Het onbegrepene.
Jezus antwoordde en zeide tot hen; Breekt dezen tempel af en in drie dagen zal Ik hem oprichten. Johannes 2:19.
Reeds bij Zijn eerste optreden in Jeruzalem heeft, Jezus in de tempelreimgin, g het conflict aangedurfd met heel de madht van liet veruitwendigde, ontheiligde Joodsche leven.
Het staat nu reeds "vast, dat Hij de machthebbers tegen zich krijgt. Ze zullen het er met bij laten. Dat kan niet ongewroken blijven. Het zal Jezus kosten Zijn rust. Zijn vrede, Zijn bloed. Zijn leven.
Daar móeten de discipelen , al iets van hebben vóórgevoeld, want hun komt te binnen het psalmwoord, dat een lijdenswoord is: De ijver van uw huis heeft Mij verteerd.
En ze vergissen zich niet. Want de Joodsche oversten komen al op hun Meester aan. Hij is in hun rechten getreden. Priester' is Hij niet. Overste nog minder. Wanneer Hij dan optreedt als zeloot moet Hij met een teeken aantoonen, dat Hij van God ils gezonden.
En Jezus .antwoordt. Hij antwoordt met dat raadselachtige woord, dat ons, die heel het verloop van Zijn lijden, dood, opstanding kennen, ontwij-
felbaar toont, dat ook Hij in dat tempelcOinflicL duidelijk: zag de schaduw van Zijn kruis: Breekt dezen tenïpel ai en in drie dagen zal Ik hem opricliten.
De Joden Ihooren een antwoord, dat geen antwoord is en dat toch, hèt antwoord is.
Het is geen antwoord. Ze ihebben ooJd geen antwoord noodig. Jezus' daad^ waarvan reeds de kooplieden en de •wisselaars! de inajesteit der waarheid ihebben doorvoeld, toen ze zonder protest zich met 'hun scliapen en ossen lieten uitdrijven, spreekt voor zichzelf. De Joden ihebben geen antwooTd noodig.
En het is tóch een antwoord.
Het is hèt antwoord.
Want als ze over dit 'wonderwoord zullen nadenJken, a, ls hjet indringt in (hun ziel, als ze, er mee wei'kzaam worden, als ze er den zin van zoefen te grijpen, dan zullen ze er zich in be schuldigd weten.
Niemand wane, dat Jezus bij dit.geheimzinnige woord met den vinger op Zijn eigen lichaam zal hebben gewezlen.
Dan ware het al te-dwaas, dat de Joden Hem tegenwerpen, dat er zes en veertig jaar aan dezen tempel is gebouwd.
Het is goed, dat de Joden denken asöi dat tempelgebouw, waaruit Jezus de schapen en ossen. Kooplieden en wisselaars heeft weggedreven.
O, als ze het nu wilden inzien, de Joodsche oversten dat zij, die deze ontwijding van het heiligdom huns Gods toelaten, bezig zijn dezen tempel af te breken!
Dat ware een verlossend inzicht!
Dan was er hoop!
Maar het antwoord golft onbegrepen langs hun harten heen. Ze willen niet komen tot het geestelijk inzicht in het teeKen, dat Jezus hun biedt. Ze willen niet komen tot erkenning, dat ze zelve aan tempelafbraafe doen.
Ze laten dan ook het woord, dat hun zonde wil ontddkken, rusten. Ze vragen niet: Hoe, zaaiden wij, wij, ooit dezen tempel willen afbreken? Ze komen slechts terug op ïezns' zeg'gen, dat Hij den tempel in drie dagen zou 'Idmnen oprichten. En daar spotten ze mee.
In dien spot spotten ze Jezus' woord weg.
Toch hebben ze huns ondanks deze raadselspreuk niet vergeten, niet knnnen vergeten. Het woord bleef onder hen voortleven. Het groeide vast in hun •herinnering. Het vergroeide er tot een verminkte legende. Het spookt nog in de harten der Joden na in den helschen nacht vajr het Sanhedrin.
Dan wordt er nog een besdhWdiging uit gedistilleerd.
Dan maken ze er van, dat Hij gezegd zou hebben, (Jat Hij zelf iden tempel zou afbreken om Hem in drie dagen weer op te bouwen.
Dan klagen ze Hem aan als tempelschenner.
Ze hebben niet begrepen en niet willen begrijpen, dat ze zelf door Jiun ontwijding van het heiligdom des Heeren bezig zijn den tempel te slcopen.
Dat deel van Zijn antwoord hebben ze laten glippen en toen verminkt en verdraaid tot hun eigen verderf.
Ook Zijn discipelen hebben Jezus' woord niet aanstonds doorzien in vollen rijkdom.
Pas na Zijn opstanding peilden ze er de diepte van. Toen de tempel van Zijn lichaam', door de Joden gebroken in Zijn kruisdood, was opgericht in nieuwe, eeuwige heerlijkheid!
Toen zullen ze ook voller hebben doorschouwd den levenden samenhang tusschen Jezius en den tempel. W, ant Hij is de tempel van den tempel, Hij, in wien al de Volheid der godheid lichamelijk woont. Van de schadaw, welke God aan Israël had gegeven in bet van steenen opgetrokken heiligdom, is Hij het heilig'e licihaam.
Gaat Israël in zijn oversten dóór die tempelontwijding te begunstigen, dan zijn de dagen van het steenen heiligdom geteld. Dan breekt men geestelijk den tempel af, maar dan z; al er ook straks niet één steen op den landeren overblijven. Dan gaat de tempel er aan!
Maar dan zal h, iet Jodendom zich ook' niet ontzien ami Hem, in Wien de wiare tempel Goids op aarde leeft, over te geven ; aan den dood. Dan kost dat Jezus het kruis!
Dit is de ondergang van het Jodendom.
Maar in den verrezen Christus wordt de tempel nieuw opgericht. In Zijn lichaam', dat oprijst uit het graf. In Zijn lichaam, dat geestelijk' uitgroeit in Zijn vele leden. In den tempel van het Nieuwe Testament, de gemeente des levenden Gods, een woonstede Gods in den Geest.
Het onbegrepen woord van de tempelafbraak is in de heugenis der Joden vergroeid toi hun eigen verderf.
Het onbegrepen woord van de tem'pelaibraak is in de harten van Jezus' discipelen bewaard, met liefde bewaard, en daar uitgegroeid door de werking des Heiligen Geestes tot een wooid des eeuwigen levens.
We belijden de duidelijkheid der Heilige Schrift
Wat volstrekt niet zeggen wil, dat iemand, wie ook, ziO'U durven beweren, dat er geen ding voor hem onduidelijk zou zijn.
Het Woord Gods komt zoo menigmaal tot ons in het geheimzinnige kleed van het raadsel.
Het is vol verborgen diepten.
Wie het niet vatten wil, verdraait het tot zijn eigen verderf. Die gaat er door dwalen. Die gaat er mee spotten. Die gaaf-er beschuldigingen uit oprapien tegen-God, tegién Christus, tegen het Wpord, den dienst, de kerk des Heeren. De natuurlijke mensch .hegrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hi| kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.
Wiat doen wij met het onbegrepene? Bewaart het in een hart, dat voor |het Woord des Heeren heeft. Zoekt' er mee werkzaam te Worden met de werkzaainheid der liefde.
En door het k'leed van het raadselachtige heen, aullen we jallengs meer het klare Woord Gods zien doorschitteren.
En kennen we nu ten deele, zoodat we ook' slechts ten deele profeteeren, als het volmaakte zal gekomen zijn, zullen we kennen aangezicht tot aangezicht.
En we znllen ons over het onbegrepene verwonderen! We zullen ons over het onbegrepene eeuwig verblijden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 januari 1923
De Reformatie | 8 Pagina's