GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KUNSTZINNIGHEID.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KUNSTZINNIGHEID.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Conclusie van het eerste artikel: Dit bedoel ik te bespreken: moeten wiJ een andere houding tegenover de kunst aannemen dan Dr Kuyper? Zoo niet, 'kan er een program van actie worden opgesteld? Zoo ja, welke behoort die andere houding te zijn. Het „eerste geslacht" kon door Dr Kuyper nog niet tot hoog kunst-interesse worden opgekweekt. Het „tweede geslacht" deed iets van zijn kunstzinnigheid blijken en concentreerde dat op huis en kerk. Het „derde geslacht" voelt behoefte om de vleugelen van den kunstzin . breeder uit te slaan. Hier en daar ontbrandde reeds een konilikt tusschen bet tweede en derde geslacht over de kunst. Men mag dit niet te tragisch, maar ook niet te luchthartig opnemen. Het is thans de tijd, om Kuvper's Calvinisme en Kunst te bestudeeren. En dit sta voorop: we hebben prin-. cipiëel te ziJn ook in onze kunstzinnigheid.

IV.

Voor den goeden verstaiander'p^^^fc nog óp, dat de lenze „principieel ook in de kunstzinnigheid" niet in zich sluit, dat de normen (dat, wat de richting aangeeft) van schoonheid dezelfde zijn als de ethische, de logische, de religieuze normen. Nooit mogen deze oE enkele hiervan vereenzelvigd. Maar voor nadere ontwikkeling hiervan is een weekblad niet gesöhikt. Ook het onze niet. Want een weekblad moet populair zijn. En deze dingen te populariseer en is haast niet doenlijk. Men moet daarvoor eenige filosofische scholing hebben. En wilden wij dit niet tot op den bodem nagaan, doch er eenige verduidelijking van geven, dan zouden we hieraan zeker een geheele artikelenreeks moeten wijden.

Met dit te memoreeren, meen ik dan ook thians te mogen volstaan. Als men ons maar niet misverstaat, is het ons wel. Kunstzinnigheid kan principieel zijn, zonder nog de normen van het eene levensterrein aan te leggen op een ander gebied.

Ik keer tot de ontluikende kunstzinnigheid terug. Vanzelf mag hier de waarschuwing tot het derde geslacht niet achterwege blijven of elk dwepen met lijn en kleur en toon reeds kunstzinnigheid zou verraden.

Lange haren, fladderende das en fluweelen jas schijnen tegenwoordig wel de herkenningsteekenen van den artist te zijn, maar ieder, die deze symbolen Iaat groeien of zich aajischaft, is daarmee nog niet artistiek aangelegd.

De mensch van onze dagen heeft een enorme belangstelling.

Hij vindt een heele boel „machtig interessant".

Maar interesse in de kunst verschilt zóó veel van kitnstzinnighe'd, als weetgierigheid naar allerlei godsdienstige verschijnselen van de godsdienstigheid, de godsvrucht zelf.

Een jongmensch, dat gaarne reproducties verzamelt, behoeft nog evenmin een kunstzinnige te zijn, als wie zijn geld aan postzegels uitgeeft. De jonge dame, die haar wilskracht op dè piano beproeft, heeft daarom nog geen gevoel voor muziek.

Daaxom past het derde geslacht bescheidenheid.

Het kan zich niet op onze artikelen beroepen om tot het tweede geslacht te spreken: jullie hadden nog slechts een kunstzinnigheid in den'knop., maar bij ons springen de kelkjes open, de bloem laat haar gouden hart zien, er gaat van ons een sublieme aroma uit.

Dan, zou het wel geuren.

Maar niet op» de aangenaamste wijs.

Al moet men de oogén voor 'de meerdere kunstzinnigheid van het derde geslacht niet sluiten, daarom heeft nog niet ieder individu uit dat geslacht er deel aan.

Hoe kan nu door het tweede bij het derde geslacht kunstzinnigheid gekweekt en versterkt?

Ik gaf daarop reeds ten antwoord: door zeli zooveel als het kian met het derde geslacht er in mee te leven.

Maar er behoort toch meer van gezegd.

Het tweede geslacht heeft over het geheel een zekeren aflceer van de nieuwere kunst.

Het zal zich, als het leiding geven moet, meei de klassieke kunst toewenden.

Doch daarin steekt een gevaar.

Niet zóó wordt de kunstzinnigheid aangekweekt, wanneer men zoon of dochter van de schilderijen en etsen van Vincent van Uogh, van Schelfhout, van Wijngaerdt, Toorop, van Konijnenburg, van Dobbenburg, van Monnick'endam, van Jan en Willy Sluyters wegtrekt met een: dat is zoo maai wat knoeien, om ze dan mee te nemen naar het Rijksmuseum, linea recta naar de Nachtwacht te rennen en dan te pnffen: dat is pas echte kunst.

Zeker, dat is echte kunst.

Maar wat zou er van Ae kimst worden, indien iedere schilder in Rembran-dt's trant het doek ging bewerken.

Wat eenvormigheid, wat eentonigheid, wat imitatiezucht zouden dan de schilderkunst ontsieren.

Dit onthoude men: evenmin als de wetenschap staat de kunst buiten het leven.

Evenals de wetenschap kent ook de kunst groei. En God laat groeien.

De groei miskennen is Gods werk miskennen.

Men mag niet eischen, dat de kunst zal stilstaan.

Men mag niet vorderen, dat de kunstzin van het derde geslacht alleen maar gevoel zal hebben voor de kunst van de 16de en 17de eeuw.

Toen in de vorige eeuw het Calvinisme weer in eere kwam, hebben de voorgangers dadelijk do waarschuwing doen hooren: geen repristinatie. Geen nauwkeurig copiëeren van het vroegere Calvinistische levensbeeld.

Zij wilden nieuwen groei uit den ouden wortel. En dat moet ook thans aangeheven met betrekking tot de kunst: geen repristinatie.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

KUNSTZINNIGHEID.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's