GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gisbertus Voetius

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gisbertus Voetius

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

IX. 's-Her togenb osch

Een der belangrijkste jaren uit de tweede periode van onze worsteling tegen Spanje, die ro.et het einde .van het TwaalQarig Bestand in 1621 ajanving en waarin de grenzen van de Republiek der zeven vereenigde Provinciën zijn bevestigd, is 1629. In ^at jaar sloeg prins Frederik Hendrik het beleg voor de sterke vesting 's-Hertogenbosch, het bolwerk van Rome's macht in 'Noordelijk Brabant. De vijand wendde van zijn kant alles aan om de stad te ontzetten, en deed zelfs, om het Staatschs leger ervan af te trekken, een inval over de Veluwe tot in Utrecht. Do'Ch alles te vergeefs: na een beleg van vier maanden gaf 's-Hertogenbosch .zich in September 1629 over.

De laatste weken van "dit beleg heeft Voetius medegemaakt als legerpredikant. Het was de gewoonte, dat jaarlijks op de ZuidhoUandsche Synode', een der Classes naar toerbeurt werd aangewezen om een predikant naar het leger te zenden. Op de yynode van Leiden van 1629 was de Classis Gorinchem aan de beurt, en deze vaardigde Voetius af. Den 7den Augustus vertrok hij naar het legerkamp, bovendien nog voorzien van een mandaat van de Synode zelve, om er bij de bevoegde autoriteiten krachtig op aan te dringen, dat „ingevalle het Godt soude believen ons met de victorie van die stadt te begenadigen" in 's-Hertogenbosch en de omliggende dorpen de „Paapsche afgoderij" niet langer zou worden geduld, aangezien, zoo schreef de Synode in den hem verstrekten geloofsbrief, „de christelijcke overheyt, in de oorloghe, die sy voert voor de religie ende den staet, niet so seer te letten heeft op conquesten i) van landen ende steden als wel op 'de uytbreydinge van des Heeren wooi-dt ende de voortplantinghe van sijn kerck'e". Voetius kreeg de opdracht dienst te doen bij het gedeelte der troepen, dat o-nder bevel stond van graaf Willem van Nassau, een kleinzoon van den grondlegger van de Unie van Utrecht Jan den Oude, die als commandant van het garnizoen van Heusden, hem niet onbekend was. De velddienst was geen sinecure; lederen avond werd voor het front het „avondgebed" gedaan, gevolgd door eene korte toespraak, - waarna over de troepen, die de wachtposten gingen betrekken, de zegen werd uitgespronken. Verder moesten de talrijke zieken en de gewonden worden bezocht, vermaand-en getroost, en .soms moesten soldaten, die wegens vergrijpen tegen de krijgstucht ter dood werden gebracht, in hun laatste oogenblikken worden bijgestaan. De legerpredikant had te spieken met ruwe, onbeschaafde manschappen, maar ook' met hoogst ontwikkelde officieren. Later heeft Voetius, in zijne Politica Ecclesiastica dan ook verklaard, dat niet iedereen zoo maar voor Hen legerdienst deugde, maar dat daarvoor alleen in aanmerking mochten komen mannen, die ervaren waren zoowel in de dingen van 'Gods Koninkrijk als in de wereldsche zaken, en die verstand ^piaarden a.an standvastige godsvrucht.

De gezondheidstoestand der troepen van het bezettingsleger was allerellendigst, en ook Voetius zelf was een. poos krank.

Over den val van 's-Hertogenbosch werd feitelijk beslist dooT 'de verrassing van Wesel, ten gevolge waarvan de vijand, die nu in den rug bedreigdj werd, zich uit de Veluwe moest terugtrekken en ook geen pogingen meer 'kon doen om de stad te ontzetten. Dit feit werd dan ook 'in het kamp met een dankstond gevierd, waarbij Voetius voorging en blijkbaar zoo zeer voldeed, dat 's Prinsen gemalin Amalia van Solms, " die in de buurt, te Crevecoeur, verto'efde, hem uitnoodigde voor haar en hare omgeving het gesprokene te herhalen. Den 17den September 1629 tro'k' het garnizoen van Den Bosch met volle krijgsmanseer uit de vesting en verliet ook de Roomsche geestelijkheid de veroverde stad.' Twee dagen later werd door den vasten legerpredikant Conradus Markinius in de Sint-Janskerk de eerste Gereformeerde prediking gehouden. Naast hem werden nu vier predikanten uit andere kerken geleend, om de reformatie der geheel Roomsche stad tot stand te brengen; en een hunner was alweer Voetius. Er viel heel wat te doen: de kerkgebouwen moesten voor den Gereformeerden eeredienst worden ingericht, een kerkeraad moest geïnstitueerd worden, scholarchen moesten worden aangewezen om toezicht te houden op "het onderwijs, ' het gasthuis moest worden hervormd en alle Roomsch dienstpersoneel daaruit verwijderd, en bovenal moest worden omgezien naar blijvende predikanten, 'daar de gemeenten, die de hunne geleend hadden, sterk opi den terugkeer hunner eigen dienaren des WoO'rds aandrongen. Voetius werd naar Den Haag afgevaardigd om over •de vaststelling der predikantstraiktementen 'te onderhandelen. Hoe verbaasd was hij, toen hij' na eene afwezigheid van drie weken terugkeerde, te vernemen dat men hem' dood gewaand had: er was rondverteld, dat hij plotseling was gestorven, en van Roomsche zijde had men daarin een straf des hemels gezien, omdat hij tegen de aanwezigheid van crucifixen in de kerken zou hebben geijverd! Hij wist daarop niet beter te doen, dan de

stad eens rond te wandelen, om te laten zien dat hij nog gezond en wel in leven was. Toch bleef het praatje de rondte doen, en het werd nog wat overdreven. In 1632 verscheen te Granada in Spanje «en pamflet, waarin de straffen werden beschreven, die den Gereformeerden predikanten waren overkomen, omdat zij de Roomsche Kerk hadden be-.streden, en onder meer verteld wercldat een hunner — bedoeld werd Voetius — op den predikstoel staande, gewoonwag opengebarsten was!

De beroeping der predikanten gaf alweer aanleiding tot geharrewar. De Staten-JGeneraal — als •opperbestuurders van de to> t de Generaliteitslanden .gerekende stad — wilden zelf de predikanten aanwijzen uit teen door den Kerkeraad te maken nominatie, iets wat volkomen ïn ëtrijd was met het Gereformieerde kerkrecht. Tenslotte kwam het tot een vergelijk: het beroep zou geschieden ten overstaan van de Gecommitteerden der Staten-Generaal. En zoo werden dan den 18den Juni 1630 vijf predikanten beroepen, en onder dezen, als eerste, Voetius. Doch slechts drie hunner aanvaardden het beroep: Voetiüs verklaarde geresolveerd te zijn , ^j •sijn gemeynte van Heusden te leven ©nde te sterven, •soo langhe als-synen dienst aldaar aengenaem sonde sijn", en evenals hij bedankte ds Spiljardus van Gorinchem. De drie anderen deden in de maand Augustus him intrede. Voetius kon toen naar zijne gemeente terugkeeren, voorzien van eene „loffelijcke attestatie in de beste forme". Ruim tien maanden, van 9 October 1629 toit 22 Augustus 1630, had hij als „geleend" predikant in Den Bosch dienst gedaan.

Zijn verblijf in het Nederlandsche Romg had hem echter ia een polemiek gewikkeld met Cornelius Jansenius, den geleerden hoogleeraar aan de - hoogeschool te Leuven, wiens naam zou blijven leven als de geestelijke vader van het Jansenisme. De oo'rzaak daarvan lag in een manifest, dat in Mei 1630, onderteekend door Voetius en de drie andere predikanten, op verschillende plaatsen in de stad was aangeplakt, waarin de Roomschen werden uitgenoodigd zich voor de geheele gemeente, of ten minsten voor den magistraat, in eene „vriendelijcke conferentie" te verantwoorden, over de door ben uitgestrooide „tastelijcke leugenen". De vele geestelijken, die nog in de stad waren achtergebleven, betoonden daartoe weinig animo^ doch Jansenius en nog een geestelijke uit Leuven, Willem van Engelen, zonden een antwoord, dat later in het Hollandsch verscheen onder den titel Daecihs-vaerdicbeyt om alle Catholijcke weder-p^artyen te beantwoorden, waarin zij zich tot het dispuut bereid verklaarden, miits niet in de stad, maar ergens ten platten lande, na uitdrukkelijk ontvangen verlof van de overheid. Voetius en zijne collega's antwoordden hierop met een Na er der openinghe vair hunne bedoeling: zij verklaarden zich fcereid, mits het mondgesprek openbaar zou zijn, en de vergunning aan de overheid door hmi tegenstanders zou worden gevraagd. Natuurlijk kwam er verder van de geheele zaak niets. Jansenius had echter bij het eerstgenoemde manifest een Latijnsch geschrift gevoegd, waarvan de vertaling tot titel voerde: Preserva, tyf-dranck, waarmede bedoeld werd een voorbehoedmiddel „tegen "den toover-gift-dranok van de Ghereformeerde Ministers", en waarin dezen werden uitgedaagd de wettigheid van'hunne zending aan te toonen. Hieropvatte Voetius vuur: te Heusden teruggekeerd, schreef hij in het Latijn een zeer scherp: antwoord onder den titel: Phi Ionium romanum correctum^j. Daarop antwoöT'dd© Jansenius weder met een uitvoerig geschrift N o t a r u m S p o n g i a, waarvan eene Hollandsche vertaling verscheen onder den titel C atholij cke uy t-wis-spons. Onmiddellijk toog Voetius aan een breed opgezet tegenschrift, waaraan hij bijna twee jaren werkte; doch hij kon er niet gemakkelijk een uitgever voor vinden. Eerst in 1635, toen hij reeds hoogleeraar was., kon het met steun der Utrechtsche stadsregeering te Amsterdam bij Johannes Jansenius verschijnen, onder den titel Desperata causa Papains, d. i. de Wianhopige zaak van het Pausdom, 't Is een kwartijn van achthonderd bladzijden, een ware mijn van tallooze argumenten tegen Rome, maar door zijn zeer zwaar Latijn en - dooT de scholastieke manier van behandeling voor lezers uit onzen tijd moeilijk genietbaar. Jansenius zelf, die in 1636 als hoogleeraar aftrad, heeft op dit boek niet meer geantwoord, maar wel werd de strijd voortgezet door zijn opvolger Libertus Fromondus, en Voetius' leerling Martinus Schoock. Zelf heeft Voetius er zich niet meer in gemengd, hoewel hij later nog sterk tegen Rome heeft gepolemiseerd. Als legerpredikant heeft Voetius nog eenigan tijd dienst gedaan in 1632 bij de troepen van graaf WiUem van Nassau, tijdens ©en expeditie in Vlaanderen. 'Zijn lijkredenaar, de hoogleeraar Essenius, maakte bovendien nog gewag van drie andera „zendingen naar het leger", doch daarover is iiiets naders bekend. Het is hem zeker niet onaangenaam geweest ook met het kampleven kennis te hebben gemaakt.


1) veroTeringen. ; i J i

^) D.w.z. Het Roomsoh© tegengif verbeterd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Gisbertus Voetius

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 december 1926

De Reformatie | 8 Pagina's