GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

REFORMATIE-MENTALITEIT.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

REFORMATIE-MENTALITEIT.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

V.

In het eerste artikel is herinnerd aan de beroeringen , , op kerkelijk, politiek en economisch gebied, die den kreet om reformatie deden geboren worden. Alleen op kerkelijk gebied is het tot "reformatie gekomen en wel in een nieuwe Bijbelvertaling, pogingen tot herziening van den cultus, herziening van de positie der vrouw en opbloei van den evangelisatie-arbeid. Ook de uitgave-van ons blad is daarvan een bewijs. Echter is voor reformatie noodig reformatie-mentaliteit

Bij velen wordt reformatie-afkeer of reformatievrees gevonden. Hiertegenover reformatie-mentalitedt te vvekken is mede doel van ons blad. Om hierin te slagen is noodig, dat onze menschen ziob uitspreken.

Het tweede artikel handelde over de revisie der belijdenisschriften. De bestaande sjTnbolen kunnen moeilijk herzien of aangevuld worden, omdat daardoor hun historisch kaï-akter zou worden aangetast. Wel zou het komen tot eene nieuwe confessie een reformatorische daad zijn van den eersten rang. Doch daarvoor is het oogenblik nog niet aangebroken, de prediking moet eerst de nieuwe vragen brengen r binnen de aandachtsfeer der •Tgemeente, waat ïjS' lijden gaat aan belijdenissen vooraf. Inmiddels moet er tegen gewaafet worden, dat onze band aan de belijdenisschriften niet eene magische worde. Ten slotte, worden eenige wenschen geuit inzake de eatechismusorediking.

In het derde artikel werd er op gewezen, dat de prediking, als hoofdbestanddeel van onzen eeredienst, de voortdurende en omstandige aandacht verdient van allen, die naar voortdurende reformatie streven. Uitgaande van de stelling, dat dé welsprekendheid nimmer heeft getierd op onzen vaderlandschen bodem, werd eenige reformatie van den predikvorm wenscbelijk geoordeeld. Laat de predikant met zijn gemeente den Bijbel lezen. Niet stichting, beziehng of ontroering, maar uitlegging worde in de eerste plaats van hem verwacht. In een korte toespraak blijve dan plaats voor een meer spontaan woord.

Het vierde artikel maakte eenige practische opmerkingen over de viering van het Avondmaal en het gebed in de godsdienstoefeningen. Verder werd gehandeld' over het gezang der gemeente. Feitelijk zingen wij in de zoogen. berijmde psalmen allen reeds gezangen. Invoering van een N.-T.-gezangbundel zal waarschijnlijk niet de voldoening geven, welke men er van verwacht, omdat de behoefte aan eene spontane uiting van het geloofsleven er niet door bevredigd wordt. Dtaarom werd gepleit voor het zingen der psalmen, zooals zij onberijmd in in den Bijbel worden gevonden.

„Het geloof is een onrustig ding". Deze spreuk Van LutËer en Kierkegaard is een gepast devies in •ttet wapen der Reformatie. Vlakweg' gaat deze gedacJite in tegen onze gewone voorstelling'. Wij zijn geneiigd geloof te vereenzelvigen met rust, die zich naar binaen openbaart in de gemoiedskalmte van eenialtijd-igelukkig-altijd-Mij-toestand en naar buiten in berusting in de omstandighieden oW ons heen. Diaarom, zetten wij ons neer onder den kansel en zeggen tegen den prediker: „Sticht ons". Diaarom zetten wij ons schrap tegen „nieuwigheden”.

„Modern" is nog in veler oogen niet maar hij, die den Christus der Schriften verwerpt; m: aar een preek, die afwijkt Tan het geijkte model en van de 'Oude klanken, heet in den volksmond een »m; odeme" preek, waarbij men dan terdege het woord modern in zijn fceAtelijke beteekenis gebruikt. Nti ja, waarom' zouden - wij ook niet gerust zijn? Wij hebbien de zuivere leer, plechtig met het Votu(na: Dordraoenuiml bekrachtigd. Wij hebben de zuivere kerk'regeering, in Scheiding en Doleantie ? •? de deformatie veroverd. Wij hebben vele, volle keiien en een keur van knappe predikanten. Wij verzorgen onze armen, onderwijzen onze jeugd en fïïpere jeugd en verplegen onze zieken. Wij hebben een Koningin uit het oude Huis van Oranje 6n christelijke ministers. Den schoolstrijd hebben *i] goeddeels gewonnen. Natuurlijk, vrij moeten paraat blijven, om dat alles te oonsolideeren. Maar öebben wij ovierigens geen. reden tot rust?

O, ik zou gerust zijn en li zoiudt gerust zijn, als het geloof er niet was. „Gij. weet, het geloof is een onrustig ding." Het dwingt den mensch' zijn stichting te peilen opj den hodem. Het hitst den mensch tegen zichzelven aan, zoiolan; g, tot ^ijn stille stichting in het heete hijgen overgaat. Het hitst den mensch tegen de dingen aan, tot zijn berusting sist en smelt in de vlam' van het heimwee. Het hakt de palmen van 'Elim' om, opdat ons een perspectief geopend worde op Jeruzalem. Het „ontziet" niets en „herziet" alles. Het plaatst de moeilijkheid, waar wij vandaag omheen loopen, morgen weer vlak voor onze voeten. Het stoort onze nachtrust zoolang', totd.at we Eli en Samuel verstaan. Het jaagt ons zoolang op', totdat wij niet langer rusten in welke wer'kelij'kh'eid ook, m^aar alleen in het ideaal!

Wie door de passie naar het ideaal is aangestoken, kan look niet kalm rusten in de openbaring van ons christelijk leven, " zooals zich dat heden aan ong oog voordoet. O, zeker! men heeft gelijk: wij staan boven dit en boven dat, boven deze en boven die. Som' ihet tóaar op, broeder, ik ben het alles met u eens. Maa^S voelt gij er dan niets van, hoe jammerlijk' ver wij^-staan ónder ons ideaal? En als ik dat soms zeg' hi'et 'n tikje ironie, begrijpt gij dan niet, dat een verbbrgien smart trilt achter mijn woorden?

Be mij toegestane ruimtf. heh ik bijkans verschreven. Laat ik nog eenige tek'orten mOgien aanstippen. Er is in onze kïingen een tekort aan elvangielisch besef. Wij zitten neer in onze 'kerken, wij sluiten onze deuren onder het gebed, onze assistenten waken voor de handhaving der orde. Een dronken man nemten wij in zijn kraag en zetten hieim er uit. Wij knikken elkander dankbaar toe, dat 'Wij , , biij het volkjie"hieh'ooren. Wij rusten er in, dat de duizenden, 'die ons voorbij stroomen, naar de (hel gaan. Als een broeder of zuster tot een val Ikomt, miaken wij bekend, dat er „zulk' een zondaar" voorkomt in het midden der gemeente. En wij fluisteren tegen elkander: „Wie is het? " En onder den nazang nemen wij ons voor het naadje van de kous te weten te k'omen. O, als ik' ons ? ; oo zie zitten met onze opengeslalgen kerkboeken, moet ik altijd denken aan 'dien anderen 'kerkgang: „En alle de tollenaars en de zondaars maderden tot {liem oim hem te hoor en". O, Wij vinden het lalles goed, als wij het in den Bijbel lezen. Wij jbegrijpen niets van Petrus, dat hij de 'kinderen van Jezus wilde afhouden. Wij vinden het zoo raak, als de .Heiland tegen degenen, die de overspeelster willen steenigen, zegt: „Kijk eerst maar eens naar je eigen!" Den oudsten zoon uit de gelijkenis vinden wij onuitstaanbaar. En in 1922 doen wij ieder oogenblik precies het omgekeerde van wat de Heiland deed in de dagen Zijner omwandeling. Wij 'zeglgen: de kerk' voor o. ns, de Bijbiel voor ons, de Heiland Toor ons, de hemel voor ons. iMiaar zal de Goede Herder niet de negen en negentig schapen „in de kèrfk!" verlaten, om „in de wereld" het ééne, afgedwaalde te gaan zoeken?

Er is in onze kringen een gemis aan occult besef. In de wereld bloeit het occultisme. Maar in wezen is het oocultismie het monopolie van het volk Gods. Eigenaardig komt dit uit in h'et boiek Dianiël. 'Als de droomenuitleg'gers te Babel voor een waarachtige verborgenheid k'oimen te staan, schudden zij 'vian „neen" tegen Webufcadnezar en wijzen naar hoven. Hoe vreemd doet ons de bekentenis aan: „daar is memand anders, die dezelve voor den koning fc'an te kennen geven dan de goden, welker woning bij het vleesch niet is". Als later de wijzen weer machteloos staan, is het de heidensche 'koningin, die troost: ; , D'aar is een man in uw Pconinktijk, in wien de geest der heilige goden is". !0, wat hebben wij nu aan de wereld te zeggen? Wij loopen precies aan den leiband van de ongeloovige wetenschap. Als iemand iets bijzonders ervaart, zeggen wij rap: „Zij is hysterisch". En wij kijken glunder, omdat wij zoo goed „bij" zijn. En todh konden wij zooveel vertellen en voof de zoekende en tastende menschheid den Bijbel openen. Ze 'vertellen van den Meester-Droomer, van Daniël den visionair, van Jpzef, den droomer uit Nazareth, van de hemelvisioenen van P'aulus en Johannes. Wij zouden kunnen spreken van de voorspelling aan (Luther in 1509, de droomen van den keurvorst, de voorspelling van Lefèvre aan Calvijn in 1534. Wij zouden er op Imnnen wijzen hoe occult onze calvinistische beschouwing is, een kerk zonder zichtbaar hoofd, een cultus zonder beelden en schilderijen. Wij zouden ons geloof met Galvijn's woorden kunnen omschrijven als „een zien van den Geest met den geest". En niet het minst zouden wij hebhen heen te wijzen naar de teekenen en wonderen der laatste dagen.

Er is in de derde plaats een t'Ok'ort aan sociaal besef. Wij zijn op dit gebied zoo ontzaggelijk platvloerscih. Wij leven in wat men noemt „godsvi-ede" met h'et bestaande, wij leven op voet van vrede met den oorlog, met de verscheuring der volken, met de nijpende misstanden op' maatschappelijk' gebied. (Terwijl duizenden langzaam' verkomm'eren, brengt onze pers ons in vale kolommen op de hoogte van het toilet der Koningin: H. M'. droeg een beige mantel, een hoed met een iaigrette, een witte voile, een zeegroene japon, en zoo leutert men Voort. Zouden wij met liever eens lettön op' die ouwe ziel met het ka'ppthoedje en de keelbanden, in de versleten pelerine en de afgetrapte schoenen? ; Ons volk is zeker een Oranjelievend volk' — meer oranje-gezind dan m'onarchistisch zelfs — miaar in die hanen moet haar liefde niet geleid worden en nu minder dan ooit. Eens reed ik' in den vroegen m'orgen weg uit een Groningsch dorpje. Het laatste dorpsbeeld, dat langzaam-aan mijn oogen ontgleed, werd gevormd doior een molen en een kerk. De molenwieken draaiden lustig rond, de kerkspits wees onbewogen naar boven. Het is mij steeds bijgebleven als het beeld van de twee beginsels, het een, dat met alle winden meedraait en steeds verandert naar de immer wisselende 'mogelijkheden, ihet ander, dat met geen haar minder tevreden is dan mtet het ideaal.

O, ik Kdnd het niet erg, dat wij onze idealen niet aanstonds verwezenlijken k'unnen, maar ik' vind h'et erg, dat wij vaaK geen idealen meer schijnen te hebhen". Dat wij ons bij deze 'vTeeselijke wereld neerleggen en vinden, dat het toch eigenlijk' zoo erg niet is. Dat wij ons heginsel niet als een toorts dragen door deze donkere tijden, maar h'et ons als een yeiligheidsnachtpitje is, waarbij wij indomm'elen. Bezuimging zij noodig, b'ezieling echter veel m'eer!

Eindelijk, er is een tek'ort aan apocalyp'tisoh' b'esef in onze kringen. En eigenlijk verklaart dat lalle andere tekorten. Want wij hebben vele perspectieven, inplaats van het ééne perspectief: den kom'cnden Heer. Wij berekenen vele mogelijkheden, inplaats, dat wij ons richten naar de eene zekerheid: Jezus k'dmt. En daarom is elke berekemrig een verrekening. Als wij het beeld van den 'komenden Heer uit h'et oog verliezen, doen wij met laan evangelisatie, want „onze kerk zal er wel geen voordeel van hebhen". Dan lachen wij als verlichte menschen om occulte dingen, omdat de tijd van „bloed en vaiur len rookdamp" door ons naar het verre verschiet is verschoven. Dan verkilt onze 'sociale erbiarming, omdat wij steeds maar rekenen hoelang wij met onze penningen nog wel „toe" moeten. Dan wordt onze godsdienst repeteeren in plaats van verwachten. De bekende D'e Liefde schreef eens in een meuwjaarsbrief: „Mocht dit jaar het laatste der wereld zijn". Verstaan wij nog wel iets van deze stemming?

De verwachting van den komenden Heer is oofc de sterkste pleitreden voor Reformatie. Als zij wortelt in bepaalde tijdsomstandigheden heeft zij geen lévenskans. Zoodra neemt de loop der zaken geen keer of de angst-reformatie slaat om in reformatieangst. Dan worden wij monotone lofzangers op den ouden tijd en zouden 'de wijzers der wereldklolk wel willen terugzetten. „Maar gij weet het geloof is leen onrustig ding". Het drijft ons er telkens

weer toe te beproeven, wat den Heere welb'eihiaaglijk zij.

Het is te verwa, cliten, dat mijn serie artikelen, die ik ('hiermede - afsluit, bespreking zullen uitlokken. Bewijzen van instemming en van ontstemtaing ontving ik reeds. Juist daardoor beantwoorden zij aan Jiun doel. Ik voelde mij gedrongen (toen mij de gelegenheid tot schrijven werd geboden, welke ik liever ontweken was) om deze punten eens aan de orde te stellen. Ot ik daarmede sominigen onaangenaam ben igeweest, bezwaart mij in het minst niet. Het is beter elkaar rondborstig de waarheid te zeggen len dan trouwhartig de 'handen ineen te slaan, dan langzaam' Van elkander te vervreemiden. Het is niet zoo erg daarbij eens warm te loo'pen, als elkaaj , , als zoovele ijsbergen voorbij te drijven."

Voor alles wat ik schreef, draag ik persoonlijk de verantwoording. Achter „Jongeren" of een dergelijke mystificatie iheb ik taij niet verscholen. Natuurlijk zijn mijn laiiikelen wel een neerslag van wat ik jn vele plaatsen van ons land heb opgevangen uit den mond van broeders en zusters van allerlei slag. Maar tot iemands spreekbuis heb ik mij niet laten rnaken. En waar de critiek' aan het woord kwam', heb ik het timbre eerder verzacht dan (doen aanzwellen.

Natuurlijk is [het geenszins mijn bedoeling' over al de in deze artikelen aangestipte zaken te gaan polemiseeren. Ik heb mijn gedachten gebiecht en heb er Vollen vrede bij, - dat een ander zijn hart uitstort. Als de uitkomsl. m, aar mag zijn, dat wij ons nader rekenschap gaan geven, wat wij met ons streven naar Reformatie beoogen. Wij kunnen ons niet steeds in algemeenheden blijven bewegen.

Al ben ik mijnerzijds dus gaarne bereid van alle polemiek laf te zien, al h'oop ik .mij van de zucht tot iRechthaberei vreemd te houden, ik moet mij een ïeserve voorbiehouden. Dat betreft de quaestie der belijdenisschriften. Die zaak' is te belangrijk, dan dat zij niet tot volle helderheid gebracht moet worden. „De Heraut" en „De Wachter" hebben er reeds over geschreven. Laat ik vooropstellen, dat er [m. i. tusschen ons van geen beginselverschil sprake is. iNoqh over den inhoud, noch over het gC'Zag der confessie bestaat er tusschen hen en mij wezenlijk verschil. Het ging .als bij de handhaving onzer 'neutraliteit. De eene soldaat stond op de Scheveningsche pier en de ander op den St.-Pietersberg. Zij stonden met den rug naar elkander toe. pe een presenteerde het geweer aan de Britten, de ander aan de Feldgrauen. Toch' dienden zij één zaak. Zoo schijnt het mij ook' hier toe. Als „De Heraut" tegen miskenning der belijdenisschriften den Idagen trekt, kruist hij dien niet toet N. 'B. Niet voor miskenning, maar tegen de vereering der belijdenisschriften voerde ik het pleit. Tusschen beide bestaat zeer zeker verband, n.L, dat aan de waardeering der belijdenisschriften en der Synode van Dordrecht niets hinderlijker in den weg staat dan hun vereering.

Al is er dus bi. i. van verschil in beginsel geen sprake, wel is er verschil in mentaliteit. Op' het oogenblik; wil ik hierop niet nader ingaan. Ik wil eerst eens lafwachten of en wat de kerkelijke pers hier nog (toeer over schrijft. Vriendelijk vraag' ik om toezending van artikelen, dienaangaande. Dan hoop ik nog eens de gelegenheid te vinden een en ander te zeggen over onzen hand aan de belijdenisschriften, beoordeeld door een gewoon gemeentelid. Tenzij een ander het voor mij doet of de redactie van ons blad mij toioede is.

En zoo is deze toeer hijzondere quaestie toch weer een lalgemeene. Zij teekent den toestand onder ons, gereformeerden. Eén in beginsel, verschillend in mentaliteit. Dat bloot te leggen, zat bij deze artikelen voor. Reformatie-mentaliteit te helpen aankweeken, was taede Imijn hoop-Moge ik deze zaak niet al te onbekwaato gediend hebben.

Errata. Men leze in het vorig artikel voor „groote gebied": groote gebed ea voor spalter: psalter.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

REFORMATIE-MENTALITEIT.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's