GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OVER RECHT OF ONRECHT VAN DE NAIVITEIT IN HET GELOOFSLEVEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OVER RECHT OF ONRECHT VAN DE NAIVITEIT IN HET GELOOFSLEVEN.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

III.

De vraag, of in het geloofsleven, in den omgang der ziel met God, de naieve „houding" of zelf-openbaring recht van bestaan heeft, moge praktisch genomen niet veel mensehen bezig houden, ze heeft niettemin recht, om aan de orde gesteld te' worden. In de naïviteit wordt doorgaans gezien de ongekunstelde, eenvoudige bloolgeving van eigen wezen, in tegenstelling met de beredeneerde, opzettelüke, gé> -'. compliceerde handeling. Toch laat zich de vraag stellen, of tusschen naieve en opzettelijke, bestudeerde hande'ing een tegenstelling bestaat, , ' en of het waar is, dat het één het ander uitsluit. Het gewone leven stelt deze vraag reeds, en in het zelfonderzoek van de ziel dringt ziJ zich dadelijk op.

Onze tijd geeft herhaaldelijk blijk van groole waardeering van de „naïviteit" als bij uitstek godsdienstige deugd, en openbaringswijze. Heiier b.v. vindt haar in het primitieve gebedsleven fen constateert ze eveineens in het gebed van de groote geesten van het Christendom. En een filosoof als Peter Wust prijst de naïviteit als fase op den weg ter verlossing.

EeE an-dere vraag is nu; hoe het komt, dat juist de tijd, vifaarin wij leven, zoo met voorliefde spreekt over den naieven geloofsmensch. Hoe komt het, dat speciaal onze eeuw de naïviteit als roligieuse deugd verkondigt? Daar moeten oorzaken voor zijn; aan den onderdom. van het bekende spreekwoord: „simplex sigillum veri" („eenvoud is het kenmerk van het ware") kaai het alleen niet liggen.

Inderdaad, zijn er verschillende factoren aan te wijzen.

Daar is, om te beginnen, het Europeesch protest tegen de , , ver-amerikaniseer ing" ons leven. van

Ik vind deze uitdrukking zóó aardig, dat het me bepaald spijt, ze niet zelf gevonden te hebben. Ik trof ze in hoeken. Onder andere in Fritz Mauthner: Gottlose Mystik (d.w.z., niet: goddelooze mystiek, maar God-looze mystiek, mystiek zonder God). In het inleidend woord, waarmee dit boekje geopend wordt, staat, dat de vraag naar de mystiek onder andere een tegenstelling vormt en zoekt met „het Amerikanisme" van onzen tijd.

Dat kan beteekenen: de zakelijkheid, de voor-•deeligheid (godsdienst is voordeelig!). Het kan óók willen zeggen: de „gecompliceerd-heid", de opzettelijkheid, het „uitgerekende" van onzen tijd. De over-verzadiging, waarvan het gevoel door de hypercultuur ons is bijgebracht.

Het Amerikanisme. —-De Amerikaansche geest, dat is de geest van de geraffineerde techniek, van de tot het uiterste opgevoerde cultuur-genieting. Weinig kunst, veel gekunsteldheid. Dit is althans de Amerikaansche geest als symbool; de werkelijkheid doet in gevallen als deze niet veel ter zake; Henry Ford kan óók wel dichter zijn, en Taylor ook. Het kan.

Het klinkt niet prettig, matir het is toch waar: de opzettelijke terugkeer tot de primitieve natuurlijkheid, tot de oiibevangenheid, tot de ongekunsteldheid, is, omdat hij een protest is legen een eenzijdigheid, zélf wéér een eanzijdig-"fiid. M.a.w.: die terugkeer isniet „naief". Krtiistochten zijn trouwens nooit naieve uitstootingen 'der ziel: er is altijd een of andere profeet of zeloot voor noodig, om ze op te wekken. De profeten kunnen naief gt-noeg zijn; maar hun volgzame leerlingen zijn het niet. En als de profeten doceer en gaan na het profeteeren, is het naieve ook van hén geweken. En zóó is nu onze tijd. Onze tijd roept om de naieve „houding"; maar de opzettelijkheid, de reflexie, de gekunsteldheid, de zelf-analyse ligt er boven op, of, laat zich duidelijk er door heen zien.

Niet, dat reactie tegen onnatuur met de naïviteit onbestaanbaar zou zijn.

Integendeel: onwillekeurig reageert de naieve, kinderlijke mensch, de „primiacve" ziel, tegen alle vijandige prikkels. De naïviteit van het kind verzet zich spontaan, heel natuurlijk, tegen alles wat met de eenvoudigheid van .zijn bestaan in strijd is.

Maai, al is de naïviteit onmiddellijk geneigd tot den haastigen afkeer van alles wat met haar simpel bestaan in strijd komt, de terugkeer tot de naïviteit is zélf n i e t meer n a i e f. DIE is bewuste reactie; het is een poging tot forceering van het slot der gevangenis, waarin men zi'^li besloten weet. De ïiai-c-.ia. irind-msnsch is in zijn gevoe 1 vrij; en hij trekt zich instinctmat i g van alle grauwe gevangenismuren terug. Als hij terecht komt in een gevangenis, en het weet, dan zal hij enkel maar jammeren, zoolang hij een naief kind gebleven is: jaimneren, bidden, klagen, roepen om de vrijheid. Maar gaat hij vijl en zaag koopen, of smokkelen, om de tralies door te zagen, dan is hij berekenend: de naïviteit is er niet meer.

Zóó is het met den mensch onzer dagen: hij maakt van de naïviteit een dogma, een theorie, een redmiddel: dat is het beste bewijs, dat hij ze kwij t is. De primitieve mensch schrijft geen boeken over Rousseau; Rousseau doet het wél over den primitieven mensch. En hij moest e e r s t Rousseau wezen, en van prijsvragen verstand hebben, en het klimaat van de universiteit hebben leeren verdragen, om de advocaat te k fi n n e n worden van. den. naieven mensch.

De opmerking is, gelijk men verstaat, niet nietiw.

Dr H. M. V. Nes besluit zijn boek over „De nieuwe mystiek" met het verhaal van Sully-Prudhomme: Er was, aldus het verhaal, er was een volk van kooplieden, dat alles veroordeelde, wat niet onmiddellijk bate afwierp in de kas. (Het veramerikaniseerde" volk, zouden we, om ten deele de beeldspraak van daareven vol te houden, kunnen zeggen). „In wrake besloten de bloemen niet meer te geuren, zich vgjo. al haar pracht te ontdoen, en alleen het nuttige, stamper en meeldraden, te behouden. Dit duurde zoo drie jaar, maar toen konden de menschen het dan ook niet langer uithouden in hun wanhoop. Een oud dichter smeekte de roos haar bloemblad weer te ontplooien. De bloemen werden bewogen door de hittere klacht en weder verschenen de vroolijke kinderen der zon in al haar heerlijkheid, zoodat het volk juichte van geestdrift".

Ziedaar het verhaal.

Men kan verschillen van meening over de vraag, of het inderdaad waar is, dat de bloemen heusch weer bloeien, niet in een bloempotje, niet in een vaas, niet in een aangelegd park, maar in het wilde bosch, dat dan door de kooplieden bewóó nd zou worden.

Maai' indien de bloemen weer z(niden zijn ga; iu bloeien, dan is de juichkreet der kooplieden na den terugkeer hunner ziel tot de bloemen, en den terugkeer der bloemen tot hmi ziel, niet me e r de naieve jubel van hun jeugd, toen ze nog geen kooplieden, toen ze nog niet „veramerikaniseerd" waren. Toen ze als kind speelden in den tuin. toen hebben ze als naïevelingen gejubeld-om, en gelachen tegen een bloem. Toen ze later echter er om smeeken moesten, waren ze kooplieden; ze warejt het gebleven, en omdat ze het nog waren, en nogwisten, dat ze het waren, daarom zochten ze weer naar de bloemen. ' Tusschen den eersten en der», tweeden jubel om_ bloemen lag het ver 1 i es van. d e naïviteit, en de wetenschap - daarvan. Die wetenschap kon «weggedrongen zijn, „verdrongen", zegt men tegenwoordig, maar dat maakte het roepen des te meer geraffineerd. Er lag een verfijnde opzettelijkheid in, een. poging om-te ontsnappeït uit hurji gevangenis. De naieve mensch bidt: , , voer mij uit mijn gevangenis". De bewuste, reflecteerende, berekenende mensch, koopt een vijl, of stelt een memorie op over de bloemen, en derzelver schoonheid, en over do nuttigheid van het spel v.in het 'kind . tusschen de bïoemeü. De. memoriekan de naïviteit tot thema stellen, maar oen thema, dat u j t g e w e r k t w o r d t, is zelf de naïviteit kwijt.

Zou het zoo niet zijn met den heden daagschen roep om naïviteit?

Er is een mystiek, die nieuw, krachtig, jong leven is. En er is ook een roep om mystiek, die reactie is, ressentiment, een rukken aan tralies, zonder tranen, want de vijl, de zaag worden geprobeerd, de krachten gemeten, de kansen gewogen. Bij dat werk schreit men niet, althans niet meer, en men bidt ook niet, althans op dat oogenblik bidt men niet. Er is berekening, en mitsdien constructie.

Sporen van ressentiment in dit zoeken naar naief leven zijn er. Ze zijn er overal. En men behoeft niet uit plunderen te gaan in de werken van Max Scheler of van Oswald Spengler, om ze te vinden.

Om iets te noemen; men kent het verschijnsel van het „neo-christianisme"; de terugkeer, sinds 1890, - - wat is dat alweer lang geleden - van vele dichters en schrijvers tot het eerst verlaten christendom. Dr v. Nes, in zijn reeds genoemd werk, haalt het oordeel van Réné Dornnic (Les jeunes) met instemming aan, als Iiij van deze beweging opmerkt, dat „in dit troebel ideaal te onderscheiden vallen een zekere levensmoeheid, verachting van het heden, het spijtig terug-verlangen naar een verleden, dat men ziet door den bedriegelijken sluier .der kunst, de lust in het wonderspreukige, de behoefte aan iets singuliers, de aspiratie van over'prikkelden naar eenvoud, de kinderlijke aanbidding van het wonderbare, de ziekelijke bekoring van droomerijen, geschokte zenuwen, kortom, een vertwijfelde noodkreet der zinnelijkheid".

De aspiratie van overprikkelden naar eenvoud ... de reactie tegen het „amerikanisme" Paul Verlaine was één van hen, en het boek van dr Van Nes noemt hem ook in dit verband. Maar zijn reactie was nóch naief, nóch waarachtig christelijk; wat énkel reactie is, is trouwens nooit christelijk, omdat het christelijke een positief "begrip is. Het is dan ook wel wat méér dan een staal van grof-brutalen overmoed, want het is óók

een motie van wantrouwen tegen Verlaiue's roep om naiviteit, als dezer dagen in „De Gemeenschap" dit vers te lezen stond: i--êislsijfe-ü^;

Verlaine heeft sleotit geleefd, en was heel dikwijls dronken. Hij had een leelijk gezicht, ons heeft hij gedichten geschonken

Het mooist is „Sagesse". Dat schreef hij in staat van genade. Van de rest deugt niet veel, toen was hij met zonden beladen.

O Paul, o Verlaine, ik kots van de poëzie. Geef mij maar Veuillot, que j'aime a la folie.

De autenr van. dit vers is door Verlaine niet bekeerd. Het kan aan den auteur liggen; maar het hgt zeker ook aan Verlaine. Want hij en de zijnen kwamen niet verder dan de reactie. Ze waren zoo moe.

Reactie is het, herhalen we. Reactie van den niet-meer-naieven mensch.

En die reactie is, gelijk we ook reeds opmerkten, niet waarachtig christelijk. Want ze is wèl moe van de gevolgen der zonde, maar van de zonde zelf is ze niet moe. Ze bekeert zich niet tot God, zelfs niet tot den godsdienst, alleen tot zijn voordeden, zijn rust. En zóó komt de veramerikaniseerde mensch tot het, „amerikanisme" terug: was het geen Amerikaan, die een honend boek schreef over: The Profits o£ Religion (de voordeelen van den godsdienst? ) Het boek is van üpton yinclair; men kent hem wel van de mijnwerkerswereld en de vleeschtrusts. Mevrouw J. V. d. Bergh van Eysinga—Ehas heelt het bij ons Nederlandsche volk ingeleid, met een lang niet malsche voorrede. Daarin was zij zoo vriendelijk, de mannen van het Révefl te rekenen tot de mensch en der naiviteit (bl. H); want zij gaven zonder weder te willen ontvangen. Voor de rest ziet zij, noch in het reactionaire protestantisme, noch in het roomsch-katholicisme den zuiver-naieven vorm der religie: religie is immers voordeelig, en bespaart dure, al te dure offers ? In dit boek worden dan de kerken, en de („betaalde") werkers van de kerk, tegen de schandpaal gedrukt. Maar, jammer genoeg, de d' 1 c ïi' t e r s blijven' bhïten'schot ; • die zijn trouwens de lievelingen van den tijd, vooral van zichzelf (de overprikkelden). Maar wij zijn zoo; •vrij, ook velen van hen te rekenen tot wie vande religie een profijt willen maken. Hun roep om de naiviteit der zuivere, onbevlekte religie, is inderdaad een onbewust zoeken van de voordeelen der rehgie. Voor hen is de religie, zooals zij die zien, een „Bron van" (geestelijke) „Inkomsten", en „een Sichild voor" (kinderlijke, rustige, arcadische) „Privileges". Of zij het weten willen, of niet, zóó is het bedoeld.

Ressentiment, reactie. ''•, ï'^*? ï'" ; ^V

Die reactie laat zich telkéïis als' zoodanig zien.-Dezelfde menschen, die — om dicht bij huis te blijven — soms boeken en bladen vól schrijven met betoogen voor het recht van de spanning in de religie, schrijven soms een dag later een litanie op den naleven mensch, d.w.z. den mensch der spanning-loosheid. Let wel, 'niet den menscli van de ènt-spanning, die over de spanning heengekomen is, maar den spanning-loozen mensch, die nog niet tot de spanning toegekomen is. Het is voorge-' komen in Lunteren, dat eenzelfde morgen deed refereeren over de spanning, en mediteeren over de sparming-loosheid, over den spontanen, zóó maar gul zich uitstorten naïeveling van God. Reactie. Reactie, die terugslaat van de paradox tot de a-doxie van den iiaievèn dartelaar in Gods schoone hoven, vèr van de vóór-hoven van ouderwetsche psalmen of , , afgodische" vereerders van ambt, leer, formule. Reactie, van de loer der theologie van de krisis, t ö t het leven van den zaligen glimlach tegen de engelen en tegen den (iod, die wel mijn Vader zal zijn. Want zou hij de Vader niet zijn? Reactie, terugkeerende, van het noodgevoel tot de argeloosheid; en van liet ontdekkend, tuchtigend, uitroepen der aanwezigheid van Gods Vuur boven ons hoofd en ónder onzen voet, tot het blijmoedig aanleggen van lusthofjes, zonder te vj'agen, of men misschien een lusthof heeft aangelegd ojJ een vulkaan van gerechtigheid, die wreken kan.

Deze reactie is niet christelijk, want ze mist op deze manier ook de profetie. Die is hot eerste, hoewel niet het eenige, kenmerk van den chris­ ten, volgens Zondag 12, vraag 2, van den ; Catechismus.

Ze is trouwens óók te zeer aesthetisch, om profetisch te zijn. Dacht men, dat Verlaine uit den tijd was? Maar kijk dan eens al die mooie boeken aan, met gewild-naieve, opzettelijk-kindeiiijke pen-, teekeningen. De Vlamingen hebben er wel het grootste percentage van geleverd; en ze wisten het wel, want ze wilden naar de primitieven terug, Breugel niet te vergeten. En de terugkeer naar de primitieven is de terugkeer naar de argeloosheid, naar de beminnelijke naiviteit. Daarom schrijft Felix Timmermans zijn naieve verhalen, en daarom teekent hij er zelf zijn dito plaatjes bij. En daarom drukt men bandstempels van mooie, héélmooie, boeken zóó, dat vooral geen hoofletter meer in den titel staat, want kleine kinderen, naief, schrijven óók geen hoofletters. En daarom doet Hendrik Willem van Loon. zijn best om naieve praatjes bij argelooze plaatjes te geven, en het is allemaal misschien wel om te verbergen, dat hij een leer, de léér der evolutie, propageert; wie zou dat nu zeggen, als hij al die argelooze kinderlijkheden onder de oogen krijgt? En ze weten haast niet, wat ze er mee aan moeten. Aan den eenen kant wordt Felix Timmermans omhelsd, ook door roomsche dragers van het ambt, als hij het kindeke .Jezus in Vlaanderen laat rondgaan, naief en klein, en argeloos, en aan den anderen kant wordt Joseph Wittig kerkelijk vervolgd, al 'weer van. Roomsche zijde, als hij hetzelfde doet, met het kindeke en den man Jezus, maar dan niet in Vlaanderen, doch in bilezië. Ja, 'het is' dan ook erg moeilijk, om actie en reactie te onderscheiden, en dan recht te doen naar alle kanten, in de beoordeeling. En daarom kan Herman Poort in samenwerking met Mevi'ouw Htiizinga - -Onnekes te Ten Boer een heel duur boek laten drukken in luxe-editie; waarin: weergegeven worden primitieve Groningsche - verhalen, opgeschreven iii een onder oude erfstukken aangetroffen oud, volgekrabbeïd opschrijfboekje, door ongeschoolde hand neergepend; zoo'n , , heer-. lijk-vuil boekje, .... prachtig om de naieve volksfantasie en om dén'kinderlijken'verteltoon", verhaaltjes, opgeschrevefi door de vrouw van Wijbe. Wijbrands, in de wan'deling genaamd , , Tl-ijntje boldaats". Of het boek'geen litteraire waarde heeft? " Zeker heeft, het die.. Maar de naiviteit moet het toch doen, en daarom is de titel ook niet: „Het Boek van Vrouw Wijbrands", maar „het boek van Trijntje öoldaats". het boek. Zonder hoofdletters. Ik stel voor, den volgenden keer ook te laten drukken: trijntje soldaats.

Kleinigheden? Dat moet u niet zeggen. Er zit een geest achter: de naieve houding wordt als de echte , , aangevoeld", en aangeprezen.

Het is reactie, zeiden we, waaruit de naiviteit weg is, en het specitiek-christelijke ook,

Ailice !Nahon, waarom wordt ze ondeï ons zoo, druk gelezen? Om hiaar. verdiensten? .Zeker, ook daarom, ze heeft ze. Maar de naiviteit spreekt ook' heel sterk een - vvoordje bij de koopers mee. Wat dunkt ü .hiervan:

God zei dat ik een liodeken moest maken. Ik zei dat ik 't niet kon. Hij lêe mijn wcifel-hand en wilde bij me blijven, zooals-een moeder doet, die kindeke leert schrijven, en 't lied begon.

En 't lied begon te groeien uit mijn handen 'lijk uit de Mei het gras. Nog voor ik aan dien wasdom bloei en zaad kon wenschen, stond heel mijn herte rijp van liekens voor de menschen, zoodat ik dichter was.

Zoodat ik dichter was door Gods genade, ik, die zoo zerp van ziel, geen wijze dingen wist, geen weeldewoord van boeken. Hoe heeft mijn Lieven Heer mij, arme, uit gaan zoeken voor zijn muzieken stiel?

'k En weet maar, tusschen ieder mêlodieke, waarmee 'k de menschen dien, is 't woordeke „waarom" een stille, matte schakel; één antwooi'd weet ik maar over dat zoet mirakel: God moet mij geren zien.

Is het niet naief? Ja, de vorm is het. Maar het wezen is zclf-analyse, zelf-bepaling, het zegt op naieve manier, wat vrucht is van reflexie.

En hier staal dan ook onze tijd tegenover zichzelf verdeeld.

Hij kan van de klare begrippen, van den reflexieven arbeid, van de zelf-analyse niet afkoinen, en wil het toch zoo. graag.

Daarom is de vlucht-in-de-naiviteit hem ook weet een welkome gelegenheid tot afleiding van zijn haat tegen het klare begrip, en tegen de bewuste nastreving van, een doel met door gezag, hebbende, normen aangewezen middelen.

De tegenstrijdigheden verwarren hem dan ook. Want men is met de theorie niet klaar, en haast zich toch naar een toepassing.

Om iets te noemen: verleden week kwam even 'de naam van Henri Bergson ter sprake. Van zijn wijsgeerig stelsel valt hier alleen dit te zeggen, dat hij een der velen was, die het intellektualisme trachten afbreuk te doen. De hersenen van den mensch dienen volgens hem niet, om allerlei intellectueele voorstellingen vast te houden, maar ons dieperliggend gevoelsleven en de motorische krachten vaai ons bestaan bedienen zich ervan om zich te doen gelden. Meer dan het intellect doet bij hem de intuïtie. Het accent wordt van het verstand naar het gevoel, van de voorstellingen naar de intuïtie verlegd. ; "-, ? ; ; ; , .ijvsuïi

Nu kan men dit zien gebeuren: eenerzijds, dat een pleitbezorger van de psycho-analytische school van Freud zich bij Bergson aansluit, ^) anderzijds, dat hetzelfde gebeurt door iemand, die, het met Freud volstrekt oneens is ^). '*üi'^'-», ',

Wat Freud betreft, en zijn school, ons blad heeft reeds over hem geschreven. Bekend is, dat hij in het leven van den mensch, in het onder-bewustzijn van zijn ziel, allerlei duistere driften vindt sexueele instincten, driften, beelden, die met geweld weggedrongen zijn, en stra.ks toch hun recht nemen zullen, en zoo voort. De mensch, óók zooals hij in zijn all er-nai ef-sten kinderlij ken s.taa t leeft, is voor zijn besef volstrekt geen „na, t'uurlijke eenheid" meer; hij is even samengesteld , a, ls een „mozaiek-werk", om nog eens op dat beeld terug te komen, alleen riaar: er is daarbij geen sprake van orde, of regelmaat, of systeem. De naieve mensch is dus wel zeer te beklagen; want hij is in de misère en hij blijft er in. Slechts de verstandelijke, nuchtere, zonder , eenige terughoudendheid hem opgedrongen kennis van zijn eigen zielediepten, en slechts de met grpote nuchterheid ondernomen poging, om wat in zijn ziel onbewust verdrongeii werd en ond'ei den drempel van zijn bewust leven wegraakte, weer op te halen en onder de oogen te zien, — slechts zulk een opzettelijke, analytische, reflecteerende, bestudeerde, verwerping van de naiviteit en. aanvaarding van de hardnekkig volgehouden reflexie, kan den mensch verlossen, genezen. , , De lichtstraal der analyse werkt op de ziel gelijk die van het zonlicht op de fotografische plaat"'). Zonder die Hchtstraal der analyse is ons onbewuste leven eigenlijk meester van ons bestaan. Meester, en dan tyran.

Maar, al wordt dit alles nu aan Bergson vastgeknoopt, daar staat tegenover, dat een heel ander man, die in leer en praktijk zich van Freud geheel losmaakt, toch ook weer zijn boek waarin hij dat doet, vastknoopt a.an Henri Bergson, ja zélfs, het aan hem opdraagt.

Men is niet gereed met zijn leer. 'De diagnose van den naleven mensch, wie zal hem stellen? De een zegt: hij is de gezonde. De ander: hij is pas de door-en-door-zieken. De derde: hij kan goed, hij kan ook kwaad zijn. En zoo dit laatste de waarheid mocht zijn, indien dan de naieve menscli ziek is, waar is voor hem het medicijn, wie bereidt het hem?

De vragen blijven onbeantwoord.

Dat is niet, wat ontrust.

Maar wat wèl verontrust, dat is dit: terwijl de zielkunde niet gereed is, en de een den ancte luid tegenspreekt, terwijl de theologie — over de geheele linie nu genomen — niet gereed is, en haast bedelt om een gunst aan de deur der zielkunde en der wijsbegeerte, terwijl de kunsttheoretici elkaar te lijf gaan met losse theorieën ovei het wezen van den naleven kuhstzinnigen menscli, maar dan zoo, dat de een den ander vierkant tegenspreekt, terwijl dus alles een groote verwarring is, daar is toch de trek naar 'het land, waar men zich den naleven mensch droomt, de bedevaart is er naar de plaats zijner rust.

En dit kan niet anders dan reactie zijn. Dat de leer niet af, is, ook de leer niet omtrent den

naieven, eeiivoudigen mensch, dat ligt eigenlijk heelemaal in de lijn van wat reeds opgemerkt is: men komt niet klaar met die leer, want men is er te onrustig, en te vijandig voor.

Zoo schreit er een verlangen naar den naieven mensch door de wereld, want hij is de onbekende eod-mensch. Hij is met het hart begeerd, eer hem het hoofd zou kunnen ' herkennen.

En, zoo gezien, wordt de vraag naar de naiviteit een der teekenen van decandentie, ' van teruggang van ons leven, van afval.

Ik zeg niet, 'dat het zoo bij de christenen is, als die uit eigen oogen zien en met eigen oogen zoeken. Ik heb het nu alleen over het niet-christelijk leven, het leven rondom ons. Ik bon tevreden, als men toegeeft, dat wij, indien wij christenen op pelgrimage moeten naar den naieven mensch, ons dan niet moeten laten' meesleuren met den stroom, der wereld. De „waereld" is werkelijk niet alleen in kermisjool, kroeg, bioscoop, schouwburg. „Wereldsch" is elke probleemstelling op niet-christelijken grondslag reeds.''? ; > 5? 'fe

Do naieve mensch, het idool van dèii • verzadigden 'feestganger aan de verlaten tafel der cultuur! Zie, hoe hij hem zoekt, hoe hij d'e handen strekt naar zijn afgod, wiens plaats hij niet weet te bepalen.

En weet, dat hij, die verlepte feestganger, in dien roep om den naieven mensch den achteruitgang der eeuw doet zien. Het gaat bij hem, en in hem bij de menschheid, die buiten God denkt, van geest tot ziel; van mannelijk tot vrouwelijk religiewerk; van profetie tot een vaag gebaar tegen de zon der kennis, zoolang ze maar niet schijnt; van koningschap tot prinselijke verwondering; van priesterschap tot (hoogstens) tempel-huivering; van deir „man" in Christus tot de dwazen, de kinderen, de in-fanten (nêpioi, niet-sprekers) bij god (kleine g); van vaste spijs tot melk; van den omgang met God tot het veeren blazen van het kind, dat Speelt aan Zijn voetbank; van liturgische daad tot Plauderei, divien ' gebabbel; van confessie tot vromige gevoeligheid; van de bewuste gehoorzaamheid in „alle goed werk" tot een onmondig vertoeven beneden het strijdperk van goed en kwaad.

De naieve mensch: hij wordt voorgesteld 'als de paradijszoon. Zoekt men hem, dan verbeeldt men zich, het paradijs, dat verloren was, weer te gaan zoeken; en dézen keer zal men den „boom der kennis" heusch wel laten staan (de uitlegging is tot daar aan "toe). Maar men beweegt zich £il verder van het paradijs af. Want het hart deugt niet en weigert de bekeering. Het wil wel naderen en eten van den boom des levens en leven tot in eeuwigheid, doch niet, omdat het tot Gfod bekeerd' is, maar omdat het overstuur raakte vanwege de gevolgen der zonde. ; , •.', , ; )•.

Zoo herhaalt zich de historie van het begin, toen Kaïns geslacht iii Lamechs cultuur óók zocht naar het oude paradijs, maar dan: met handhaving van zichzelf


'-) Dr Oskar Plistcr, Psycho-anaiyse uiid WeltanscliauiMi 1928, Inlem. Psych. Verlag, Leipzig, Wiein, Zurich.

^) Dr Maurice de Fleury, Les Fous, les pauvres Fpus, , ° la sagesso, qii'ils ensoignent, Paris, 'Libr. Hactietté; t-'--'i^: '

3) Pfister, 10.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

OVER RECHT OF ONRECHT VAN DE NAIVITEIT IN HET GELOOFSLEVEN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 februari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's