GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Geen polemiek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geen polemiek.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Er schijnen menschen te zijn, die, iioewel z.e „mannen van de pers" zijn, geen verstajid hebben van polemiseereu. Welnu, dat is niet erg. Pölemiseeren behoeft ook niet de éérste taaik van een schrijver te zijn.

M: a.a, r het is lastig, dat er zulke menschen zijn, zoodra ge door hen bestreden wordt.

Daar ga.n, t het kwaad zich wreken, en komt ge in een lastig parket.

Want da, n weet ge niet, of ge te doen heibt met iemand, die in zijn onnoozelheid even een vergissinkje maakt, dan wel of"'t iemand is, die minder mooie dingeïi, tusschen de regels door, zegt.

Het eerste is dus een soo, rt onbeholpenheid.

Het laatste gebrek aan goede manieren en aan christelijke levenshouding.

Welnu één van die twee geYaJlen moeten we veronderstellen bij de po-lemiek, welke we te voeren hadden met Ds Lingbeek van „de Gereformeerde Kerk". En uit den aard der Hefde veronderstellen we dan het liefst een soort „onbeholpenheid". Immers eerst wordt men scherp .aaaigeviallen — zonder dat men een nummer van de krant, waarin men wordt aangev, allen, krijgt toegestuurd. Dian zend men een „ingezonden" stuk — en weer krijgt men geen bewijsnummer, waarin het stuk werd ge-.plaatst. Men zegt, dat Ds Lingbeek deze minder fijne manier verklaarde in een onderschrift in zijn blad, maia, r ik heb dat niet gelezen — dus weet ik de reden niet. „Manier" is het in ieder gevail niet.

Maar toen ik ook een en ander zeide over de kwestie in „De Reformatie" kwam Ds L. weer terug op zijn eerste stuk en qipj mijn ingezonden. Weer moest ik van anderen een niunmer va, n het blad krijgen, om te zien, wat Ds L. deed.

Zoo kiumen we aan den gang blijven.

Maar ik dank er stichtelijk voor.

Al had ik geen andere redenen, dan nóg zou ik de polemiek beëindigen om de volgende redenen:

a. tusschen de regels door beschuldigt Ds L. mij van. een soort dubbelzimiigheid, of wilt ge, van een soort dubbelhartigheid. Immers hij doet alsof er min of meer opzettelijk een soort tegenspraak door mij in mijn woorden is gebraicht.

b. de juffrouw, van wie hij zijn verslag ^over de bewuste vergadering heeft, sprat weer; ze vertelde nu weer iets wat ten eenenmaJe onjuist is. Het gold niet de kwestie van de leer, die Ds Lingbeek „schuwde als de pest", wat Pj-of. Groisheide opmerkte, ter vergadering, — maar een kwestie van wetenscha.p, pelijke behandeling van de karakterkunde. Maar dat begreep de juffrouw klaarblijkelijk niet — en dat wordt nu ook al aangehaa, ld lals een .„bevpijs" dat de juffrouw gelijk had'. Ds L. moet deugdelijker argumenteeren.

c. ik dank er voor in naam van het gereformeerd beginsel bestreden te worden door iemand, die primo: over hetgeen ik zeide is ingelicht door een dame, die klaarblijkelijk niet kan hooren, veel minder verslag geven, — die seoundo: ons gereformeerden beschuldigt va, n alles en allerlei, waarvoor hij geen zweem Va.n bewij's heeft; en diei tertio, een soort onbetrouwbaarheid insinueert tegen hem, dien hij bestrijdt. Wanneer Ds L. weet, wat gereformeerd is, dan kan hij geen tegenstelling tusschen mijn „ingezonden" en mijn Refo, rmatie-artikel ontdekken.

Ik ben bereid verder op de, ze kwestie in te gaan, mits Ds L. eerst verklaart op het punt via, n den doop" Gods Woord en de Ger. Belijdeni.sschriften als basis voor een debflit te willen nemen; en indien hij mij belooft, naai-goede persmanier, zijn bladen toe te zenden aan mijn adres, wanneer hij over mijn opvatting handelt.

Niet enkel de H. B. S.

Naar aanleiding van ons hoofdartikel van de

laatste*) week, kreeg ik eenige brieven — meest waardeerende, - zoodat ik er niet verder behoef op in te gaan, dan alleen 'dat ik mijn dank uitspreek voor die waardeering.

Maar er wa.s één broeder en vriend, die zich stootte aan de uitdrukking M. O. „Het M. O. is nu eenmaal bij de orthodoxie de kop vaai Jut, en 't gymnasium het heilige huisje", zoo ongeveer was zijn klacht. Ik kan hem geruststellen — ik bedoelde niet de gymnasia uit te sluiten. Reeds vroeger zeide ik, dat ik, om iden langen term „Voorbereidend Hooger Onderwijs" te vermijden, gemakshalve gewoonlijk zou spreken over het M. O.

Er bestaat trouwens tegenwoordig, nu (helaas!) de Hoogere Burgerschool ook voor bijna alle faculteiten opleidt (wie weet straks ook voor de juridische!) geen reden, om in onderscheiding van de H. B. S. juist van het gymnasium als van Voorber. H. O. te spreken. Laten we zoo langzamerhanjd maar alles samenvatten onder den term M. O.

Toekomst-ellende.

Het nieuwe voorstel inzake het aanvullingsexamen voor hen, die de H-©• S. hebben afgeloopen, en nu in de rechten willen gaan studeeren, js een stap verder op een zeer verderfelijken weg.

De eerste stap is gezet, toen de menschen van het onderwijs vergaten, wat oorspronkelijk de bedoeling van de H. B.. S. was, n.l. een school, die allerlei opleiding voor de levensptactijk kon geven, als verlengstuk vaal de lagere school. Men kwam zoover, dat men de menschen van de H; . B. S. op de Universiteit kreeg. Diaarmee verloochende men het karakter va, n de H. B. S. en ook het karakter van de Universiteit.

Erger werd het, toen het wetteke-Limburg het promotie-recht gaf aan de H. B. S.-ers. Maar straks wordt het nog erger.

Iemand kan, met een klein aanvullingsexamen-Latijn, van de H. B. S'. in de rechten promoveeren. Maax ook: hij zal, na het candidaats-rechten, doctoraal in de filosofie kunnen doen, en straks in dat vak promoveeren. Indien althans voor hem geen uitzondering gemaakt wordt!

Dan wordt , hij doctor in de filosofie. Practisch is dan wel voor hem het grootste deel der filosofische literatuur een gesloten boek — maax dat geeft niet: in den tijd toen de menschen nog Grieksch en Latijn verstonden, zijn er vertalingen van de werken der ouden genoeg verschenen. En straks krijgen we doctoren in de filosofie, die Plato lezen met een „pons”.

Nederland heeft steeds een „zeer goeden naam^ gehad in de wetenschappelijke wereld, maar wanneer we nog een kwart-eeuw zoo verder gaan, dan houden we alleen maar over mannen, die in de exacte vakken zich een naam verwerven.

En wanneer de laatste Nederlander, die nog Grieksch leerde, zal zijn gestorven, dan zal men een werk uitgeven — het zooveelste onderdeel van een historie van het wetenschajjptelijk leven in Nederland. Dat werk zal heeten „van Minister De Visser tot den laatste der Mohicanen”.

De literarische faculteit heeft dan geen studenten meer in de Oude Talen. Want het geeft dan, geen levensbestaan meer, deze vakken te studeeren, wijl ze niet meer worden gedoceerd.

Immers alleen theologen zijn da, n nog zoo ouderwetsch Grieksch en Latijn noodig te hebben. Misschien is er tegen dien tijd wel een alleszins betrouw])are vertaling van alle werken van oude theologen, die nog beteekenis hebben — benevens van den Bijbel. En dan hebben zij ook geen oude talen meer noodig.

Of deze vakken worden dan nog alleen door dominees, met den titel van lector, onderwezen aan theologische voorbereidende scholen. Natuurlijk dan ook weer alleen bij de gereformeerde!! en enkele dergelijke „groepen". Want godsdienstgeschiedenis is zonder oude talen ook wel te leeren.

Over honderd, jaar zullen jeugdige gelieven een nieuw geheimschrift hebben uitgevonden, dat over alle scholen zich wonder-snel verbreidt. Het zal zijn een woord-combinatie van zeer vreemde letters. Alle inspecteurs van het onderwijs zullen er bij geroepen worden, en alle mogelijke politie-autoriteiten zullen hun best doen. Niemand zal kunnen uitmaken, wat de jongelui, ongestraft, heimelijk samenzweeren.

Tot er één jongeling door de mand valt, en vertelt, dat het letters zijn uit een vreemde taal, die hij in een boek, dat bij zijn vader op zolder ligt, overschreef. M^en zal dat boek zien, en ontdekken, dat de jeugdige deugnieten Nederlandsch schreven met Grieksche letters — evenals de staten van Holland vroeger het oud-Friesch met dergelijke letters in hun geheimschrift weergaven.

Dan zal men een dominee roepen om te getuigen, dat het vreemde inderdaad Grieksch is. En hij zal constateeren, dal hij Grieksch ziet_, maar Nederlandsch leest.

En dan zal er een paedagoog opstaan, die verklaart, dat het tijd wordt de jonge menschen weer Grieksch te leeren.

Ze zijn worden! er immers „zelf-werkz, aam" mee geworden!


*) Dit stuk stond een week over. L. te d. H. Zie intusschen het hoofdartikel van deze week.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Geen polemiek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1925

De Reformatie | 8 Pagina's