GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

In den kring van de georganiseerde Gereformeerde jongelingen wordt de belangstelhng voor de lichaams-cultuur langzaam wakker.

Het pittig-frissche maandblaadje Onze Arbeid van „het centraal-verband van jongelingsvereenigingen en van het centraal-bestuur van meisjesver eenigingen op Geref. grondslag te Utrecht" pleit voor samenwerking op dat gebied.

Het is geen overmoed, die ons doet vragen: laat aan de jongelingsvereeniging de geestelijkzedelijke vorming van de Jongelingen.

Slechts de historie geeft ons recht deze vraag met ernst te stellen.

Niettemin is er een gemeenschappelijk terrein, waarvoor we gaarne samenwerking vragen.

Dit is het terrein van de lichamelijke ontwikkeling en ontspanning.

Aan een goede organisatie, een goede regeling Toor de lichamelijke ontwikkeling en ontspanning is groot gebrek. Zooals het thans gaat, loopt het vast.

Onze menschen, d.w.z. de Christelijke jongelui, werken en sporten vrijwel geheel op eigen houtje.

Van gewenschte leiding is geen sprake (enkele Christelijke clubs buiten rekening gelaten).

En van een onderling verstaan van dez, e clubs met de jongelingsvereenigingen komt in de praktijk niet veel terecht.

Daarom is samenwerking op dit terrein dringend noodzakelijk.

Hier ligt voor de Chr. organisaties in combinatie een flink stuk werk.

Naar het ons voorkomt zal men, wat de lichamelijke vorming en ontspanning betreft, zich niet angst, vallig tot de Gereformeerden kunnen bepalen.

Dat zo'a nieuwe en naar onze meening ongewenschte verdeeldheid geven.

Men stelle zich voor dit breede werk op een breed plan.

Doch wake angstvallig het werk van de jongelingsvereeniging te benadeelen of ook maar te storen.

Eerst dan, wanneer door gezamenlijk overleg van al die organisaties, die zich met de rijpere jeugd bezig houden, een goede plaatselijke organisatie is gevormd met, afgebakende grenzen, voor hetgeen waarmee men zich Wel en waarmtede men zich niet zal bezig houden, zal eenig© lijin in de lichamelijke ontwikkeling en ontspianning zijn te brengen.

Het is tot dat overleg, tot die samenwerking, dat we met den meesten ernst oproepen.

In „De Heraut" vestigt Dr de Bloor de aandacht op enkele lichtpunten in het kerkelijk' leven, door uit „De Stichtsche Kerkbode" (een Christel.' Geref. blad) een paar uitingen van waardeering te citeeren.

verschijnsel van toe­ Een echt reformatorisch nadering!

Na, een tweetal hchtpunten te hebben genoemd, gaat het Christel. Geref. blad aldus voort:

En een derde lichtpunt lazen we in het Verslag van de Gereformeerde Predikantenvergadering, 13 en 14 Sept. te Utrecht gehouden. Daar toch deed Ds Lindeboom van Amsterdam het voorstel „voortaan afgevaardigden te ontbieden van de Vereen, van Cinist. Geref. Predikanten en van de Vereen, van Confession, predikanten in de Herv. Kerk, opdat er alzoo meerdere vereeniging van. alle Gereformeerden mocht komen". Wij hebben der-: gelijke gedachten reeds menigmaal in onzen kring uitgesproken, doch dan worden ze altijd als onuitvoerbaar ter zijde gelegd.

Daarom verblijden wij ons te meer, ze nu van de andere .zijde van bezadigde mannen te vernemen.' Zeker, een vereeniging uit m e n s c h e 1 ij; k e overwegingen zou een ramp zijn!

Doch een nauwere verbinding uit het gevoel van één oorsprong, één historie, één schuld, één breuk, één taaie, één Bijbel, één Koning, één Vaderland te hebben, zou oii. Gode welgevallig en Zijn Zion profijtelijk zijn.

Aan het jaarverslag-van de Nederlandsche Christen-Studenten-vereeniging (1921—22) onfleenen wij • de volgende passage, welke nuttig kan zijn tot verruiming van het po^rdeel pver deze vereeniging:

Zoo leert de wereldfederatie het ons steeds beter beseffen wat het zeggen wil: Christus en de wereld, en behoedt zij er ons voor te gaan denken, dat eigenlijk alleen ons eigen volk of ons eigen ras maar meetelt in de wereld en de anderen er maar bij onze gratie mogen zijn. Wij vullen allen elkaar aan, wij hebben elkander noodig en moeten van elkaar ïeeren. Alleen wanneer wij' zoo in goede gemeenschap samenwerken is er hoop voor de toekomst.

In onze wereldfederatie is die samenwerking er gelukkig in steeds toenemende mate en het van elkaar Ïeeren is er ook altijd geweest. 'Hoeveel de federatie in dit opzicht voor ons geweest is, kunnen wij ons goed realiseeren als wijl de verschillende takken van N.C.S.V. werkzaamheid nagaan. Het beleggen van studentenconferenties, het houden van jongenskampen en meisjeszonierclubs en het verder organiseeren van jeugdwerk, de methode van samenwerking door kring\'orming zooals de bijbelkringenn en de sociale kringen, het zijln lallen vormen van arbeid, die wiji aan het buitenland te danken hebben en zoo laat zich do ontwikkeling der N.C. S.V. niet denken zonder den invloed der wereldfederatie, op welke intusschen de N.C.S.V. ook weer ingeVerkt heeft, want er is hier overal een wisselwerking. Zoo heeft ieder land voor de ontwikkeling barer C.S.V. zeer veel aan de wereldfederatie te danken en is er hier een geregeld van elkander Ïeeren en met elkanders ervaringen winst doen.

En allen tezamen helpen wiji dan weer de zwalckere en jongere bewegingen en inzonderheid ook de vereenigingen in de zendingjslanden, gelijk er dan ook sedert de oprichting der wereldfederatie meer dan zesduizend barer leden zich voor den dienst der zending gegeven hebben.

Langzamerhand is de wereldfederatie zoo uitgegroeid tot een machtige organisatie, die met haar kwart millioen leden aan drieduizend hoogescholen in meer dan veertig landen zeker tot veel in staat is. In hoeverre zij' evenwel metterdaad in staat is mede te werken tot verbetering der internationale verhoudingen en tot het scheppten der voorwaarden voor een betere toekomst der wereld, zal inzonderheid afhang-en van de persoonlijkheid harer leden. j

Dr F. P. Muller aanvaardde zijn aanbt als privaat-docent in de geneeskunde aan de Léidsche hoogeschool met een rede over het actueele onderwerp: „Psychoplathologie en Psyciioanalyse".

Deze rede is een nieuw bewijs voor wat Prof. Bavinck noemde „de overwinning der ziel". Vooral dit slot is een getuigenis voor de kentering, der geesten.

Het lichaam toch is telkens weer anders dan het vroeger was: de moleculen Waaruit het voor eeni-

een tijd bestond, zijn gaandeweg alle door andere | vervangen. Maar de geest duurt voort en neemt steeds toe in saam'gesteldheid. Met een lichamelijke ziekte is er iets nieuws in het lichaam gekomen, chemische verbindingen die er vroeger niet waren, •\\-oekeringcn van weefsel die mien te voren miste. ^Andere weefselelementen zijii echter verdwenen. Bij' eene geestelijke ziekte komt echter juist het oude, het vroegere weer voor den dag. Daarbij! kan het later verworvene voor goed te loor gaan: er kan een dementie ontstaan: het kan ook slechts lijdelijk zich niet doen gelden.

Spr. moet ditmaal volstaan met een vluchtigen blik op eenige nieuwe opvattingen die de psychoanalyse ons omtrent geestelijke stoornissen heeft toebracht. Wanneer hij denkt aan hetgeen hij' in het begin zijner voordracht aangaande Wernicke heeft "czegd, wil hij er tevens op bedacht zijn, dat over een kwart eeuw ook die opvattingen weer in vele opzichten veranderd kunnen zijn. Maar dan moge m'en ook bedenken dat Wernicke mtet zijh leer der „überwertigen Ideeën" §en stap vooruit in de ontwikkeling der psychopihatologie heeft geil aan die van Talijvende bateekenis is. Zij heeft ons de uitingen van geestelijke ziekten leeren verklaren als pogingen om ouder abnormale uitwendige en inwendige omstandigheden toch nog tot bevrediging der driften te ger-aken.

Spr. eindigt met de meening dat men zich dient af te vragen, of het, vooral nadat de oorlog en de daarop .gevolgde verwildering; ons geleerd hebben, wat al voor de maatschappelijke orde gevaarlijke neigingen in den mensch kunnen schuilen, niet de voorkeur verdient de oude materiale dogma's niet de voorkeur verdient de oude materialistische dogma's op te geven, om door 'een betere kennis van zijn eigen geest m'eer bestand te zij; a tegen de gevaren ons kunnen bedreigen.

„Het Handelsblad" verrast ons met een breed artikel over „St room Inge n in de Gereformeerde Kjenlóen van Nederland".

Het is KoOi iets in den trant van hetgeen „De N. Rett." nu reeds jaren aan Nederland opdischt, miaar rustiger, objectiever en dichter bij de waarheid.

Eerst komt de Netelenbos-fcMrestie:

De Gereformeerde Kerken van Nederland zijn belijdeniskerken, dat beduidt, dat tenminste elk predikant en in beginsel ook elk lid „op den bodem" der Gereformeerde bslijdenisschriften staat en althans behoort te staan.

Maar dat sluit natuurlijk niet uit en zal nimmier • uitsluiten, dat krachtens de „vrijheid van den Christenmensch" meer stroomingen binnen die eenheid zich zullen openbaren.

Zoo gaat 'took in de Gereformeerde kerken. Vooral in de laatste jaren valt dit in 'toog. De Gereformeerde Kerken worden een dagje ouder en ook een slagje g'rooter en dan ligt het voor de hand, dat de veelvormigheid, die in a 11 e g'eestelijke eenheid schuilt, naar ontplooiing dringt.

Velen buiten de Gereformeerde kerken hebben een tijdlang g'edacht dat mlet en in Dis J. B'. Netelenbos van Middelburg een belangrijke groepi van „Jong-Gereformeerden" in 't daigjlioht kwam.

Zulks is echter abuis. Aanvankelijk had Ds Netelenbos er wel velen opi zijii hand. Verscheidenen hoopten, dat hij! .de man zou zijii, die er in slagen kon, uitdrukking ^te geven aan den drang tot reformatorisch leven, welke er ongetwijfeld in vele gerefoirmöerde kringfen schuilt. En Ds Netelenbos had veel, dat hemi voor deze kringen aannemelijk maakte. 'Heel veel van wat hij! zeide deed verwante snaren trillen. Edoch, D's Netelenbos had niet de bezadigdheid en zelfbeheerscbingl, welke den leider betamten. Hij' werd niet geïsoleerd, maar hij isoleerde zichzelven. En hiji deed dat door enkele onberaden daden, maar nog meer door vele onberaden woorden, die van zijn vrienden in geestelijken zin hem' vervreemden mioesten.

’t Is jammer voor Ds Netelenbos, maar 't werd toch een feit, dat hij! ten slotte alleen stond en niet anders dan alleen kon staan. Heden ten dage vindt men verscheidene menschen in de GereforiMeerde kerken, die graag' hadden, dat 't met Ds Netelenbos anders geloopien Was, maar f'indt mön niemand, die werkelijk Netelenbossiaan is. 't Is zelfs onmogelijk „Netelenbossiaan" te zijn. Daarvoor was Ds Netelenbos zélf veel te veel een geestelijk „Einsp'anner".

Aan den anderen kant was bijV. Ds G. Wisse ' van Driebergen, toen hij de Gereformeerde kerken verliet, evenmin een leider eener groep. Al dachten en denken er verscheidenen als Ds Wisse, 'tis nochtans bij hen een overtuiging dat de daad der uittreding van Ds 'Wisse niet de consequentie moet zijn van Wisse's gedachtengang. Juist zijn uittreden heeft hem, althans voor zoover het de Gereformeerde kerken betreft, vrij'wel tot een „eenling" gemaakt. Als DB Netelenbos!

Maar dit ïièemt beide niet weg, dat nochtans een nieuwe strooming, een nieuwe mentaliteit onder de Gereformeerden zich baan breekt, een mentaliteit, die zoowel van' Netelenbos als van Wisse' iets heeft, maar in geen gpval zich met beider eigenaardigheden wil laten vereenzelvigen.

’t Beste kan deze nieuwe strooming uit de tegenstelling worden gekend.

De onbekende giéschiedschrijver stelt tegenover elkander de uiterst behoudende strooming, die O'.a. 'haar tolk' heeft in de redactie van „Het Geref. hmgelingsblad", en de z.g. beweging der „jongeren”.

Van deze laatste zegt hij:

De bestaande bla'den geven niet ten halve uiting aan dat wat ter eigenlijk in den boezem der Gere­ formeerde menschen leeft. Er woelt en werkt veel • meer, dan dat wat officieel tot uiting komt.

’t Is veel te goedkoop', wanneer de kerkelijke organen zoo af en toe de „jong-Gereformeerde beweging" eens afmaken door smalend te gew'agien van een hoopke amechtige hervormers, dat te Utrecht tweemaal bijeenkwami zonder iets te bereiken.

Want ja, dat weet iedereen wel, dat het comité'tje, dat te Utrecht een paar m'aal vergaderde (in de Netelenbos-dagen gfeboren), hoofdzakelijk uit ietwat uitmiddelpuntige enlrelingen bestaat en invloedloos is.

De „jonge-Gereformeerde beweging" staat daar geheel buiten.

En vraagt men: Waar is die dan te vinden? Dan is 't antwoord: Nergens en overal.

Een „adres" heeft ze niet. En dat behoeft ook niet. Want ze wil g^en organisatie, die 't begin van scheuring in zou sluiten. Ze wil zonder organisatie allen en alles meenemien in reformatorischen geest.

Ook wil ze geen on-Gereformieerd piad op', integendeel. Ze wil juist met behoud der Gereformeerde idealen voortbouwen op 't fundament dat gelegd is. Ze wil alleen dat de Geref. beweging de „kinderschoenen'? af zal doen en zich er rekenschap van zal geven, wat ze in ons land te doen heeft. Ze wil „verbreeden" en „verdiepen", ze wil contra allo sectarisme midden in de wereld het heele leven en de volle cultuur meeleven. Ze wil voort en vooruit in de paden van Kuyper en Bavinck, maar voora'I ook in de paden van "Bavinck. Ze Wil juist de éénheid dezer beide groote mannen trachten te beleven, om van K, uyper over te nemen de geniale gedachten, maar om van Bavinck over te nemen den nobelen, breeden en diepen cultuur-zin, die dezen geestesheld kenmerkte.

Deze groep is zeer giroot, veel grooter dan 't zoo oppervlakkig, gemeten aan de uitingen der officieele organen, lijkt. Men vindt ze onder de professoren, getuige het m'ooie boekje van prof. mr. A. Anema, „'Onze tijd en onze roeping"; men vindt ze onder de doctoren en piredikanten en men vindt ze vooral onder de gemeente-leden.

Het is een nieuwe mentaliteit, die, afkeerig van alle sectarisme, de vruchten van Kuypter's en Bavinck's arbeid nationaal en cultureel beleven wil en dezen arbeid zelf organisch wil voortbouwen. Met Netelenbos heeft ze den drang naar het reformatorische leven gemeen. Van diens eigenaardige gedachten maakte ze zich echter uitdrukkelijk los.

Met Wisse heeft ze gemeen den afkeer van oppervlakkige rationalistiek en de voorliefde voor do ouderwetsche beproefde vroomheid. Van diens uittreden uit de Gereformeerde Kerken mioet ze echter niets hebben.

Met het volk in 't algemeen deelt ze de behoefte aan njiystiek, aan'beleving, de neiging om van het begripmatige eti doctrinaire zich meer te richten op het personalistische en reëele. Een eigerdijk or^an heeft deze strooming in de kerkelijke pers niet.

Ook al ademt de officieele "kerkelijke , pers der Gereformeerde Kerken niet den geest van 't bovenbedoelde Geref. .Jongelingsblad, nochtans is 'teen feit, dat de leidende mannen in de kerkelijke pers voor 'tmeerendeel dichter staan biji de strooming, gelijk 't Geref. Joiigelingsblad die vertegenwoordigt, dan bij' de onder de gemeente overal op'komende nieuwere mentaliteit, gelijk we die boven hebben geschetst.

Maar dan is 't tevens een feit, dat dientengevolge de officieele pters hoe langpr hoe minder vertegenwoordigt, w'at er leeft onder 't volk. Zoo allengs ontstaat er een vrij! breede klove en kan men de Gereformeerde kerken uit haar officieele pers niet voldoende leeren kennen. De gemeente is anders dan haar pers.

Een tijdlang g[oIdt „De Reformatie" krachtens haar uitgang'spunt en „beginselprogram" voor 't orgaan der nieuwe strooming. l)it is echter een teleurstelling geworden, 't Blad werd slechts doublure (herhaling') van 't bestaande.

Zal men de nieuwe en jongere .stroomingl leeren kennen, zoo zijn voorshands slechts losse uitingen in brochures en diverse organen de bronnen (zoo bijv. de bovengenoemde brochure van prof. Anema, een boekje „De critiek der Jongeren" van Dis J. C. Aalders, een boekje „In dagen van crisis", door den heer J. C. 'W'irtz: , enz. 'enz.) Op den duur zal deze stroom'uig een eigen orgaan onmogelijk kunnen ontberen.

De lezer toiertt, da, t iaian het slot wel een beetje gekefe'en is imiet den zwarten 'bril.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 november 1922

De Reformatie | 8 Pagina's