GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Middelnederlandsche en moderne bewerkingen van de Beatrijs-legende.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Middelnederlandsche en moderne bewerkingen van de Beatrijs-legende.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV. (Slot.)

Kog een derde bewerking vraagt onze aandacht, nml. die van den welbekenden dichter P. C. Boutens, want de Beatrys van Edward Koster gaan we voorbij, ook al, omdat het een vertaling is uit het Engelsch. (Tusschen haakjes, het zou zeer interessant zijn eens na te gaan, hoe in andere taleu de legende is bewerkt, dit zou meteen een bijdrage kunnen zijn tot dichterpsychologie; welk een groot verschil is er bijv. tusschen de bewerking van den Engelschman Johnson en die van den Franschman Maeterlinck).

Boutens is een onzer beste, moderne dichters, een woordkunstenaar, die een rijkdom van gedachten ten toon spreidt, die de grootheid en voornaamheid van zijn geest bewijzen. Zijn eerste verzen verschenen onder de hooge bescherming van Lodewijk van Deyssel, die in de inleiding, voor den bundel gedichten geplaatst, den dichter typeerde als den dichter der natuur, die de natuur afbeeldde met zijn gevoel en zijn gevoel met de natuur. Een ander zegt van Boutens, dat hij „zijn ik zingt, getoonzet op rijmen" (DT V. Ginniken).

Het spreekt wel vanzelf, dat een kunstenaar als Boutens in zijn bewerking van de Beatryslegende superieur werk zal geven. Dit is ook in zekeren zin het geval. Maar tegelijk zien we, dat het levensprincipe van den dichter een bepaalde opvatting van de stof meebrengt, leder mensch toch leeft, bewust of onbewust, uit bepaalde beginselen, die hem leiden bij zijn denken en spreken en niet het minst bij zijn kunstuitijigen. De ïloomsche middeleeuwsche dichter was een innig godsdienstig man; zijn kunst bloeide daarom in de sfeer van izijn godsdienst.

Een minder-religieus dichter zal vanzelf het godsdienstige wegdringen of vervormen naar eigen inzichten. Bij Kutten was dit merkbaar. Bij' Boutens is het zeer sterk het. geval. Ongetwijfeld heeft de grondgedachte van Beatrys hem getroffen. De moderne mensch onzer dagen is lang niet ongevoelig voor religieuse aandoeningen.

Boutens' Beatrys is een non, zoO' ideaal als men maar wenschen kan, een heilige. Ri e K ramer, die een plaat teekende bij het gedicht, heeft dit blijkbaar ook zoO' gevoeld, toen ze Beatrys afbeeldde met een aureool om het hoofd. De dichter brengt ons dadelijk in de steimming, dat we met een buitengewoon menscli hebben te doen:

ze had. dat uiLverboren deel Van blijdschap zonder vlek of scheur. God lief als hed uit vooglekeel. Als bloemegeur....

Als een eenvoudige van hart droeg ze de zachle lamp harer blijdschap door aa, rdsche vreugd en aardsche smart. Ze opende de poort van het klooster met haar teere handen, zooals ze met baren stillen lach en zachte woord het haxt der menschen opende.

Smart kon haar niet neerdrukken, integendeel, waar ze kwam schoot vreugde op' .als een bloem. De andere nonnen mochten het hart van. Maxia zoeken met vasten en bidden, opdat ze een glimp van gena in het donkere dal van smart mochten ontvangen, zij niet aldus, haar leven was één zuivere vreugd, dat zich bewoog in de straten (Vaii Gods lichte stad en onder Moeder Maria's oog. Ze leefde dus in een geheel andere sfeer als de andere nomien. Het gewoon-menschelijke was haar vreemd. Van een tweestrijd; van een heftige, bruisende begeerte naar wereldsche liefde, die haar verteerde en die ze, als zonde, zelf moest veroordeelen, zooals de Middeleeuwsche, weet Boutens' Bea(: rys niets. — Zoover de eerste afdeeling. Nu komt er een kentering in dit ideale leven. (.Eens, in Mei, ging ze uit, heel vroeg in den morgen, waar smart haaï blijdschap riep', toen alles sliep. Een zelfopofferende non-verpleegster was ze dus!

En nu komt het. Diaar klinkt haa, r de stem van een ridder tegemoet. Wat hij precies zong of zei, wist ze niet, maar opeens doorsneed een gonden pijn haar hart; zijn schoonheid zag ze niet, haxtstocht maakt zich niet van haa, r meester; wel merkte ze de smart op, die er in zijn oogen brandde; en aldoor hoorde ze hem klagen, wreed en zoet: ik min u goed. Nu begint haar liefde-lijden; liefde uit medelijden verwekt, zou Cats zeggen. Nu eindigt de blijdschapslach, en ze denkt aaln niets dan aaia de ongetrooste smaxt, die den slanken ridder kwelt. Daarom steekt „de gouden pijn in haar hart". Met niemand spreekt ze er over, „omdat die zelve ziet en weet alleen vertroosten kan". Maiar aan Maria, bekende ze haai-liefde, in den avond, toen ze alleen met haar was. En toen ze daama nóg ongerust ^bleef en oprees, beschaamd als een schuldig kind en naar de donkere poort ging en in het maanhelder staarde, meende ze een kreet van een ziel in nood (liefdenood van den ridder) te hooren. Dan glipt ze nog eens naar 't Mariabeeld en fluistert:

Moeder (Maria), ik moet van hier.

Ze ontdoet zich van het kloostergewaad, trekt

een ouden mantel aan, glimlacht troostend (let wel!) Maria aan en zegt beslist:

Ik moet — Maar ik kom weer. 1)

en toen ging ze „bijna blij". En Maria? Ze hoort het afscheidsvaarwel en kijkt met bezorgden groet, maar geen verwijt. En, zegt de dichter:

Zoo toog die zoete Beatrys, Rustig en recht als een, dus een die weet, Haar nachtelijke onzeekre reis Naar 't hart, dat om haar leed.

Voor een heusch verwijt is feitelijk ook geen plaats. Van zonde is immers geen sp'rake? Beatrys offert zich op, ze verlaat tijdelijk de heilige sfeer, waarin ze verkeerde, maar om te gaan naar het Uart, dat om haar 1 ijdt. En dat kan ze rustig en recht doen, zeker als ze is, dat z© een bijzonderen plicht volbrengt, waarin de adel van haar hart zich evenzeer uit. Ze wordt wel {een wereldsch mensch, die een w e r e 1 d s o h e werk verricht, ongetwijfeld van lager aard dan wat ze tot heden deed, maar toch even noodig. Vergelijk daar nu eens mee, wa.t de Middeleeuwscha non zegt:

Ie moet in swaren s o n d e n sneven.

Niets van dit alles hier, geen schijn of schaduw zelfs, en daarmee is de kern uit de legende gelicht. De M. E. Beatrys vreest onder te gaan in ide zonde, de moderne weet reeds bij het heengaan:

I k kom weer.

Ze doet slechts een uitstapje, een staaltje van zelfopoffering geeft ze. Ze is niet de z-ondaras, maar de troosteres vaai eens ridders leed. Evenals bij Pater Vloers, den tijdgenoot van Vondel, en evenals bij Maeterlinck in zijn Soeur Beatrice, laiat Boutens het Mariabeeld zijn plaats verlaten en Beatrys' werk verrichten. Hoe lang bleef Beatrys nu uit? Beatrys wist het niet Maar eens, een zonnigen Meiedag Wist ze haar wereldsch w ie r k v e r r i cli t. (Let wel!) Zij rees ter andre reis en zag Haar nieuwen plicht. (!)

Het was haar of Maria haar nu riep; in haajr ouden mantel weer ging ze terug. Vreeze om het klooster bimien te gaan, kent ze, natuurlijk niet. Strijd tegen zonde heeft ze niet gevoerd, van berouw wordt evenmin gerept; zorg voor kinderen heeft ze niet, want echt modern zijn ze er niet, zooals bij de M. E. non en bij Rutten's B|ea, trys. Alle schuld ontbreekt. Luister maar naar wat volgt: -

De sombre poort week open wijd Bij de' eersten klop. Daar stond Beatrys r o e r e 1 o o s-g e w ij d.

Er hing een wonder licht in de hal, dat straialde van moeder Maria's gelaat.

Zé hoorde veel en luit, als om haar te verwelkomen :

Zoo stond o n n o o z 1 e (== onschuldige) Beatrys, Verheerlijkt met Maria mee. (Let op dit woord „verheerlijkt”.

Biechten? Neen! Maria legde heur vingeren gebenedijd aan benedijden mond. Nu nam het beeld de oude plaats in de nis weer in. Alles was weer als voorheen. Van haar leven buiten het klooster kwam niemand ooit iets te weten, dan Maria alleen en Beatrys was weer de oude, met den stillen lach verspreidend weer vreugde als vroeger en haar leven bewoog zich weer „in de. stralen van Gods lichte stad en onder Maria's oog”.

Eindelijk stierf ze. Een moede, grijze pelgrim, de ridder van Beatrys, kwam na jaren sterven in 't zelfde klooster en van hem vernamen de nonnen het geheim van Beatrys. Met een pa, a, r verzen, aan Maria gewijd, eindigt het gedicht. De vele spatiëeringen hebben den opmerkzamen lezer reeds ingelicht over den gansch modernen geest, die in Boutens' werk schuilt. In een pracht van tajaJ, van natuurschildering en van heeldsp.raak is een nieuw gedicht ontstaan en 'is de aloude sproke omgetooverd in een sprookje, waarin de echt menschelijke Beatrys der M. E. in een weldoende fee is veranderd. Daarmee is het felle leven vernietigd, de psychische diepte verdwenen. Alles werd vaag en mysterieus. Het breede epische verhaal der Middeleeuwen veranderde bij Boutens in een gevoelige romance van een ridder en een jonkvrouw, die samen een tijdlang door de wereld zwierven en tenslotte naast elkaar begraven werden. En wat het meest treft bij deze metamorphose, dat is, uat zonde en genade werden geëlimineerd. Onze oioderne tijd vermijdt liefst zulke positieve woorden. Boutens droomt in vaag gedroom van wat den '•Vüdcieleeuwschen monnik-dichter realiteit was. Honderden droomen met hem mee. Zijn boekje heeft na 1908 twintig drukken beleefd en daarmee wordt de geest van onzen tijd in véle kringen getypeerd.

„Alleen die zelve ziet en weet", die kan dichten 'lis de middeleeuwsche monnikdichter.

A. L. J. WYTZES..


1) De lezer lette op de sjpatiëeriiigeu, die wij aangevea.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

De Middelnederlandsche en moderne bewerkingen van de Beatrijs-legende.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 februari 1925

De Reformatie | 8 Pagina's