GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het recht van staking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het recht van staking.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIll.

In de vorige artikelen zijn eerst weergegeven de meeningen van vooraanstaande mannen in onzen kring, en voorts is de vraag besproken, of de staking te rijmen is met het geloof in Gods voorzienig bestel.

Tegen de staking wordt nog een ander argument aangevoerd.

De vraag 'klinkt ook, of het moedwillig neerleggen van den arbeid in overeenstemming is met de gehoorzaamheid, die de arbeider den pa, troon verschuldigd is, en of dus het stalvingsrecht niet in botsing komt met het sociaal gezag. Deze vraag brengt ons tot een zeer gewichtig onderwerpi, en tot een critiek punt, waarover vroeger in onze kïingen geducht is gestreden. Een twintigtal jaren geleden is n.l. een scherp debat gevoerd over deze vragen: is er in de verhouding van den vrijen arbeider tegenover den jjatroon binnen den kring van de arbeidersbetrekking nog van gezag on gehoorzaamheid sprake? Is die gehoorzaamheid met de persoonlijkheid van den axbeider te rijmen? Wordt zij geleerd in de Schrift, en eischt Gods AVoord ook in de maatschappelijke verhoudingen onderwerping aan de door Hem gestelde macht?

Op die vragen is een tweievoudig antwoord gegeven.

Sommigen hebben dien plicht tot gehoorzaamheid in den zin van onderwerping aan het gezag ontkend. Die onderdanigheid, zoo beweren zij, strijdt met de vrijheid van den arbeider. Zij is niet in overeenstemming met het feit, dat hij volgens een contract werkt. Zijn arbeid is eenvoudig het nakomen van een vrijwillig aanvaarde verpilichting. Hier van gehoorzaamheid te spreken zou zelfs afbreuk doen , aan het gezagsbegrip, en de kracht van het evangelie ondermijnen. De patroon heeft de leiding, en de arbeider schikt zich daarin. Daartegenover nu staat de meening van anderen, dat gehoorzaamheid en vrijheid geen strijdige begrippen zijn. Het Woord Gods, zoo zeggen ze, heeft deze gezagsfeer zelf in het leven geroepen, en de gehoorzaamheidsverhouding tusschen patroon en arbeider wordt geëischt door het welzijn van het sociale leven, en kan niet anders dan beiden ten goede komen. Ook hier is wel terdege van gezag sprake, en al komt de verbintenis tot stand door de wederzijdsche vrijwillige aanvaarding van het contract, binnen den kring van dat contract rho-et de patroon het zeggenschap hebben en is de arbeider tot vrijwillige gehoorzaamheid geroepen.

Deze strijd loop-t dus over de Schrift.

Hij wordt gevoerd over die teksten, waarin de apostel Paulus spreekt over de verhouding vaar heeren en knechten. In Efeze 6:5 lezen we: ij dienstknechten, zij t gehoorzaam uw heeren naar het vleesch, met vreeze en beven, in eenvoudigheid uws harten, gelijk als , aan Christus. Evenzoo in Col. 3:22: ij dienstknechten, z ij t in alles gehoorzaam-uw heeren naar het vleesch, niet met o o g e n d i e n s t e n als m e n s c h e n b e h a g e r s, maar met e e n v o u-digheid des harten, vj-eezende God, Aan Timotheus schrijft de apostel: e dienstknechten, zoo velen als e r o n d e r h e t j u k z ij n, zullen hun heeren al eer waardig ach-.ten, opdat de naam van God, en de leer niet gelasterd worde (1 Tim. 6:1). In Titus 2:9 heet het: ermaan de diens tknechlen, dat zij hun eigen heeren onderdanig z ij n, dat zij in alles we 1 b eh, age 1 ijK zijn, niet tegensprekende, en de apostel Petrus vermaant: ij huisknechten, z ij t m e t alle vreeze onderdanig den heeren, niet alleen den goeden en bescheide-. nen, maar ook den harden (1 Petr. 2:18).

Geldt deze vermaning. ook voor onzen tijd?

Wijlen Ds Tal ma, die met scherpte de eerstgenoemde opvatting heeft voorgestaan, betoogt in zijn brochure: De vrijheid van den arbeidenden stand, dat deze apostolische woorden tot de slaven en niet tot de vrije arbeiders van onzen tijd gericht zijn. In deze vermaningen troost de apostel hen door hen er op te wijzen, dat zij, hoewel slaven, toch vrij gemaalden zijn in Christus. Om Zijnentwil moeten zij hun heeren gehoorzaam zijn, en den toestand van slavernij, als hun van den Heere. beschikt, aanvaarden. Hun axbeid hebhen zij als een goddelijke roeping-te verrichten, en onder het juk', dat zij torschen, met gewilligheid te dienen. De apostel aanvaardt dus den be-' staanden rechtstoestand, d.i. de slavernij. Hij stoot dien niet om. Hij predikt geen revolutie. Hij beweegt de slaven niet tot opstand, maar hij vermaant hen, die christenen zijn, ernstig met" lijdzaamheid in dien harden weg te wandelen, en getrouw te zijn in de vervulling van hmr christelijke roeping.

Wat vloeit hieruit nu voor ons voort?

Volgens Tal ma dit, dat, bij de toepiassing van deze Schriftwoorden op deze tijden, de bestaande rechtstoestand, d.i. de vrijheid van den arbeidenden stand, niet omver gestooten, maar aanvaard worde. De verhouding van den arbeider tot den werkgever is rechtens niet een van persoonlijke dienstbaarheid, maar een verhouding van wederzijdsche overeenkomst. De getrouwe arbeider gehoorzaamt niet den heer, maar hij komt vrijwillig de op zich genomen v^erpliohting na; immers de ondergeschiktheid is het noodwendig gevolg van' het feitj dat hij met anderen samenwefkt in dienst van den eenen patroon. Echter, en dat moet terstond hieraan toegevoegd, die vrijheid beteekent practisch vaak niet veel, omdat de vrije arbeider telkens door de verhoudingen, waarin hij leeft, verhinderd wordt in de redelijke en billijke uitoefening van zijn recht. Dat nu is een toestand van verdrukking, en hierin nu is het woord van den ap'o s^ stel ook voor den arbeider van' heden tot troost. Ook hij heeft dezen toestand als van den Heere beschikt te aanvaa.rden. Ook hij heeft zijn levenstaak, al is zij moeilijk, te verstaan als een goddelijke roeping. Ook hij heeft zich in alles christen Ie betoonen, mits hij daarbij niet vergete, dat het christenzijn hem niet alleen tot lijdzaamheid maar ook tot activiteit moet uitdrijven.

Activiteit in den strijd voor sociaal recht.

Activiteit in het streven naar de beste arbeidsvoorwaarden.

Activiteit in het werken om een menschwaardig bestaan.

Activiteit in het jagen naar zulk' een levenspositie, waarin^ de vervulling van 'de christenroeping mogelijk is.

En nu het tweede standpmit.

Tegen de meening van Tal ma zijn meerderen met kracht opgekomen, o.a. Dr B. Wiielenga. Hij heeft'in zijn geschrift: De vrij e ar beider gehoorzaam, het gevoelen van T a 1 m a aan scherpe critiek onderworpen, en voornamelijk in het licht gesteld, wat wij onder de begrippen g e-zag en geho'orzaamheid met betrekking tot den arbeider te verstaan hebben. Wa, t is n.l. gezag? Gezag is in zichzelf absoluut en volstrekt. In wezenlijken zin wordt het daarom alleen bij God gevonden. Gezag toch spruit voort uit de positie van afhankelijkheid, en omdat de mensch volstrekt afhankelijk is van God, is Gods gezag over hem ook volstrekt. Gezag heeft ten doel het welzijn van hem, óver wien het gezag zich uitstrekt. Omdat God alleen waarlijk en volkomen het heil van het schepsel bedoelen kan, is Zijn gezag ook alleen echt en waarachtig. Doch gezag heeft bok ten doel de eer van hem, die dat gezag draagt. Omdat God absoluut Zijn eigen eer beoogt, is Zijn gezag ook volkomen. De mensch heeft dan ook alle gezag van God ontvangea, en Zijn gezag is van den Almachtige afhankelijk.

Nu is er drieërlei gezag.

In de eerste plaats, dat der noodzakelijkheid of van den dwang.

Ten tweede, dat. der zedelijkheid, voortspruitende uit meerdere gaven, rijkere kennis en vasteren wil, en in de derde plaats, dat der vrije 'keuze. Dit laatste gezag nu komt voor op' sociaal terrein. Het ontstaat, doordat de arbeider zich vrijwillig stelt in den dienst van den patroon en het gezag van den laatste geldt alleen binnen den arbeidskrihg. Maar in dien kring is de arbeider geen slaaf. Wel wanneer hij in zijn arbeid geen menschwaardig bestaan vindt, maar overigens blijft hij de vrije arbeider. Echter in die hoedanigheid en als vrije arbeider gehoorzaamt hij. Wiant het gezag is niet, zooals Talma beweert, alleen ten behoeve van den patroon; het is er ten behoeve van de onderneming, waarvan beiden, patroon en arbeider, deel uitmaken, en van wier bloei beider welvaart afhankelijk is.'Indien .de piatroon deze roeping tegenover het arbeidende volk niet verstaat, en indien de arbeiders hun roeping, om door het gehoorzamen aan het gezag de welvaart der onderneming te bevorderen, vergeten, dan is het hoog tijd, deze dingen beiden op het hart te binden. Op dit standpunt is het arbeidscontract de noodzakelijke grensregeling van het gezag en waarborg tegen willekeur.

Maar er is meer.

Volgens Talma is gehoorzamen zijn wil ta buigen voor het gezag van den ander, en daarom fc'omt den patroon geen gezag toe; hij is slechts leider, en daarom kan er bij de arbeiders~v'a, n gehoorzamen in den stricten zin van het woord geen sprake zijn. Maar, zoo vraagt W i e 1 e n g a, wat is leiding? Sluit leiding gezag buiten? .Leiden is toch een voorgaan op den weg, waarop zij, die zich aan die leiding toevertrouwen, volgen moeten. Hun inzicht en hun wil moeten zij tot op zekere hoogte onderwerpen aan die leiding. W^aarom zou men dan het woord gezag wegnemen? In den brief van Jakobus worden gehoorzaamheid en leiding in één adem genoemd? (Jak'. 3:3 e.v.), en waarom dan deze onderscheiding? Bovendien is het voor den arbeider niet vernederend gehoorzaam te ^zijn in de sfeer van zijn arbeid. In de praktij'k moet het hier op neerkomen, dat de patroon zegt, hoe het gebeuren moet, en de arbeider doet, wat de eerste zegt. Dat is goede gehoorzaamheid. De vrije arbeider zij vrijwillig onderdanig ook aan het van God verordineerde sociale gezag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Het recht van staking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 mei 1924

De Reformatie | 8 Pagina's