GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Over het leven en de arbeid van L. Penning.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over het leven en de arbeid van L. Penning.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. Tot man geworden.

Een door Penning veel-gebruikt woord, dat den lezers van zijn verhalen (vooral de TransvaalscheJ zeer bekend klinken zal, is het woord „snaaksch", dat dan de'vereeniging is van begripplen als koddig, handig, pienter, sympathiek ook, en dat zijn yerpersoonlijking vindt in de bij de jeugd zoo populaire figuur van Rlikoortje.

Met 'dat woord „snaaksch" nu zou ik willen aangeven den toon, in welken Penning van zijn winkelierstijd vertelt, die, naar we in het vorige artikel zagen, op zijn 16e levensjaar begon. De beschrijving daan^an, zooals Penning die gegeven heeft in een serie feuilletons, is een typische proeve van zijn verteltrant en kenmerkt zich door 'dat „snaaksche".

Reeds de inzet van het verhaal heeft dat karakter. De jonge winkelier begon zijn carrière vol goeden moed. Maar aanstonds werd het hem duidelijk, dat een 'flinke dosis moed ook noodig zou zijn. Want de eerste klant, die hem 's morgens om 4 uur 'zijn bed uitrammelde om een half ons kaas te koopen (een kort-aangebonden arbeidersvrouw, die haast had) snibde hem tegen, toen hij, half slaperig nog, achter zijn toonbank versaheen: „Zoo kan 't niks worden; jij moet vroeger opstaan". Én die eerste klant bediende hij zoo royaal, gedachtig . aan het publiek-winnende principe van

overwicht, dat hij precies zijn verdieaste bij deze eerste daad van koopmanschap inwoog.

Gelijk van alles te krijgen was, tot hoiedendoozen toe, en met dat alles trok hij zijn klanten langs, een klein manneke, die nog al ©ens spo'tternij te verduren had, maar zich idapp.er weerde en de harten der menschen stal. Eerst werkte hij met een kruiwagen, maar al spoedig was een hondenkax noodig, omdat gestaag de nering zich uitbreidde. De ervaring en menschenkennis, die de jonge koiopman op zijn tochten op'deed, kwamen de zaak zeer ten goede en na enkele jaren mocht het gezin zich in een welstand verheugen, dien het tevoren irooit had gekend: een varken en e& n koe werden gekocht, enkele korven met bijen kwamen op het erf te staan, kortom „wij hadden" zegt Penning heel karakteristiek „het beloofde land, overvloeiende van melk en honing, bereikt".

Zoo langzamerhand was de koopman een persoon van gewicht geworden in de omgeving. Die menschen kwamen hem, den twintigjarige, om „raad" vragen, hij moest hun brieven schrijven als ©r een of andere oöiciëele zaak op te knappen viel, en als er ergens in de buurt een dominee was beroepen, verzocht men hem, Penning!, aan Z.Eerw. een brief te richten, om op het aannemen van 't beroep aan te dringen.

Die reputatie dankte hij daaraian, dat hij steeds „hooge en verheven woorden" wist te vinden, die de menschen een „waar haalt-ie 't vandaan" ontlokten. En dan had hij een gave van vertellen — toen dus al — die hem bij zijn klanten een steeds weikomen gast maakte, omdat hij z© meer bracht dan de noodige koopwaar alleen.

Door dat alles begon hij heset van eigen , , beteekenis" te krijgen. „Ik werd over 't paard getild", zegt hij zelf, „en mij werd het dorp te eng". Hij wilde hoo'ger op. Door bijgekomen omstandigheden had zijn moeder den winkel niet meer noodig om te leven, en hem lokte de meer administratieve zijde van den handel. Zoo schreef hij naar een houthandelaar te Wegener in Oost-Friesland, een ouden vriend van zijn vader, met het doel bij dezen in dienst te komen. Maar toen geen antwoord kwam en zijn bezorgde moeder hem voorhield, dat het „blijkbaar de weg niet" was, verzoende hij zich met zijn bestaan en ging zijn speculatieven geest richten op plannen tot uitbreidiirg van de zaak, het aanschaffen van een hittespan enz.

Tot na enkele maanden toch bescheid _uit Weener kwam. De houthandelaar, de heer Hesse, wilde hem gaarne tot zijn assistent hebben en, tOiSn de wederzijdsche kennismaking meeviel, werd de winkel opgemimd en trok de 21-jarige Penning naar Oost-Friesland.

Een heel irieuw leven wachtte hem daar. Hij kwam nu in de echte zakenwereld en leerde zich daarin bewegen, zoodat hij spoedig een bruikbare kracht was. De patroon, bij wien hij inwoonde, waardeerde hm bijzonder en beschermd© h©m tegen de vijandschap, die hij als Cocksiaan te verduren had.

Het was in 'dezen tijd, dat de begeerte in hem ontwaakte, predikant te worden. In overleg met den patroon werd zijn werkkring veranderd, zoodat hij tijd tot studie kreeg en mét groofen ijver tooig hij aan den arbeid. Maar weldra deden zich .„bergen van bezwaren" op, het te ingespannen studeeren na afloop van zijn dagtaak deed hem zwaar ziek worden en toen hij, eindelijk hersteld, weer tot zichzelf kwam, bekende hij 't zich „God bad mij niet noodig voor zijn koninkrijk". D© teleurstelling over deze verworven zekerheid maakte echter zijn dagen somber en zijn leven moeilijk. Andermaal trachtte hij tot zijn ideaal te komen, nu door „met de pen Gods zaak te dienen", en toen werkelijk iets dat hij geschreven had, werd' geplaatst, veerde hij op. Maar daar verder niets meer van hem werd opgenomen, leerde hij ook in dezen van eig©n verlangens afzien en gaf, naar hij het uitdrukt „z(m, ; ijn begeeren in Gods hand, om op Zijn tijd te wachten".

In het najaar van 1879 werd de patroon ziek. Penning verkeerde veel bij diens ziekbed', dat „'heerhjk (was) door de kracht van den Overwinnaar des doods" en voor zijn geestelijk leven tol grooten rijkdom werd.' En toen de heer Hess© overleden was "ten de zaak in andere handen overging, trok Penning naar Holland terug, zijn route 'nemende, over Bunde, waar zijn vader begraven lag.

Vooral door den huiselijken omgang in het gezin van den heer Hesse, die in woord en daad een Christen was, waren de vi©r jaren van zijn verblijf te Weener zeer vormende jaren, die niet slechts zijn ervaring err kennis hadden verbreed', maar, wat meer was; zijn geloofsleven hadden verdiept.

Toen Penning naar Oost-Friesland vertrok, was zijn moeder, die het iru „ruim" had, te Gorkum gaan wonen; dus r©isde de terugkeerende zoon naar de Merwestad err nam bij zijn moeder z'n intrek.

Spoedig vond hij daar weer een werkkring. De Firma Blankers en Zoon, een graanhandel, nam hem in haar dienst als boekhouder en om kleine reizen in den omtrek te maken tot het verkoopen van graan en bloem aan de bakkers.

Dit uiteraard afwisselingrijke werk beviel hem uitnemend; hij had een _goed irrkomen en genoot weldra het volle.vertrouwen van zijn patroon. Bovendien brachten de zakenreizen hem weer onder de i'nenschen en kon hij weer zijn genoegen vinden irr het vertellen en hooren vertellen.

Toch was deze tijd van welvaart niet eeir zoo goede, als de periode van druk, die hij achter zich had. Zijn geestelijk leven verarmde en hij zocht gerroegens, die hij tevo^ren niet begeerd had. „Ik zwierf af", aldus vertelt hij, „maar telkens toch kastijdde de Heere mij met de afgoden, die ik naliep". Deze „afgoden" waren roemzucht en begeerte naar geld; hij waagde zich aan enkele speculaties en kreeg in dat bedrijf genoegen. To't de volkomen mislukking van zijn ondernemingen hem de oogen deed opengaan en hij „met vele wonden bedekt, de eenzaamheid zocht".

Men zou deze passage uit Pennings levensbeschrijving gereedelijk kunnen weglaten, wijl het gebeuren een geheel voioirbij gaand karakter droeg, ware het niet, dat hij zelf de beteekenis daarvan voor zijn verder leven zoo groot noemt. In de feuilletons, die ik noemde, wijst het er n.l. op, dat deze tijd „rij]j.e rer-rten" heeft opgeleverd in geestelijk opzicht en hij in de ziele-eenzaamheid, waarirr hij zich gebracht had, veel meer heeft gewonnen, dan hij materieel had verloren.

Weldra trad hij in het huwelijk en betrok een eigen woning in de Arkelstraat. Hij werd nu tear volle een burger van Gorkum, kwam in een polderbestuur, vervulde zijn schuttersplichten (daarvan hangt hij alweer een „snaaksch" verhaal op) en leefde geheel mee in het bedrijf der kleine stad. In zijn gezin maaikte hij blijde en droeve dagen door, dagen van ziekt© en rouw, maar ook weer van nieuwe vreugde en zoo langzamerhand ging dp tijd 'komen, dien hij „Gods tijd" noemt en waarnaar hij vroeger reeds had gewacht, de tijd, dat hij met schrijven zon begirrnen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Over het leven en de arbeid van L. Penning.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's