GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niets om te betalen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niets om te betalen.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

een die hem schuldig was tien duizend talenten. en als hij niet had om te hetalen Malth. 18:24 25.

Barmhartigheid is een kenmerk van genade.

Wie jegens een schuldigen broeder of zuster in halstairige onverzoenlijkheid blijft volharden en onwillig is te vergeven, kan onmogelijk in een rechte verhouding tegenover den Heere staan.

Zeker, wij hebben onze verontschuldigingen gemakkelijk bij de h'and.

Wij hadden zoo lang geduld geoefend.

We hadden zoo lang «gewacht op het aanbieden van verontschuldiging.

We hadden zoo dikwijls de hand van verzoening gereikt.

Nu is het uit.

AVe behoeven toch niet met ons te laten spelen.

Petrus meende ook, dat zevenmaal vergeven toch wel het toppunt was.

Maar Jezus zeide: zeventig maal zevenmaal, dat wil zeggen: uw bereidheid om te vergeven zij onbegrensd.

De christen, die vergiffenis weigert, vergeet hoe hij zelf alles voor lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid aan de genade des Heeren te danken heeft.

Hij vergeet, dat hij zelf alleen door de barmhartigheid en vergeving van Gods zijde wordt staande gehouden. Om ons dU diep in den geest te prenten, gebruikt Jezus een gelijkenis.

Een zeker koning wilde met zijn dienstknechten rekening houden. Dfl, t kwam in het Oosten dikwijls voor, omdat de vorsten vaak aanzienlijke bedragen aan onderdanen uitleenden om daar voordeel uit te trekken.

Nu is de dag der afrekening aangebroken.

AA'at dunkt u, als de hemelsche Koning' Zijn dienstknechten op aarde, rekenschap vraagt van hun rentmeesterschap, wie zou dien dag niet met angst verbeiden?

Een der dienstknechten van dien Vorst over vvien Jezus sprak, heeft den dag der afrekening met groote vrees tegemoet gezien, want hij weet wel, dat het voor hem uitloopen moet op finalen ondergang, persoonlijk, huiselijk en maatschappelijk.

Immers, zijn Koning heeft hem groote kapitalen toevertrouwd. Langzamerhand is het bedrag van zijn schuld geklommen tot tienduizend talenten, voor dien tijd een onmetelijk groot bedrag, vele tientallen milJioenen guldens.

En nu wordt het van hem teruggeëischt: een schatkamer vol goud!

Door eigen schuld is al dat geld spoorloos verdwenen.

Hij heeft geen penning meer.

Heden is het de dag der afrekening.

Voor zijn A^orst gekomen hoort hij de posten samenstellen. Het enorme bedrag wordt van zijn hand geëischt.

Deze koninklijke dienstknecht met zijn .reusachtige schuld en zijn ledige handen is een treffend beeld van den zondaar, en van de verhouding, waarin deze staat, tegenover God.

De Heere is ons aller Koning, en wij zijn Zijn dienaren. . > . ,

Ook ons had Hij een rijken schat toevertrouwd, om er winst mee te behalen voor de eer Zijns Naams, voor de heerlijkheid Zijn rijks, want Hij had ons geschapen, in kennis, gerechtigheid en heiligheid.

Ook wij zijn ontrouwe dienstknechten geweest, die de ga.ven hebben verkwist en de schuld nog dagelijks meerder maken, met zondige gedachten, woorden en werken, zoodat het een onnoemelijk groot bedrag is gewQ, rden.

En als de groote dag des gerichts aanbreekt, de rekendag der goddelijke gerechtigheid, zulleh dan de zondaren niet even beschaamd moeten staan als deze dienstknecht, die, schuldenaar voor millioenen, niets had om te betalen.

Laat ons nooit vergeten, dat kennis der ellende het eerste stuk is, noodig te weten om zalig te leven en te sterven.

Zoolang een mensoh nog zelf zijn schamele penningen aanbrengt om zijn schuld bij God te willen verminderen, is hij dwaas en ongelukkig, en hij maakt de schuld nog meerder en grooter, want zijn munten zijn valsch.

Maar alleen als hij zijn schande en armoede belijdt, en met al zijn ellende de toevlucht neemt tot de genade Gods, met volle erkenning van eigen overtreding en onmacht, dan eerst is er hope des behouds.

AA'ant dan is er nog een weg.

Déze weg: Ik zal mijn Rechter om genade bidden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Niets om te betalen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 november 1928

De Reformatie | 8 Pagina's