GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Vrije Kerklied.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Vrije Kerklied.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

Deputaten hebben zich ook vergewist omtrent de gevoelens inzake het Vrije Kerklied in die Buitenlandsche Kerken, waarmee de onze korrespondentie onderhouden. 'Zij vatten hun bevindingen saam in het volgende

STATISTISCH OVERZICHT.

Uit het gehouden onderzoek bleek, dat in de onderscheiden gereformeerde kerken de toestand aldus is:

A. United free church of .Scotland-

Haar gezangboek (Psalter in metre and church hymnary) 'bevat:

lo de psalmen, berijmd; 2o doxologieën en besluiten; 3o paraphrasen van diverse Schriftgedeelten; 4o vrije hymnen; 5o enkele voor gezang gereedgemaakte Schriftgedeelten.

Dit boek is ook in gebruik bij de church of Scotland, presbyterian church in Ierland, Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. Er is thans in saimenwerking met de presbyterian church of England een revisie in voorbereiding; de hoop wordt gekoesterd, dat men op deze wijze een gemeenschappelijk psalm-en gezangboek verkrijgt voor alle engelsch-sprekende presbyteriale kerken. Voor 50 a. 60 jaar zong men in de presbyterian church in Scotland geen gezangen, maar thans gebruikt men 'ze algemeen, „behalve enkele "kleinere kerkformaties, zooals de original secession church e.a. In all© presbyterian churches worden reeds gedurende tenminste 200 jaar paraphrases van bijbelgedeelten gebruikt. Er zijn in haar gezangboek behalve de 150 psalmen, 67 paraphrases en meer dan 600 „gezangen". Ook gebruiken veel gemeenten een anthem boek met bijna 200 anthems, d.w.z. een jirozagedeelte der Heilige Schrift voor muzikaal gebruik geschikt gemaakt.

B. Original secession cTiurch.

Deze kerken zingen geen gezangen; zoo ook niet de free church, de reformed presbyterian church, en de free presbyterian church, — welke kerken echter steeds een kleine minderheid vormen temidden der andere Schotsche kerken. Zij brengen dit bezwaar tegen de gezangen in, dat deze liederen niet geïnspireerd of niet ontleend zijn aan de woorden der Heilige Schrift. Echter verdwijnt dit bezwaar bij het jongere geslacht. De oppositie grondt zich thans veel meer hieroj), Hat de hymns de wettige plaats van de psalmen zullen innemen: „wij zeggen niet meer als onze vaderen, dat gezangen een vreemd vuur op het altaar leggen, maar wel, dat onze voortreffelijke psalmbundel, die door God is gegeven, door deze gezangen wordt verdrongen; daarom achten wij het onzen plicht op te komen voor den psalmbundel". De secession church staat echter niet meer vijandig tegenover de gezangen, want ze houdt gemeenschap met kerken, welke ze wel laten zingen, doch zij is ten volle overtuigd van de geheel eenige waardij van de psalmen.

C. Free church of Scotland.

In deze kerken worden geen gezangen gezongen, en wel op de volgende gronden:

a. voor het zingen van gezangen is geen Schriftuurlijke grond;

b. de oude Christelijke kerk bleef bij den psalmbundel ;

c. er zijn geen liederen, die met de geïnspireerde psalmen kunnen vergeleken worden;

d. de gezangen zijn een Jiron van afdwalingen ia de leer;

e. bij het zingen van yele gezangen "Ss instrumentale muziek vereischte, zoodat het gezang menigmaal boven het bereik van veel leden uitgaat. die dan niet kunnen deelnemen , aan een belangrijk deel van den eeredienst.

De geschiedenis van de kerken jn Schotland leert, dat, waar gezangen zijn ingevoerd, eerst een klein getal werd gebruikt, maar daarna aan de uitbreiding geen einde schijnt te komen. De psalmen zijn er door verdrongen; daarom gaan , er veel stemmen op, om de psalmen toch jveer te gebruiken.

D. Christian reformed church of America.

De Hollandsche kerken gebruiken ons psalmboek. Bij de vereeniging met de christian reformed church in 1890 bedong de classis Hackensack, overblijfsel van de oude ware Hollandsche gereformeerde kerk, 52 hymnen te gebruiken, passende bij de behandeling van den catechismus, ontleend aan de groote collectie van de Dutch reformed church, waartoe ze vroeger had behoord. Deze hymns worden niet veel gebruikt. De groote meerderheid meent, dat volgens de Heilige Schrift de psalmen de eenige liederen zijn, die in den publieken eeredienst mogen gebruikt worden.

E. Ned erlandsch-g er ef or meerde kerken van Zi u i d - A f r i k a.

De Ned'erlandsche gereformeerde kerk gebruikt naast den Psalmen-een gezangenbundel en wel denzelfden, als de hervormde kerk in ons land', behalve den vervolgbundel. Het getal der gezangen, die men bij eiken dienst iingen moet, i's. echter niet voorgeschreven. Gewoonlijk gebruikt men drie in eiken dienst, meermalen ook vier.

De gereformeerde kerk in Zuid-Afrika zingt echer alleen de Psalmen met de enkele Schriftuurlijke ofzangen, die ook wij achter de Psalmen hebben.

F. Eglis; e chrétienne, in België.

Naast de psalmen worden ook gezangen gezongen, ie een grootere plaats innemen dan de psajlmen. en geeft de voorkeur aan de gezangen, omdat ooral vroeger de psalmen vervelend langzaam weren gezongen, en de gezangen spreken van Jezus Christus. Echter worden thans ook meer psalmen ezongen, en dan ojDgewekter; men denkt er' echter iet aan d, en gezangenbundel af , te schaffen. Deze undel is zeer uitgebreid.

G. Reformed church o; f Anierica.

De kerken zangen gezangen. Alleen; geauthorieerde bundels worden toegelaten. De psalmen woren responsatief gezongen. In de united, presbyteian church heeft men alleen paraphrases van de salmen, doch men meent, 'dat het het beste is, , en eeredienst in te richten uit Nieuw-Testameiitisch gezichtspimt. In de Hollandsch sprekende kerken gebruikt men de psalmen, dooh de jongeret generatie is sterk voor liet zingen van dé gezangen. (Er zijn ongeveer 700 gezangen.)

H. Reformirter Bund in Duitsohland.

Ook hier gebruikt men gezangen naast de psalmen; de gemeenten verloren de psalmen geheel onder den druk der Overheid; er is een onbeperkt aantal gezangen. De gereformeerden in D'uitschland beminnen de psalmen èn om den inhoud èa om de melodie.

L Hongaarsche gereform. kerken.

Sinds den tijd der reformatie zingt men gezangen naast de psalmen; de secten zoeken de psalmen door de gezangen te verdringen.

Uit deze statistiek blijkt, dat jn de meeste buitenlandsche gereformeerd© kerken ook gezangen worden gezongen, maar dat de meer-strenge kerken alleen den psalmbundel bezitten.

Iets over de uitbreiding onzer lielijdenis. I.

Prof. Dr. G. Ch.. Aalders .schreef in het „Ouderlingenblad" — dit wordt immers door al onze ouderlingen gelezen? —'dat hij niet meende uit de school te klappen door jaede te deelen, dat het rapport over de uitbreiding der belijdenis binnenkort is te verwachten.

Inderdaad gelooven we, dat prof. Aalders tot het geven van zulk een sober bericht de grenzen der geheimhouding niet heeft overschreden.

Zelfs kan het nuttig werken, dat dit weinigje wordt losgelaten.

Men mocht anders eens ongeduldig .worden.

Gelukkig hebben we van zulk een ongeduld nog niets gemerkt.

De kerken hebben de handen, of beter de hoofden en de harten reeds vol met de talrijke rapporten, welke haar zijn toegezonden.

Alles kan toch niet tegelijk worden verwerkt.

Daarom heeft het zijn goede zijde, dat één der rapporten nog even op zich wachten liet.

Ook begrijpen de kerken en , pnze pers "blijkbaar, dat er aan dit rapport Jieel wat vast zit.

Er werd van de benoemde Deputaten ook gevraagd om over de zaak der uitbreiding korrespondentie te voeren ïaet Buitenlandsche kerken.

Nu weet ieder ingewijde, 'dat dit niet ahijd vlot van stapel loopt

Misschien heeft het wat langer uitblijven van het rapport ook nog in ander opzicht groot nut.

Dezer dagen toch verscheen over dezelfde materie een rapport voor de .komende "Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika.

Mogelijk kunnen onze Deputaten in hun Ra.pport hiermee nog rekening houden.

Hoewel tegen onzen aangenomen regel in in de rubriek van dit nummer van ons blad wel wat veel van „schaar en lijmpot" wordt gebruik gemaakt, achten wij het Amerikaansche stuk toch van zoo hoog belang, dat wij er gaarne andere artikelen nog één week voor in de pen houden.

Wij geveoa het hier dan onverkort weer:

Rapport Van De Commissie Inzake Uitbouw Onzer Belijdenis.

Aan do Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk, vergaderd in Grand Rapids, Mich., Jmii 1930.

Eerwaarde Vaders en Broeders:

Uwe Commissie werd in het aanzijn geroepen tengevolge van het besluit der Synode in 1928, om het werk, door de Synode van 1926 opgedragen aan de Oommissie in re 'Herziening van onze Kerkelijke Formulieren, te verdeelen over twee Commissies, ééne voor den Uitbouw der Belijdenis en ééne voor de Herziening der Liturgische Formulieren. Dit besluit is te vinden op pag. 155 der Acta Synodi van 1928, en gaat onmiddellijk vooraf aan de benoeming dezer Commissie.

De zaak zelve, Uitbouw onzer Belijdenis, had de Synode al eerder bezig gehouden, namelijk in hare drie en twintigste zitting. Toen nam de Synode kennis van een brief, ontvangen van de Gereformeerde Kerken in Nederland, welke brief afgedrukt is in Bijlage XVHI der Acta .Synodi 1928. Toen werd de aandacht der Synode tevens gevestigd op een brief, reeds twee jaren tevoren ontvangen van de Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, welke brief eveneens handelt over Uitbouw der Belijdenis. Deze JDrief staat afgedrukt in Art. 146, pag. 212, der Acta Synodi 1926, en werd, naar luid y^n dat Artikel, in de handen gelegd van de Commissie om in verband met de Gereformeerd© Kerken in Noord-Amerika, in Nederland, en. Zuid-Afrika, de Herziening van onze Kerkelijke Fo^rmulieren te overwegen. Deze Commissie oordeelde echter, dat het onderwerp van den Uitbouw der Belijdenis haar afvoeren zou van het terrein haar oorspronkelijk aangewezen, namelijk dat van de Herziening onzer Liturgische Formulieren, en dat de taak van den Uitbouw der Belijdenis te enorm is, om in het voorbijgaan als een neventaak aan haar te worden opgedragen. Daarom zond ze den brief terug aan de Synode van 1928 met de suggestie van eventueele behandeling door eene afzonderlijke Commissie. Men zie haar rapport op pag. 125 der Agenda voor 1928. Zooals te lezen is op pag. 139 der Acta, onder Art. 137, XI, besloot de Synode van 1928, dezen brief met dien uit Nederland te leggen in de handen van de Commissie, die de volgende Synode inzake den Uitbouw der Belijdenis met advies zal dienen.

Deze twee brieven, de vroegere van de Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, en de latere van de Gereformeerde Kerken in Nederland, hebben ertoe geleid, dat onze Kerk sedert 1928 eene Commissie inzake den Uitbouw onzer Belijdenis heeft. Onze Zuid-Afrikaansohe zusterkerk vraagt om de medewerking, en onze Nederlandsche zusterkerk vraagt het oordeel onzer Kerk inzake den Uitbouw onzer gemeenschappelijke Belijdenis. Uwe Commissie heeft contact gezocht met de broeders in Zuid-Afrika en in Nederland, onder anderen, door ze te verwittigen van hare benoeming. Maar betreffende een definitief antwoord kon ze hun uitteraard niets anders mededeelen, dan dat zulk een antwoord door uwe eerwaarde vergadering zelf gegeven zal moeten worden. Onze wensch en bede is nu, dat het navolgend advies uwe vergadering in staat mag stellen tot het geven van een zoodanig antwoord, als het meest tot bevordering der Waarheid en tot het nut van al de betrokken Kerken kan dienen; en .deze gewichtige kerkelijke correspondentie, die tengevolge van de afstanden al zoovee! üjd vereischt, niet langer vertraagd worde.

Hier volge in de eerste plaats ons advies inzake het antwoord, te geven op den brief uit Nederland. Men kan hem lezen op pag. 311 der Acta Synodi 1928, in Bijlage XVIII, Brieven, Gereformeerde Kerken in Nederland, tweede brief. Namens de deputaten, door de Generale Sjmode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden te Groningen in het jaar 1927, benoemd inzake den Uitbouw der Belijdenis, en in overeenstemming met het mandaat, hun door die Synode gegeven, wordt onze Kerk verzocht om een axitwoord op een drietal vragen, die alle beteekenis hebben voor den vóórarbeid voor een eventueelen Uitbouw der Confessie, en wel, inzake de leer aangaande de Heilige Schrift. De deputaten vragen:

„a. Of door u een nadere formuleering van de Gereformeerde leer aangaande de Heilige Schrift noodig of althans wonsciielijk wordt geacht;

b. Zoo ja, op welke wijze dan naar uw oordeel aan deze behoefte aan nadere formuleering zou moeten worden voldaan, óf door uitbreiding der bestaande belijdenisschriften, öf door een afzonderlijke uiteenzetting;

c. Welke punten gij in zulk een nadere formuleering zoudt willen zien opgenomen."

Ad a.: Op de eerste dezer drie vragen adviseert uwe Commissie te antwoorden, dat do Synode een nadere formuleering van de Gereformeerde leer aangaande de Heilige Schrift wenschelijk, zoo niet noodig, acht. Dit advies rust op do volgende drie overwegingen:

1. Onderscheiden dwalingen van onzen tijd tasten bet stuk der Heilige Schrift, hetzij door aanval of door negatie, in zijn hartader aan. Dit is een feit van zulke algemeene bekendheid, dat het aanvoeren van bewijs of voorbeelden in dezen overbodig mag worden geacht.

2. Gedeeltelijk door den invloed van deze dwalingen, maar ook vooral in aansluiting aan het theologisch denken van den nieuweren tijd, heeft de verdere ont­ wikkeling van de Gereformeerde Theologie in Gods voorzienigheid langzamerhand meerder licht doen vallen op elementen, die wel in dit aloude leerstuk lagen opgesloten, doch die niet in de Belijdenis uitgewerkt zijn, daar deze zich uit den aard der zaak aansluit aan de dwalingen van den lijd van haar ontstaan. Dit betreft onder meer zulke punten, als het organiscli karakter der inspiratie, de verhouding van den menscholijken en den goddelijken factor bij het teboekstellen der Heilige Schrift, en de relatie van de goddelijke autoriteit der Heilige Schrift tot haar inhoud. (In verband met dit laatste punt zou het overweging verdienen, dat belijdenisuitspraken vastgesteld werden, als de volgende: namelijk, dat de heilsfeiten tot het wezen 'der openbaring behooren, en dat de goddelijke autoriteit niet alleen betrekking heeft op de ethischreligieuze elementen der Heilige Sdirift, maar op de gansche Schrift.)

3. Alhoewel dankbaar erkend mag worden, dat de Belgische Confessie, door zes artikelen aan de behandeling van het stuk der Heilige Schrift te wijden, de fundamenteele beteekenis van dit leerstuk op den voorgrond stelt, toch heeft geen van onze drie Formulieren van Eenigheid op het stuk der Heilige Schrift punten zooals onder 2 genoemd uitgewerkt. Gelijk nu de vaderen het leerstuk aangaande de Heilige Schrift gehandhaafd en ontwikkeld hebben tegenover de dwalingen van hun tijd, zoo zien wij ons de taak aangewezen, om mot het meerder licht tegenover de nieuwere dwalingen dit leerstuk verder toe te passen en breeder uit te werken.

Ad b.: In , de tweede hunner vragen begeeren de Neideriandsche deputaten het oordeel onzer Synode aangaande de wijze, waarop aan deze behoefte aan nadere formuleering van de Gereformeerde leer aangaande de Heilige Schrift zou moeten worden voldaan: öf door uitbreiding der bestaande belijdenisschriften, óf door een afzonderlijke uiteenzetting.

Het is het gevoelen uwer Commissie, dat over de problemen, die samenhangen met deze vraag, beter te oordeelen zal zijn, nadat de studie van een mogelijken uitbouw der Confessie eenigszins verder zal zijn voortgeschreden. Hierbij moet ook bedacht, dat voQreerst de mogelijkheid nog open blijft, dat de .uitbouw der Confessie zich niet zal beperken tot het ^unt van het leerstuk der Heilige Schrift .alleen. Daarom adviseert uwe Commissie, dat de Synode uitspreke, dat zij vooralsnog Tiiet gereed is, een definitief antwoord op deze vraag te geven.

Ad c.: In de derde plaats begeeren de Nederlandsche deputaten te vernemen, welke punten onze Synode in zulk een nadere .formuleering van de Gereformeerde leer aangaande de Heilige Schrift zou willen zien opgenomen.

Naar alle waarschijnlijkheid zal ook hier de arbeid zelf van den uitbouw eerst volle helderheid schenken. Voor een voorloopig antwoord zou uwe Commissie haar advies willen ontleenen aan wat boven gezegd is onder Ad a. 2. Daar werden de volgende punten aangegeven:1. Het organisch karakter der inspiratie, 2. de verhouding van den menschelijken en den goddelijken factor bij het teboekstellen der Heilige Schrift, en 8. de relatie van de goddelijke autoriteit der Heiliga Schrift tot haar inhoud, onder anderen dat de heilsfeiten tot het wezen der openbaring behooren, en dat do goddelijke autoriteit niet alleen betrekking heeft op de ethisch-religieuze elementen der Heilige Schrift, maar op de gansche Schrift.

De brief uit Zuid-Afrika gaat uit van! de veronderstelling, dat ten onzent met de stadie van den Uitbouw der Belijdenis al een begin is gemaakt. Bovendien verschilt hij van het schrijven uit Nederland op twee belangrijke punten.

In de eerste plaats spreekt hij van de benoeming dcor de Synode van de Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, gehouden te Rustenburg, Transvaal, in 1924, van een Commissie, om in overleg met de Gereformeerde Kerken in Nederland _en Noord-Amerika een degelijke studie van de zaak van den Uitbouw dor Confessie te maken, en de beste plannen aan de hand te geven, om zoo tot een gemeenschappelijke actie in deze groote zaak te komen.

In de tweede plaats vermeldt hij als punten, die de aandacht der Zuid-Afrikaansche Commissie reeds bezig houden, de volgende zaken: (a) Het gezag der Heilige Schrift tegenover de moderne critiek, onder meer Artt. 3—7 Vcj.n de Confessie; (b) een nadere omschrijving van de pluriformiteit der Kerk tegenover de gedachte der Confessie, Art. 29, dat er slechts een ware en een valscho Kerk is; en (c) herziening van Art 36 inzake de verhouding van Kerk en Staat. (Men vergelijke den brief. Art. 146 der Aota Synodi 1926, pag. 212.)

Deze brief noopt dus de Synode, om zich uit te spreken over de vraag, of zij Uitbouw der Confessie in broederen zin dan alleen inzake de leer aangaande de Heilige Schrift een degelijke studie waard acht; en verder, of zij diensvolgens voor zulke studie een staande Commissie van den aard der Zuid-Afrikaansche Commissie begeert.

Uwe Commissie adviseert de Synode een Commissie te benoemen (of, desgewenscht, de bestaande Commissie te continueeren) om jjiiet alleen te antwoorden op vragen, die van zusterkerken inzake een eventueelen Belijdenisuitbouw tot ons gericht mogen worden, maar om ook geheel de zaaJc van mogelijken Uitbouw der Belijdenis zelfstandig in studio te nemen en aaa de volgende Synode dienaangaande te rapporteeren. Dit advies .steunt op de volgende vijf gronden:

1. Met het oog op de nieuwere stroomingen en de daarmee gepaard gaande dwalingen van onzen tijd is hieraan wel behoefte. De Commissie denkt hier met name aan een viertal verschijnselen.

Ten eerste is te noemen het Modemisme, dat binnen de historische Protestantsche kerkengroepen in ons land nog steeds veld wint, en dat de historische Christelijke belijdenis ondermijnt niet alleen met zijn Schriftcritiek, maar ook met zijn evolutionistische en humanistische reconstructie van zulke fundamenteele Christelijke leer­ stukken, als die vaa God en mensch, zonde en verzoening, heiligmaking en koninkrijk Gods.

Ten andere behoort gewezen te worden .op de veelvuldige secten, die, hoewel ze zich veelszins op de Heilige Schrift beroepen, nochtans vele fundamenteele stukken van het Christendom loslaten, zooals bijvoorbeeld het Russellisme, het Mormonisme, en Christian Science.

Ten derde dient hier nota genomen te worden van onderscheidene godsdienstige groepen of stroomingen van onzen tijd, die een min of meer syncretistisch karakter dragen en in sommige gevallen sporen vertoonen van den invloed van oostersche , godsdiensten, en die tevens de valsche religieuze eenheidsbeweging van onzen tijd voeden; hiertoe behooren onder anderen de Theosophie, de Vrijmetselarij, en de Society for Ethical Culture.

Ten vierde zijn er ook onderscheiden dwalingen, die niet zoozeer beperkt zijn tot de ééne of andere kerkengroep of secte, maar die in mindere of meerdere mate in onderscheiden kerkengroepen of secten gangbaar zijn. Hier kunnen het Baptisme met zijn verwerping van de Gereformeerde verbondsbeschouwing', het Sabbatisme, het radikale Premillennialisme, en de Geloofsgenezing als voorbeelden dienen.

2. Hoewel het hedendaagsch verschijnsel van de vermenigvuldiging der secten geenszins beperkt is tol Amerika, staat ons land toch niet ten onrechte bekend als bij uitnemendheid het land der secten. Het feit, dat wij ons door Gods voorzienig bestel geplaatst zien in zulk een omgeving, doet voor ons de vraag naar de wenschelijkheid of noodzakelijkheid van .den Uitbouw onzer Belijdenis bijzonder klemmen.

3. Gelijk de vaderen de Waarheid gehandhaafd en ontwikkeld hebben tegenover de dwalingen van hun tijd, zoo rust op ons als hun geestelijke nazaten de taak en roeping, om de Waarheid tegenover de nieuwere dwalingen verder toe te passen en breeder uit te werken.

4. Zulk een studie, als in het advies der Commissie bedoeld, zoowel .als de actie, waartoe zulk een studie eventueel zal kunnen leiden, zal ongetwijfeld het confessioneel besef onder ons ten goede komen. Aan versterking van dat besef bestaat behoefte. Het gevaar is verre van denkbeeldig, dat wij onze Belijdenis op den duur wel behouden, maar min of meer als een eerwaardige antiquiteit, waarvan geen wezenlijke kracht meer uitgaat. „De Bijbel en niet de Belijdenis!" is de onwaarachtige en bedenkelijke leuze van vele secten. rondom ons. Daartegenover heeft het confessioneel besef onder ons versterking noodig.

5. Zoowel de Gereformeerde Kerken in Nederland' als do Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika hebben, door een slaande Commissie voor deze zaak te benoemen en alzoo met de studie van mogelijken uitbouw der Belijdenis een aanvang te malcen, blijk gegeven van hun diep besef van het gewicht dezer zaak.

Wel zijn de Nederlandsche Kerken ertoe gekomen, hare plannen in dezen eenigszins te beperken, maar toch heeft hare jongste Synode (mede op aanraden van den vertegenwoordiger onzer Kerk) besloten, aan den uitbouw der Belijdenis voort te arbeiden, zooals te lezen is op pag. 162 der Agenda voor onze Synode 1928, Rapport XIII. Hel besluit der Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, dat van geen beperking spreekt en overleg met Nederland en Noord-Amerika begeert, stuurt welbewust aan op gemeenschappelijke actie.

Eindelijk zou uwe Commissie aan uwe eerwaarde vergadering de wenschelijkheid in overweging willen geven, om, ingeval zij in aansluiting aan bovenstaand advies mocht besluiten, een Commissie voor belijdenisuitbouw te benoemen, den professor in de dogmatiek aan onze Theologische School in die Commissie te benoemen.

Met eerbied onderworpen.

De Commissie, CLARENCE BOUMA. D. H. KROMMINGA. M. J. WYNGAARDEN. J. K. VAN BAALEN.

Door deze spoedige opname meenen wij onzen kerken een dienst te bewijzen. Een volgende week hopen we op een en ander terug te komen.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Vrije Kerklied.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's