GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bezinning en Richting.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bezinning en Richting.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indië trekt in den laatsiten tijd in breede kringen van •ons volk de aandacht, merkt de oud-zendings-oonsul, ds D. Gronimelin op, in zijn pas verschenen brochure: Bezinning en richting. In deze brochure zijn twee referaten opgenomen; 't eerste 'hield ds Crommelin 'n paar jaar geleden in beperkten kring, en liet het toen plaatsen in 'Stemmen des Tijds; het tweede werd dit jaar gehouden in het Indisch Genootschap te Den Haag. Zij lijken mij belangrijk genoeg om ze niet onder de recensie-rubriek te bespreken, doch wat breeder te behandelen aan deze plaats.

Ja, Indië komt ons 'den laatsten tijd veel dichter bij. En vooral ons Christelijk volksdeel interesseert zich meer dan vroeger voor onze Oost.

Afgezien van den Zendingsarbeid is het noodig, dat wij ons op de hoogte houden met hetgeen daar ginder gebeurt; want heel veel goeds valt er niet te vermelden. Gaat Indië een crisis tegemoet? Wat zal 'de toekomst zijn?

Ds Crommelin 'doet de sombere vraag: „Ik vraag mij af, of men in Nederland wel beseft, hoe er in In'dië Ij onder het denkend deel der inheemsche bevolking een j algemeene weerzin bestaat tegen het Nederlandsche ge­ I zag, niet zoozeer als - gezag, maar als uiting van Westersche overiheersohing. Typeerend is, dat er in Indië bij­ I kans geen enkel Inlandsch blad bestaat, dat niet voort­ I durend in oppositie tegen de regeerinig is".

De communistische woelingen zijn nog niet geheel ver­ I geten; maar is de beteekenis ervan wel voldoende ver­ I staan? Zeer zeker waren het maar enkelen, die meededen; I het volk als zoodanig hield zich 'op een afstand. Maar dat I was geen bewijs - van trouw aan Nederland; het moet veeleer beschouwd worden als de begeerte, om de kat uit den boom te kijken. En heeft het niet veel te zeggen, dat niemand de regeering waarschuwde? Een herhaling, en dan I in veel erger mate, van zulke woelingen en opstanden, is I dan ook allerminst uitgesloten. I

Met 'het oog hierop, gaat ds Crommelin uiteenzetten, I hoe onze houding tegenover den Indiër moet zijn.

Het gaat toch niet aan, om den Inlander te beschouwen als een soort vasal, zoodat wij hem kunnen gebruiken, om Indië uit te buiten. Wij hebben een roeping te volbrengen, een roeping, door God aan Nederland opgeleg

Ds Crommelin constateert, dat Nederland geen ander recht op Indië heeft dan dat van den veroveraar. En wij hebben er niet zoozeer een Godsgeschenk in te zien, doch veeleer moeten wij aannemen, dat wij onder Gods toelating er zijn gekomen.

Dit schijnt wel wat eenzij'dig gezegd; God bracht ons volk met Indië in aanraking, voorzeker met wijze bedoelingen. Helaas heeft ons volk dit niet dadelijk begrepen, en alzoo heeft het Indië uit zelfzuchtige overwegingen gebruikt, en ook wel misbruikt. Maar vooral in de laatste tijden zijn de oogen er voor open gegaan, dat wij van Gods wege een roeping tegenover Indië hebben, welke wij maar al te lang hebben verwaarloosd.

Als dan ook ds Crommelin als redenen om Indië niet te verlaten, maar er te blijven, opgeeft: anders wordt Indië een chaos, en: anders neemt 'n andere mogendheid Indië zich ten eigendom —• dan achten wij dit niet genoegzaam, om ons blijven aldaar te verdedigen.

Zullen wil sterk staan dn onze houding tegenover Indië, dan zullen wij het als een taak hebben te beschouwen, het land te ontwikkelen en tot vrijheid op te voeden door de kracht van 'het Christendom.

En wat moet er dan geschieden?

„De eenige oplossing, die ik zie (schrijft ds Crommelin), is, dat de traditioneele Yerhouding van overheerscher tot overheerschte worde omgezet in die van een belangengemeenschap, waarin over en weer wordt beseft, dat men elkaar noodig heeft, maar dan ook elkander als volwaardig wil erkennen en waardeeren".

Indië zal het duidelijk moeten zien, dat de leiding dit doel eerlijk en oprecht nastreeft. Het is niet genoeg, dat er rechtvaardige bepalingen worden gemaakt, heerediaieten worden afgeschaft, enz. Maar ook en vooral de toon en levenshouding der Europeanen moeten anders worden. De rassenwaan moet een einde nemen, en getracht op aEe mogelijke wijze het heerschende wantrouwen weg te nemen.

„Slechts op onderlinge waardeering en vertrouwen kan een samengaan van Indië met Nederland worden gegrond, 'daJt nog in lengte van dagen voor beide tot een zegen zal blijken".

Dit zijn gulden woorden. Doch lijkt dit niet heel veel op het associatie-idee van dr Snouck Hurgronje? Is waarlijk hiermee Indië voor het ooimmunistisch drijven gevrijwaard?

In 'deze eerste rede, welke tot titel heeft: De Toestand van Indië, brengt ds Crommelin ook nog de Zending ter sprake. Doch 't wordt in dit gedeelte niet geheel duidelijk, hoe 'ds Crommelin zich den gang van zaken voorstelt.

Natuurlijk zijn wij het van harte met hem eens, als 'hij verklaart: Wij moeten niet allereerst vragen: wat dient het Nederlandsch belang? , maar: hoe wordt Gods Koninkrijk het meest bevorderd? En dan is bet niet de hoofdvraag, of de Inlandsche Christenen goede onderdanen zijn, maar veeleer, of het optreden van 't Nederlandsche volk, een Christenmogen'dheid, zóó is, dat 't een aanbeveling is voor 'het Evangelie. Het is hekend, hoeveel afbreuk het doet aan 'de prediking van het Evangelie, indien Ne^ 'derlanders, die toch in 'het oog der Inlanders 'behooren tot een Christenvolk en daarom als Christenen worden beschouwd, het Evangelie met woord en daad tegenstaan.

Doch het gaat 'ons weer schemeren, indien referent verklaart: „Als het ons ernst is als Nederlanders, met het 'brengen van het Evangelie, is een eerste vereischte, 'dat wij als volk toonen, dat wij met de eischen van dat Evangelie ernst maken; dat het ons, in onze verhouding tot Indië, bovenal gaat het om recht en gerechtigheid. De Indiër voele, dat het ons allereerst te 'doen is om hem, en niet om onszelf, ons eigenbelang, en — dat de Christenen vooraan staan in deze dingen. Zoo dikwijls was 'het anders, en waren het anderen, die 'den weg wezen".

We kunnen uit deze woorden niet veel anders afleidto, dan dat het gaat om een rechtvaardige houding tegenover Indië als een eisch van het Evangelie; maar is dat niet een zeer eenzijdige opvatting van het Evangelie? Moet ook niet van menigen Nederlander in In'dië, die niet zelf het Evangelie aanvaardt, worden getuigd, dat hij recht en gerecohtigheid wil hebben betracht?

Wij doen nog een aanhaling om 'de meening van ds Grommelia duidelijk weer te geven. „Het is ongetwijfeld waar, dat het verstaan van elkander, en het onderling vertrouwen het eerst zal worden bereikt bij hen, die door dezelfde geloofsovertuiging worden gedragen; maar ook, het zal steeds meer blijken, dat de Indiër die geloofsgemeenschap alleen dan blijvend zal kunnen gevoelen (voorzoover 'hij Christen is), wanneer hij in Nederland als geheel, als koloniale mogendheid, als volk een macc. z'et, 'die zich welbewust, ook tegenover hem, stelt onder de leiding van beginselen, die aan het Christelijk geloof ten grondslag liggen".

Wat 'hij daaronder verstaat? Hij geeft zelf het antwoord: „Naarmate de koloniale politiek wordt beheerscht door een eerlijk streven naar recht en gerechtig: eid, en de levenshouding der Nederlanders los wordt van het enge eigenbelang, en van kleinzieMge rassenwaan, zal ook de kerstening van Indië een zaak van Nederleundisch koloniaal belang kunnen zijn".

Doch nogmaals vragen wij: is dat voldoendi? Is dit niet meer een associatie dan Ghristianisatde? Of wil ds Crommelin deze „koloniale politiek" 'in den vorm van een „Christelijke politiek", zooals b.v. ons antL-revolutionair program, dat zich voorstelt? Het wordt ons niet duidelijk uit ds Grommelin's betoog.

Hij legt zeer zeker sterk den nadruk op den arbeid der zending (een tweede referaat in dit boekje is daaraan gewijd); maar daarnaast, naast de zending, ziet hij de taak „om in Nederland het besef ingang te doen vinden, dat wij als Nederlanders onze zendingsroeping breed moeten gaan zien: niet alleen de zending steunen in haar engeren vorm van evangelisatie, onderwijs en ziekenverzorging — dat zeker allereerst en naar ik hoop, steeds krachtiger — maar daarnaast, door onze houding tegenover Indië het toonen, dat wij metterdaad, ook tegenover Azië, in practijk wiUen brengen hetgeen wij als godsdienstige overtuiging belijden. Dat wij Christenen van de daad zijn, zoo, dat ten slotte de niet-Ohristen zal getuigen: Wat gij doet klinkt zoo luid, dat het een illustratie is van hetgeen gij zegt en predikt".

Hoe edel deze woorden ook zijn, wij aanvaarden de oplossing van de koloniale kwestie met Idenburg eerder in de Christianisatie van Indië; daarin ligt ook besloten de daad, de rechte levenspractijk van gereohtigheid; maar het is meer: het wil den Indiër leeren, dat de mensch eerst het Koninkrijk Gods moet zoeken en Z ij n gerechtigheid; daarom voere ons land een Christelijke politiek. Het is mogelijk, ^ waarschijnlijk zelfs, dat ds Croiomelin er ook zoo over' denkt, maar bet is ons uit zijn eerste referaat niet duidelijk gebleken.

Dit sluit echter niet uit, dat hij zulke voortreffelijke dingen 'heeft gezegd, en het boekje van zulk een nobelen 'geest getuigt, dat wij het in veler handen wenschen. En dit te meer, omdat hij in een tweede referaat de 'kwestie behandelt van de houding en de taak der zending te midden van de geestesstroomingen in Indië. Doch over dit referaat een volgend maal.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Bezinning en Richting.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 november 1929

De Reformatie | 8 Pagina's