GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Leerboek.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Leerboek.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

1.

Vo'Or eenige weken, maakten wij er melding vaa, dat het Rapport inzake het Leerboek voor de catechisatieii verschenen is.

Wij deeldea reeds het eea en ander uit den aanvang van liet Rapport mee.

Zooals men weet was aan Deputaten opgedragen twen leerboeken saam t© stellen, een voor d© oudere en een voor de jongere catechisanten.

Hier wordt alleen het eerste aangeboden.

Dit grootere Leerboek is verdeeld in 46 lessen.

Deputatea i-ekaiien ea'op, dat het Leerboek in twee jaren zal worden doorgewerkt. Dus ieder jaar 23 lessen. Natuurlijk wordt er wel gedurende meer weken gecatechiseerd. Maar den overigen tijd willen zij bestemmen om op sommige onderwerpen breeder in te gaan, kerk-en zendingsgeschiedenis te bespreken, het geleerde te repeteeren en stellig ooik om aan da dwalingen, waarover zij in een „Aanhangsel" inlichten, de noodige aandacht te schenken.

In dit eerste artikel Sitellen wij ons ten do«il onze lezers het conoept-Leerboiek te leeren kennen.

Wij meenen dit niet beter te kunnen bereiken dan door eenige lessen zonder kommentaar over te nemen. Hier volge dan eerst de „Inleiding'', welke in de eerste les wordt behandeld.

1. Wat is het doel van uw leven?

Het doel van mijn leven is G-od recht te kennen. Hem van harte lief te hebben, en Hem te dienen, zooals Hij in Zijn Woord bevolen heeft.

Psalm 146:2. Ik zal den HEERE prijzen in mijn lev«n, ik zal mijnen God psalmzingen terwijl ik nog ben.

2. Dienen alle menschen don Heere? Neen, millioenen kennen Hem niet. Van. de bijna 2000 mUlioen menschen op aarde zijn er ongeveer 1000 millioen Heidenen, bijna 250 millioen Mohammedanen ©n 12 millioen Joden.

3. Wat is onze roeping jegens hen? Wij moeten bun het evangelie verkondigen overeenkomstig hel zendingsbevel van den Heere CJhi-istas in Matth. 28:19: aat dan henen, onderwijst allo de volkeren, dezelve doopende in den Naam des Vaders

en das Zoons en des Heiligen Geestes, leerende hen lOlnderhouden alles wat Ik u geboden heb.

4. Zijn er onder de belijders van de christelijke religie niet verschillende groepen?

Naast de Gerefarmjeerden heeft men dè Latherschen, de Doopsgezinden, de Roomsch-Katholiekem, de Grieksch-Kathclieken eu anderen; ook bestaan er vele seoten.

5. Tot welke kerk behooren wij? Wij behooren door Gods voorzienig beste! tot de Gereformeerde Kerk, die in ons land de meest zuivere openbaring is van het lichaam van Christus.

6. Welkt belijdenisschriften heelt de Gereformeerde Kerk?

Ten eerste de algameene belijdenisschriften, namelijk: de apostolische geloofsbelijdenis, de geloofsbelijdenis van Nioea en die van Athanasias. Ten tweede de Kederlandsche Gereformeerde belijdenissohriften, namelijk: de Nederlandsche Geloofsbelijdenis, de Heidelbergscho Catechismus en de Dordtsch© Leerregels of Vigf Artikelen tegen de Remonstranten.

7. Welk gezag hebben de belijdenisschriften? Geen Goddelijk, maar alleen een kerkelijk gezag.

Hier eiadigt de eerste les.

Kiezen wij nu de zevende.

In de zesde les is gezegd, dat de namen Gods kunnen worden ingedeeld in eigeimanien, wezensnamen en persoonsnamen.

Over de wezensnamen wordt gehandeld in drie lessen.

De zevende is daarvan de eerste.

Bovenaan de les wordt verwezen naar art. 1 der Nederl. Geloofsbelijdenis.

Nu de les zelf.

1. Wat doen ons de wezcnsnamien Gods kennen? zelf. Zijn deugden, en iedere deugd is de levende God

2. Weet gij, hoe de deugden of eigensohappen Gods worden ingedeeld?

Ja, in onmededeelbare eigenschappen, als zijne onafhankelijkheid en onveranderlijkheid; en in mededeelbare eigenschappen, als de goedheid en de wijsheid Gods.

3. Kent gij nog een andere indeeling van de wezensnamen?

Naar vijf gezichtspunteu: God als de Zijnde, als Geest, als Liclit, als de Heilige, en als de Souverein.

4. Welke deugden hooren onder God als de zijnde? Zijn onafhankelijkheid, onveranderlijkheid, eeuwigheid en alomtegenwoordigheid.

5. Wat wil het zeggen, dat God onafhankelijk is? Dat Hij uit en door zichzelf bestaat, door niets veroorzaakt 'is, en zelf de oorzaak van alle dingen is.

Hand. 17:25. En wordt ook van monschenhanden niet gediend als iets behoeivende, alzoo Hij zelf allen het leven en den adem en alle dingen geeft.

6. Wat verstaat gij onderde onveranderlijtheid Gods? Dat GQ: J. blijft, die Hij is.

Jac. 1:17. Alle goede gave en alle volmaakte gift is van boven, van den Vader der lichten afkomende, bij welken geene verandering is of schaduw van omkeering.

Ex. 3:14. En God zeide tot Mozes: K ZAL ZIJN, DIE IK ZIJN ZAL. Ook zeide Hij: lzoo zult gij tot do kinderen Israels zeggen: K ZAL ZIJN heeft mij tot ulieden gezonden.

7. En onder Gods eeuwigheid? Dat .er bij Hom geen begin is, geen vervolg van tijd en geen einde.

Ps. 90:2. Eer do bergen! geboren waren en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God.

8. Wat is de alomtegenwoordigheid Gods? Dat Hij nergens binnon-en tegelijk nergens buiten gesloten is. Hij is echter niet overal op dezelfde wijze tegenwoordig, Hij is anders in de vijanden van Christus dan in zijn gunstgenooten.

Jer. 23:24e. Vervul Ik niet den hemel en de aarde? spreekt de HEERE.

9. Welke troost ligt er voor U in deze deugden Gods?

Dat ik mij in dit moeilijke leven aan Hem, die de Rots der eeuwen is, door het geloof kan vastklemmen.

Voor een derde proeve lieten wij het oog vallen op de zeven en twintigste les.

Daarbij wordt verwezen naar de artikelen 3 en 4 van de Dordtsche Leerregels.

Het gaat hier over „Roeping en Wedergeboorte".

1. Hoe wordt de roeping onderscheiden? In uitwendige en inwendige roieping.

2. Wat is de uitwendige roeping?

De stem Gods, die tot ons komt uit de natuur en uit de gesohiedenis, mitsgaders de aanbieding van het heil in de prediking des Woords.

Matth. 22:14. Want velen zijn geroepen, maar weinigen uitverkoren.

3. Tot wie moet die uitwendige roeping komien? Tot alle menschen. De Heare gebiedt: redikt het evangelie aan alle creaturen. Mare. 16:15.

4. Heeft die roeping altoos tot vrucht geloof en bekeering?

Neen, alleen bij de uitverkorenen. Hand. 13:48b. Eu daar geloofden zoovelen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.

5. Wat is de inwendiae roeping; ? De ki'achtdadite werkzaamheid des G«estes, welke de uitwendige roeping vergezelt.

Rom. 8:30. Die Hij tevoren verordineerd heeft, dezen heeft Hij ook geroepen, en die Hij geroepen heeft, dezen heeft Hij ook gerechtvaardigd; en die Hij gerechtvaardigd heeft, dezen heeft Hij ook verheerlijkt.

6. Wat is de vracht van de inwendige roeping'? De wedergeboorte.

7. Wat is dit voor een werk Gods? Het is de inplanting van het nieuwe leven en als zoodanig een gansoh bovennatuurlijke, een zeer krachtige, en tegelijk zeer zoete, wonderbare, verborgene en onuitsprekelijke werking, dewelke naar het getuigenis der Schrift in haar kracht niet minder noch geringer is dan de schepping of de opwekking der doeden.

Joh. 3:8. De wind blaast, waarheen hij wil, en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet, vanwaar hij fcomt en waar hij henen gaat; alzoo is een iegelijk, die uit den Geest geboren is.

8. Is de wedergeboorte noodzakelijk? Ja, zonder wedergeboorte zal niemand het koninkrijk Gods zien, Joh:8:3.

Het geciteerde is dunkt ons voldoende om zich eenig oordeel over het Leerboek te vormen.

Ook uit het Aanhangsel willen we een proefje geven. Daarin worden behandeld lo. oudere dwalingen, 2e. nieuwere dv/alingen, 3o. de nieuwste secten.

Als oudere dwalingen worden genoemd: Roomsch-Katholieben, Arianen^ Pelagianen, Anabaptisten of Doopersohen, Mennonieten of Doopsgezinden, Baptisten, Socinianen. Unitariërs, Remonstranten of Arminianen.

Om nu een willekeurige greep hieruit te doen. Omtrent de Socinianen leest men: „Deze leefden in de 16de eeuw. Het waren volgelingen van L e 1 i u s en Faustus Socinus. Deze achtten de leer der Drieëenheid in strijd met de Heilige Schrift en de rede. De Heilige Geest was volgens hen geen persoon, maar ean kracht. Erfzonde was er niet. Jezus' dood was geen zoendood, maar alleen een bevestiging van zijn leer. De bekeering wordt door eigen kracht begonnen en door goddelijken bijstand volbracht. Hier vinden we dus een vernieuwing van Arianisme en Pelagianisme."

Onder de nieuwere dwalingen worden opgesomd: Modernen, Ethisohen, Apostolischen of Irvingianen, Darbisten, Theosofen, Spiritisten.

Van de Theosofen wordt gezegd: „Mevrouw B1 a - vatzky, ©esi Russische gravin, is de moeder der Theosofie. Zij doorreisde twaalf jaren Europa, Amerika, Egypte en Indië. Ze bracht in Lidië zeven jaren door onder de Mahatma's, dat zijn de wijze mannen van Thibet. Daar leerde zij de geheimzinnige krachten der natuur beheersobein. Na haar trad Annie Besant aan bet hoofd der Theosofen. Theosofie is eeM poging om buiten het geopenbaarde Woord Gods met behulp van heidensche wijsheid langs natuurlijken weg de raadselen des levens op. telossen. De Theosofen •gelooven aan reïncarnatie, d.i. de leer, dat de ziel van den mensch, eer zij in hem kwam, al in een ander gehuisd heeft, dat die ziel na des menschen dood in een ander lichaam, gaat wonen en dat deze nieuwe vleescliwording zoo dikwijls zidh herhaalt, totdat de ziel door eani louteringsproces volmaakt is geworden. Zij gelooven ook aaa de wet van Karm'a, d.i. de wét van oorzaak en gevolg op het terrein van Ijtet zedelijk leven. Ieder mensch kan door zijn eigen lev& ii te besturea over zijn lot in de toekomst beschikken. Hij is de schepper van zijn eigen wel en wee. Schuld en straf enlcennen de Theosofea niet, evenmin genade en verlossing. De Theosofie is niets anders dan een herleving van oude heidensche dwalingen."

Van de nieuwste secten venneldt het Aanhangsel: „Mormonen of Heiligen der laatste dagen van de kerk van Jezus Christus, Adventisten, Sabattistea, Russellianen, Christian Science, Hersteld Apostolische Zendingsgemeente, de Orde van de Ster.

Blijkbaar liadden Deputaten hun concept al gereed, toen de Orde van do Ster officieel werd opgeheven. Wij zullen die dus maar niet als voorbeeld nemen. Liever wenden we ons tot de Christian Science. Daaromtrent wordt geleerd: „De seote van de christelijke wetenschap is gesticht door Mevr. M. B. Glove r—E d d y. Volgens deze secte bestaan zonde en ziekte alleen in de verbeelding. Zij berusten op dwaling. In geval van ziekte moet men geen geneesmiddelen gebruiken. Jezus heeft, toen Hij op, aarde was, door 'Zijn Woord genezing gebracht. Wie in ge-. loo'vig gebed Zijn-gemeenschap zoekt, wordt genezen van elke krankheid. De ziekte is niet werkelijk. De seote werd in 1879 gesticlit en telde al spoedig 600.000 aanhangers. Dat ziekte en zonde op dwaling berusten, is een oude heidensche leer."

-^ Gereformeerde bealnselen. 111.

Een tweede kantteekening op de publicatie van den Senaat der Vrije Universiteit, dateerend van 1895, betreft do verhouding van. ken-en zij ns beginseleai.-

Deze onderscheiding vindt man niet op deze wijze in het stuk uitgesproken.

Veeleer heeft het den schijn alsof onder Gereformeerde beginselen uitsluitend ken beginselen zijn te verstaan.

Immers, de tweede stelling vangt aldus aan: „Aangezien in art. 2 der statuten van Gereformeerde beginselen alleen in dien zin gesproken wordt, dat zij den grondslag van zeker onderwijs moeten uitmalcen, zoo zijn hier onder beginselen te verstaan, niet die uitgangspunten, welko in de feiten en het wezen der dingen liggen, maar zulke beginselen, die in het bewustzijn de wereld der gedachte beheerschen."

Toch wordt er inderdaad met de z ij n s begüiselan wel rekening gehouden, al worden, ze zoo niet genoemd.

Dezelfde stelling vervolgt: „Natuurlijk worden de uitgangspunten van het denken, die in de feiten en heit wezen der dingen ook voor het denken liggen, daarom niet buiten rekening gelaten, maar slechts uitgesproken, dat ze in den grondslag van het onderwijs eerst meerekenen, nadat ze uitgedrukt zijn in den vorm der gedachte."

De uitgangspunten voor het denken in de feiten en het wezen der dingen worden hier blijkbaar ook als beginselen gedacht.

Maar dan als geheel andersoortige beginselen. Het verband tusschen beide wordt wel niet duidelijk uiteengezet.

Doch wel wordt dit verband uitdrukkelijk ondersteld.

Nu zou men kunnen vragen of de Gereformeerde beginselen, welke hier vooral als beginselen voor Ihet onderwijs worden opgevat, niet te eng worden genomen.

Mccht deze vraag gewettigd zijn, dan krijgt ze todU door de vijfde stelling een geheel ander aspekt.

Misschien ontdekt men eenigen strijd tusschaa deze en de tweede stelling.

En die tegenstrijdigheid tot de laatste rest wegredeneeren kunnen we niet.

In elk geval echter zou het niet billijk zijn alleende tw'eede stelling te laten spreken an de vijfde geen stem in het kapittel te geven.

In de vijfde wordt geponeerd: „De Gereformeerde beginselen mogen niet, naar de wijze der Nominalistan; , in onsamenhangenden zin worden opgevat, als ware hieronder te verstaan hetgeen öf bij Calvijn öf bij eenigen Calvinist na hem als bewust denkbeginsei is uitgesproken. Meer dan eenige andere richting is juist het Calvinisme tegen zulke oppervlakkige opvatting gekant. Van God en niet van den mensch ging da aotiel uit, die aan een deel der christenheid den hoogleren levensvorm; schonk, die in het Calvinisme belichaamd is. De gedachte, die bij deze actie, Calvijn; en zijn geestverwanten dreef, gaat boven hun persoonlijk denkeu uit. Zij zijn geleid door de motieven, die lang niet altijd tot hun persoonlijk bewustzijn in al haar klaaxheid, waren doorgedrongen. En allerminst stelde heldeir inziciht in den organisohen gedachtensamenJiang van deze mot tieven hen tot het formuleeren van 'hun denkbeginseleo' in staat."

Dit is van groote beteekenis.

Hier word& a de Gereformearde beginselen weer in eea anderen zin genomen.

Hier zijn , de Gereformeerde beginselen juist niet zulke, die uitgedrukt zijn in den vorm der gedachte en daarom eerst in den grondiBlag voor h«t onderwijs meerekonen.

Hier zijn de Gereformeerde beginselen zalke, die aoch bij Calvijn noch bij eenigen Calvinist als bewust denkb egins el zijn uitgelsproken. Ze gaan boven hun persoonlijk denken uit. Zï leiden hen als motieven, maar Calvijn noch' de Calvinisten waren allerminst tot het formuleeren van hun denkb eg inselen in, sta^'t.

Het zou niet te verwonderen zijn, indien het hier iemajid een beetje begon te duizelea.

, Gereformeerde beginselen moeten geformuleerde dënkbeginselen zijn en ze zijn het in het Calvinialmie toch niet.

Hoe laat zich dat met elkander rijmen?

De Bethlehemiet.

Onder de bewijzen, dat de Schrift zelf stammen en richtingen naar personen noeant en dat het derhalve niet onschriftuurlijk mag worden geaclit den naam „Calvinisten" te gebruiken, werden naast Rechabieten, Kalebieten, Moabieten enz. enz. ook de Bethlehemieten opgenomen.

Hoe de Bethlehemiet hier verzeild raakte, kan ik niet verklaren.

Bethlebem is een plaatsnaam.

Het zal wel niet te veel verondersteld zijn, dat de Bethlehemiet hier de Benjaminiet heeft verdrongen.

Misbruik van Iiljlielteksten.

Het viel ons op, dat in den laatsteu tijd in vergaderingen, ooik in die van stad en land, weer zulk eeaii scbromelijk misbruik wordt gemaakt van bpelteksten.

Het schijnt, alsof er bepaalde tijden zijn, waarop zoo'n vloedgolf komt opzetten.

Want men kan wel zeggen, dat b.v. in de Kamer dei betreurenswaardige wijze, waarop de heer Kersten optreedt, den heer Schaper ertoe verleidde omi te trachten hem met diens eigen wapenen, n.l. bijbelteksten te bestrijden, die hij dan oen verkeerden zin gaf. Maar dit is niet een op zichzelf staand geval.

Pas nog moet iemand in den Amsterdamschen gemeenteraad naar aoMleidii^ van het feit, dat een zijnea" medelederij van opinie veranderd was, gezegd hebben: „er is meer blijdschap in den hemel over één bekeerling, dan over allerlei menschen van gelijke richting, die er binnenkomen".

Na-tuurlijk is dat niets minder dan. profanie.

Hel dient hun, die zich daaraan schuldig maken, aan het verstand te worden gebraolit, hoezeer zij ons, die de Schrift liefhebben' als het Woord van God, daarmee kwetsen.

Misschien heeft het nog het beste resultaat, wanneer hun dit vertrouwelijk oader het oog wordt gebracht. En anders mag openlijk protest niet achterwege blijven.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Leerboek.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 december 1929

De Reformatie | 8 Pagina's