GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Sociale Vrede.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Sociale Vrede.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV

In het eerste aftikel is betoogd, dat uit het begrip maatschappij voortxdoeit, dat de sociale vrede bestaat in de harmonisclie ontwikkeling van alle geledingen. Het tweede artikel sloot zich daarbij aan en zette uiteen, dat deze zelfde beschouwing vaii den socialen vrede geeischt wordt door den inhoud van het begrip vrede. In het derde artikel is gehandeld over de sociale ongelijkheid en onderscheiding van de sociale q; uaestie.

Hoe is de ongelijkheid in h'et leven te verklaren ? Hoe moet het probleem' van de veelheid opgelost? „Kenmerkend voor onzen tijd is, zoo' heeft P r o f. Bavinck eens opgemerkt, dat deze veelheid meer dan ooit te voren een p r a, c t i s c h probleem is geworden. De groote verscheidenheid, die er in de wereld bestaat, wordt heden ten dage vooral op sociaal terrein, als ongelijkheid' onder de menschen gevoeld. Inderdaad is deze ongelijkheid, ofschoon slechts een specificatie van het de gansche wereld' omvattend probleem der veelheid, voor den mensch zelf van het grootste gewicht, niet alleen, omdat zij theoretisch aan het denken eenprobleem stelt, maar nog meer wijl zij practisch menigmaal zulke schreiend droeve tegeastellingen in het leven roept. Wiaar is de oorzaak te zoeken en waartoe is het noodig, dat enkelen mogen leven in overdaad en velen een vrij onbezorgd bestaan mogen leiden, maar dat de massa 'der menschen met zwaren arbeid het dagelijksch brood moet verdienen? Wie of wat is het, dat onderscheid maakt tusschen hen, wier woning weelderig of aangenaam ingericht is, en die vele, vele anderen, die hun leven moeten doorbrengen in benauwde vertrekken, in enge stegen en sombere achterbuurten, verstoken van licht en van lucht? "i).

Op die vraag Rousseau. is een antwoord gegeven door

Hij heeft de oorzaak der ongelijkheid, en vooral der heillooze ongelijkheid, hierin gezocht, dat do mensch van den eenvoud en de waarheid der natuur is afgeweken, en voor de natuur de cultuur in de plaats is getreden. Oorspronkelijk, zoo leera, art hij, heeft de mensch in een natuurtoestand verkeerd, waarin hij, door zijn instinct geleid, zijn behoeften wenschte te bevredigen. Deze waren echter weinig, zoodat hij spoedig de middelen vond om ze te bevredigen, en in het zoeken van die middelen gedreven werd door onbaatzuchtige zelfliefde. Maar die zelfliefde is ontaard in zelfzucht. De beschaving heeft n.l. voor den mensch' een gansch andere wereld geopend, en daardoor zijn de behoeften vergroot; daardoor - is de begeerte verscherpl; daardoor is de onheilige jacht geboren naar „meer" en naar „hooger", en in dien weg js de mensch verzonken in een poel van ontevredenheid en ellende, van ongeluk en levenszatheid, en is ook in de wereld ingedrongen de ongelijkheid, de disharmonie, die heel het leven versombert. Daarom is er slechts één redmiddel, en dat middel wijst hij aan in de leuze, die tot zijn levensdevies geworden is: retoumons a la nature.

Over die ongelijkheid nog h'et volgende: In zijn tweede Discours sur l'inégalité stelt hij tegenover de werkelijke, ellendige maatschappij zijner dagen de fictie van den natuurstaat, waarin alle menschen niet oorlogzuchtig en strijdende te^ genover elkander stonden, ma, ar waarin zij allen vrij en gezond, goed en gelukkig met elkander leefden. Niemand poogde den ander te overvleugelen. Ieder burger liet zijn vrijheid en recht met die van lalle anderen samenvloeien • in een souvereinen generalen wil, die geen ma< ; htsgrens kende, aan geen onrecht zich kan schuldig maken en het welzijn van allen in gelijke mate beoogde. Zoo was de oorspronkelijke toestand, die door Rousseau vereenzelvigd wordt met vrijheid en recht, met godsdienst en deugd. De ellende is pas ontstaan, toen de mensch dien natuurstaat verliet, en de verlossing is hierin te zoe'ken, dat men van de cultuur tot de natuur teruglöeere, van de ingewikkelde, verbasterde maatschappij tot den oorspronkelijken, onschuldigen natuurstaat, en van de drogredenen des verstands tot de zuivere ingevingen des gevoels 2). • ,

Dit moet echter goed verstaan.

Rousseau heeft nooit in volstrek'ten zin een natuurstaat willen invoeren. Hij begreep terdege, „dat dit onmogelijk was. Ook stelde hij den natuurstaat niet voor als een toestand, die eenmaal wei'kelijk had bestaan. Maar hij gebruikte deze idee alleen als een middel om zoodanige door hem wenschelijfc geachte inrichting van maatschappij en staalt als mogelijk voor te stellen, waarin aller belangen vereenigd waren, en alles geschiedde voorhet volk door hetvolk. In tegenstelling met hetgeen in zijn tijd bestond, verlangde jhij . een staal, die op de vrijheid van allen gegrond was, en waiarin voor een in den weg van onrecht en geweld verkregene bevoorrechting van enkele standen of personen geene plaats meer was. En bij de constructie van dien staat bekommert hij zich om geen historisch geworden toestanden, om geen historisch verkregen rechten, om geen pair tijen of richtingen; zich latende leiden door zijn gevoel, phantaseert hij er in het wilde op los en komt hij ook voortdurend met zichzelven in tegenspraak. Evenzoo is Rousseau zelf geen socialist en geen communist geweest; maar de gedachten door hem geuit over de ongelijkheid en haar oorsprong, over rijken en armen, over heeren en knechten, en vooral ook over de dienstbaarmaking der maatschappelijke en staatkundige instellingen van den kant der rijken en machtigens aan hun eigen belangen, zijn toch het materiaal geworden, waaruit de socialistische en communistische stelsels na hem opgebouwd zijn''^). Daarom kon Napoleon terecht zeggen, dat zonder Rousseau Frankrijk geen revolutie zou hebben gehad.

Op dit laalste komt het vooral voor ons aan.-Voor ons onderwerp' is het van het grootste belang te weten, dat Rousseau's gedachte van. hot onrecht der sociale ongelij'kheid diep in dei harten wortel heeft geschoten, en de grondgedachte is, waaruit de socialistische bestrijding van deze ongelijkheid is opgekomen. „R o u s s e a u maakte nog onderscheid tusschen de natuurlijke en physieke ongelijkheid, zooals die in geslacht en leeftijd, in gaven en krachten uitkomt, èn de moreele of politieke ongelijkheid, die in rijkdom en macM, in eer en stand bestaat, en die geheel op conventie berust. Doch hij verzwakte en beperkte de na; tuurlijke ongelijkheid toch reeds zooveel mogelijk', want ten eerste was oo'k het natuurlijk verschil in sterkte van lichaam of geest dikwerf een gevolg van leefwijze en opvoeding; en ten andere had dat verschil in den eenvoudigen natuurstaat veel minder te beteekenen, want er was toen geen kunst en geen wetenschap, geen eigendom en geen dienstbaarheid; ieder kon zichzelf redden; de ongelijkheid, die er bestond, was nauwelijks te merken en haar invloed niemendal. Geen wonder, dat anderen nog een stap verder gingen, en alle verschil in geestesgaven onder de menschen verworven noemden, en dat de negentiende en twintigste eeuw, voorzoover ze aan de beginselen der Revolutie trouw bleef, de ongelijkheid in nog radikaler zin en op nog breeder terrein bestrijden ging, dan men in de achttiende eeuw begonnen was dal te doen"*). .

Die bestrijding draagt een tweevoudig karakter.

Aan do eene zijde staat die beweging, die evolutionistisch „er naar streeft alle soortelijk verschil, b.v. tusschen God en wereld, tusschen mensch en dier, tusschen ziel en lichaam principieel te vernietigen, en aan den anderen kant vinden wij de moderne actie, 'die het onderscheid tusschen mail en vrouw, ouders en kinderen. Overheid en onderdanen, patroons en werklieden, rijken en armen enz. zoeken uit te wisschen" '•). Dit laatste brengt ons als vanzelf tot de Marxistische beschouwing van de ongelijldieid, die, zooals uit het bovenstaande blijkt, aan de gedachten van Rousseau ten nauwste verwant is, doch veel verder is gegaan dan de burger van Geneve, gelijk R o u s s e a u zich, ' gaarne noemde, wilde. Daarover hoop. ik in een volgend artikel te handelen.


1) Dr H. Bavinck, Verzamelde Opstellen, Kampen 1921 (artikel Over de ongieljj kheid) blz. 152, 153.

2) Dr H. Bavinck, Verzamelde Opstellen, Kampen 1921 (artikel Over de ongelijkheid) blzj 158.

³) idem, blz. 159, 160.

4) idem, blz. 161.

5) idem, blz. 162.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1924

De Reformatie | 6 Pagina's

Sociale Vrede.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 januari 1924

De Reformatie | 6 Pagina's