnelijk en zo'O louter man als Bavinck onwelwillend kunnen izijn? Maar het O'nbevredigde, dat er blijft van /zijn werk, ligt in de geweldige .zwaarte van het pro'bleem, aan de 'oplossing; waarvan hij '.zijn leven gewijd heeft. ChristendiO'm èn cultuur: de cultuur tegenover het Christendo'm in jzijn Gereformeerde 'gestalte: dat is het gevaarte, wiaarvo'Or hij stond met allen; wie heeft 'de 'O'plossing gereed? Wie zich hier Bavinck herinnert, 'denkt eerst weer aan zijn ruimte van blik en hart. Hij was beslist, maiar onbekrompen; Gereformeeru, maar Christen eerder. Hoe lang no'g poogde hij saam te houden, wat naar zij'n O'vertuiiging 'fcon samengaan, al scheen het uiteen te wijken; 'kdenk aan .zijn houding' tegenover de N.C.S.V. Hoe dikwijls heeft hem de ontwikkeling der tegenwoo'r-' diige m'Oeiten geplaagd, als hij den uitslag van een pogen niet zag, niet zien kon. Wat er werkt binnen de Gerefoirmeerde Kerken, is hem aan het hart giegaian; de venaoening van de Gereformeerde visie met het cultuurleven, O'f wilt g: e: de beantwoording der hedendaagsche cultuurvra.gen van uit zijn geestelij'ke overtiU'ging — hij heeft .ze niet gegeven en niet van anderen gezien. Maar hij worstelde mee. In dit 'O'pzicht heeft hij een zwaar leven gehad; miaar hij was er ons te'liever om. Ook in Bavincks leven was de spanning. Nu rust hij.

Wij staan nog midden in de taak. Maar niemand die daar staat, ook als hij ten deele van een anderen kant tot sommige problemen nadert, geen antwoord geeft, waar hij reeds antwoordde, een ander antwoord geeft dan hij ons naliet — niemand za] het mogelijk wezen anders te doen dan met dankbaarheid en eerbied zijn nagedachtenis zegenen.

P. S. Het > zij' mij vergund èn met het ooig opi de pe'rssc'hO'UW in otis blad èn voor de persrevue, welke ik in !bet. boek, , dat ik over Bavinck schrijf, hoop te 'houden, Jhet verzoek te richten tot redacdies van bladen .van onze Oif andere rictiting, om de nunxmers, waarin iets van Bavinck vo'Orkomt, mij' te willen toezenden.

Ook lezers van zulke bladen kunnen mij hierin helpen.

Zij' verplichten mij daarmee zeer.

Bij voorbaat reeds mijn vriendelijk'en dank.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1921

De Reformatie | 6 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 augustus 1921

De Reformatie | 6 Pagina's