GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Samenwerking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Samenwerking.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

iVan verschillende zijden wordt in den laats ten tijd weer aangedrongen op same-nwerking tusschen de vele Kerkeraden en co'mmissies, die aan Gereformeerde Evangelisatie doen.

Onlangs werd door een commissie ergens in Zuid-Holland daartoe een circiulaire verzonden aan de desbetreffende corporaties. Nu weer heeft de Centrale Gonunissie voor Evangelisatie te Delft ee'U dergelijke circulaire verzonden aan alle Kefkbraden.

Ze „wil na rijp beraad gaarne het initiatief nemen tot het bijeenroepien van een vergadering, waar getracht zal worden een Verband tusschen Evangelisatie-Commissies op te richten - indien uit ingekomen sympathie-betuigingen van te vo'ren blijkt, dat de behoefte aan zulk een Verband algemeen gevoeld wordt".

Over het algemeen juich ik alle pogingen tot samenwerken toe. Het komt me voor, dat wij Gereformeerden in dit stuk nog zeer veel ten achteren zijn. Op vele plaatsen wordt in den laatsten tijd gearbeid hetzij door Kerkeraad of Commissie, al »f niet tot dien Kerkeraad. in verband staande. Maar op' de meeste plaatsen staat men tot geen enkele andere Commissie in eenige relatie. Men arbeidt alleen, naar het inzicht, dat de leden van die Commissie hebben, en draagt in den regel ook al de schaden, aan dat alleen staan verbonden. Vandaar, dat elke poging om tot eenig onderling verband te komen, moet worden toegejuicht.

Tech geloof ik niet, dat men op de wijze, die onlangs werd beproefd en die nu weer door Delft wordt in het uitzicht gesteld, tot blijvend resultaat komen zal. Niet, dat een vergadering als D'elft zich voorstelt, vruchteloos zal moeten zlijn. Integendeel, ik geloof, dat het goed zal wezen en goed zal doen, dat de werkers elkaar eens O'lrtmoeten en op: verschillende dingen worden gewezen. Laat daarom de Delftsc'he uitnoodiging overal weerklank vinden.

Maar daarin is niet in hoofdzaak de behoefte gelegen van dezen tijd. Onlangs nog heeft PTof. Grosheide in „De Heraut" er opi gewezen, dat we aan het uitstippelen van de groote lijnen op dit oogenblik weinig behoefte hebben. Aan wat de beide gehouden groote congressen ons als erfenis heblien nagelaten, hebben we op dit oogenblik tamelijk wel voldoende om te weten, hoe men als Gereformeerde den arbeid mo-et aaftvatten.

Er is geen reden, dat er dus nog eens week' althans in den eerst; en tijd een groot congres zal worden gehouden als een soort vervolg op de beide gehoudene. En toch zou, als er één groote Nederlandsche organisatie 'kwam, haar beteeikenis vooral hierin gelegen zijn. Daarom komt het me voor, dat op dit oogenblik * aan zulk' een groo-te organisatie weinig behoefte is. Zulk een organisatie zou groote dingen moeten doen en bespreken allerlei principiëele vraagstukken. Anders zou het houden van haar vergaderingen niet de moeite waard zijn. Een natiO'uale organisatie kan niet voor kleinigheden samenkomen. Reeds daarom geloof ik, dat het scheppen op dit oogenhlik van ëén groote nationale Gereformeerde organisatie niet slagen zou, en dat het blijken zou, dat het niet dat is, waaraan we O'p dit oogenblik behoefte hebben.

Er is heden wèl behoefte aan organisatie. Maar in kleiner kring. Want de behoefte aan sam-enwerking, die zich thans openbaart, betreft niet zoozeer de belichting van de principiëele vraagstukken, als wel de vraag, hoe we practisch het werk zullen aanpakken.

Zoo nu en dan merk ik, dat er menschen onder ons zijn, die niet recht weten, hO'O het 'mo-et. En met een enkele wenk zijn ze geholpen en z'iet men den arbeid .opleven. Schriftelijk wordt wel eens advies gevraagd in een moeilijk geval. |0p een kleine vergadering wordt soms ^een p'Unt ter 235 sprake gebracht, waarmee een Commissie „zit", om het modewoord van den problemen-tijd eens te gebruiken.

Voor déze dingen oirder anderen is organisatie noodig. Die vindt men niet of zeer in het algemeen in de verslagen der Evangelisatie-Congressen en de Acta van onze Synodes. Voor het piractische werk roept menigeen om voorlichting en hulp.

Ik weet wel, dat ook deze zaken op groote vergaderingen kimnen worden besprO'ken. Maar toch zijn vergaderingen, die uitgaan van nationale organisaties, en die dus groot zijn, daarvoor minder geschikt. Daai' hooren we referaten; die kunnen in stilheid worden aangehoord, gelijk zulks betaamt. Daarna komt het debat. Een broieder, die iets wil vragen, stelt misschien zijn vraag. M i s-s oh i en, omdat e-r velen zijn, die opi een groote vergadering hun mond houden, en met hun onbeantwoorde vragen weer naar huis gaan. Maar als die broeder een vraag tóch stelt^ wordt hij beantwoord. Misschien, in het algemeen en kort, omdat de spreker er velen te beantwO'Orden heeft. Daarna nog weer het woord , te vragen, is niet altijd doenlijk. Het geval, waarop de vrager dO'elde en ..waarover hij licht wilde hebben, kan niet voldoende worden afgehandeld. ' Dat is het bezwaar tegen groote vergaderingen: ze blijven te veel in algemeenheden hangen. Vooir practisch werk zijn ze niet steeds de meest aangewezen plaats. Dat kan beter op kleine vergadering gebeuren.

paar kent men el'Ëaar. Daar is de kring kleiner. Daar is de sfeer vertrouwelijker. Daar bepaalt zich de bespreking niet, zooals gemaklkelijk op: grootere vergaderingen geschiedt, tot algemeenbeden, maar gaat men over en weer door een tweegesprek op de dingen in. En zoo bereikt men resultaat, dat een grootere vergadering niet licht kan bereiken.

Er is ook nog een andere reden, waarom het houden van kleinere vergaderingen gewenscht is boven grootere. Als men vergadert uit het geheel© land, spreken daar broeders over een of ander onderwerp, die uit verschillende streken van het land komen. In die streken zijn de omstandigheden geheel verschillend. Er wordt b.v. gesproken over huisbezoek. Maar daarO'ver fc'an iemand uit de groote stad niet zoo ^emabkelijlk spreken met iemand van het platteland. En iemand uit Drenthe niet met iemand uit Noord-Holland.

Wel, zoolang men in algemeenheden blijft hangen. Maar, daarover zijn we het immei'S nu eens, aan algemeenheden hebben we geen be'hoefte. Te zeggen, dat die menschen tocih zoo groote beho'efte hebben aan het Evangelie; dat ze persoo'nlijk moeten worden bearbeid en bezocht; dat we moeten trachten te kennen hun nooden en hun bezwaren — och, dergelijke redeneeringen behoeven we nu, in 1928, niet meer tegen elkander te houden. Dat weten vfe nu zoo zachtjesaan wel.

En als we O'p de bizonderheden ingaan en gaan vragen naar het hoe van dien arbeid, dan gaan de wegen uiteen ten deele. Dan blijkt, dat in de stad anders moet worden gearbeid dan op het platteland. Dat Drenthe andere menschen heeft met andere houding tegenover het Evangelie dan Amsterdam en Zuid-Holland.

Dan is iemand uit Amsterdam of Den Haag niet de eerst aangewezene om de broieders uit Drenthe voor te lichten in hun moedlijkhed-en. En een broeder uit het Noorden gevoelt soms nietl veel van de moeilijkheden, die een spTeker of debater uit Amsterdam ontwikkelt.

Voor het algemeene principiëele deel is samenwerking van alle Gereformeerden in het geheele land en daarbuiten misschien wenschelijk. De groofe lijnen zijn dezelfde voor den geheelen arbeid en bij allen, die arbeiden. Daarvoor hebben we onze groote congressen en onze nationale organisatie.

Maar zoo spoedig we aan het practische werk toekomen, treedt het speciale op den voorgrond. En dat is niet altijd in alle plaatsen en voor alle streken hetzelfde. Over den p'ractisclhen arbeid in NoO'rd-HoUand kunnen de broeders in die provincie het beste onderling O'verleggen. Drenten kunnen het beste samen spreken over de vraag, hoie in Drenthe de arbeid het best wordt geregeld en met welke wapenen het oude Drentsche heidendom wordt bestreden.

Om deze dubbele reden geloof ik, dat het een weinig een anderen kant uit moet dan de broeders in Delft zich hebben voorgesteld.

Vooreerst, omdat de groote lijnen voor het oogenblik met voldoende duidelijkheid zijn uitgestippeld. Wat we noodig hebben, is niet principiëele voorlichting aangaande de groote beginselen, maar practische bespreking over de détails..

En, in de tweede plaats, omdat die pTactische bespreking het beste geschieden k!an niet in groote vergaderingen van het geheele land door menschen, die elkaar niet kennen en in eikaars gedachten niet zoo gemakkelijk kunnen komen.

Maar die komt het beste tot stand in 'kleine vergaderingen van menschen ui> dezelfde streek met dezelfde bevolking en dezelfde nooden. Kleine vergaderingen .zijn voor p'ractisch werk meer aangewezen dan groote.

'Dus; na en naast Delft is er nog méér noodig.

Misschien is een en ander de overweging waard.

Hoe het dan moet, ook daarover heb ik me voorgenomen, iets te schrijven.

In een volgend artikel, omdat dit schrijven te lang zou worden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Samenwerking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1928

De Reformatie | 8 Pagina's