GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

'k Dacht dat onze lezers me als verzorger van deze rabriek reeds emeritus hadden verklaard, ot uit-gevraagd waren. Maar de laatste weken overtuigdeai me, dat de lange rust, die ik genoot, slechts als vacantie bedoeld was^ en dat er, gelukkig — gelukkig niet voor mij, maar voor onze lezers; want een mensch zender vragen, in een tijd als de onze, is zeker even diep to beklagen als een die niets dan vragen heeft — nog vragen zijn.

Er kwamen er nu op éénmaal zooveel, dat entelen van do inzenders wel even geduld zullen moeten hebben. Want ik beantwoord de Vragen naar de orde waarin ik ze ontving.

De verste, een broeder in 'Amerika, is dan het eerst aan de beurt.

Strikt genomen zou ik zijn vragen, naar mijn instructie, mogen ter zijde leggen. Doch omdat dit mogen, naar een kaïitteekening, geen moeten insluit, zal ik ze, al was het alleen maar uit beleefdheid tegenover vreemdelingen, toch maar beantwoorden.

Beide zijn ze van exegetischen aard.

De eerste geldt Hebr. 1:9b, het uit Psalm 45 aangehaalde woord tot Christus: Daarom heeft u, o God! uw God gezalfd met vreugde-olie boven uwe medegenooten".

De vraag, die me hierover gedaan wordt, is eèn dubbele: of dit woord gesproken is tot Christus, als het eeuwige Woord, den scheppings-Middelaar, of tot Christus, als den menschgeworden Zoon, den Middelaar der verlossing; en in verband hiermede, öf bq zijn „medegenooten" moet gedacht aan de Engelen of aan de geloovigen.

M'n antwoord op de eerste vraag is, dat dit woord zonder twijfel is gesproken tot Christus als den Middelaar 'der verlossing. Dit volgt raeds uit het feit, dat het ontleend is aan Psalm' 45'. Want Psalm 45 is een bruiloftslied. Onder hel beeld van Salomo's huwelijk bezingt deze Psalm de geestelijke verbintenis tusschen Christus en Zijn kerk. En in deze verbintenis treedt Christus, gelijk van zelf spreekt, niet op als scheppings-, maar als verlossings-Middelaa, r.

En naar uitgangspunt en doel is het in den gedachten-gang van Hebr. 1 niet anders. De vergelijking van Christus, naar Zijn goddelijken persoon en in Zijn goddelijke majesteit met de Engelen en ket melding maken van Zijn aandeel in de schepping aller dingen, zijn hiermee niet in strijd. Want al behooren die tot de goddelijke natuur van Christus, daarom zijn ze niet minder het eigendom van Hem, die onze Middelaar is. Daarenboven wijzen, de woorden, die den grond Zijner zalving met vreugde-olie aangeven: „Gij hebt rechtvaardigheid liefgehad, en ongerechtigheid gehaat", op iets dat Christus, gelijk Hij hier gedacht en toegesproken wordt, deed eer de zalving die Hem te beurt viel zijn deel weird. En dat kan alleen te zoeken zijn in Zijn werk als Middelaar.

Het antwoord op de tweede vraag: wie er bedoeld z-ijn met de medegenooten van "Christus, boven wie Hij met vreugdeolie werd gezalfd, is met het bovenstaande in zoover reeds beantwoord, dat het niet de Engelen kunnen zijn, maar dat ze gezocht moeten worden onder hen, die medegenooten van Christus als verlossings-Middelaar kunnen heeten. Aan wie daarbij te denken is, is W^^^' iet gemakkelijk te beslissen. Natuurlijk hangt hier alles af van wat we te verstaan hebben onder de zalving van Christus, waarvan hier gesproken wordt.

Wie daarbij denkt aan Jezus' ambtelijke zalving met den Heiligen Geest (zoo de kantteekeningen van de Statenvertaling o.m.) moet onder de edegenooten de geloovigen verstaan, als der zalving van. Christus, in hunne, d.w.z. in beperkte ate deelachtig. Doch deze opvatting schijnt me einig aannemelijk, omdat zóó de zalving van Christus en die der geloovigen als twee zelfstandige en onderling onafhankelijke handelingen, met elkander verfTpifk^'^ worden, terwijl ze toch in werkelijkheid één zijn, en \.OL elkander staan als oorzaak en gevolg.

Aan ambtelijke zalving doei de tekst ook niet enken. Christus heet hier niet gezalfd met de heilige zalfolie, maar met vreugde-olie, d.i. met olie, zooals men die bij feestelijke gelegenheden onder Israël gebruikte om in aangenamen geur dien men verspreidde, in glans en verhooging van lichaamsschoonheid uitdrukking te geven aau zijn blijdschap. Wie na lijden en vernedering door God met blijdschap en heerlijkheid wordt gekroond, wordt dan ook gezegd: reugde-olie te ontvangen voor asch" (Jes. 63:1), en aan'die vreugde-olie denkt ook David in Psalm 23 als hij jubelt: gij maakt mijn hoofd vet met olie".

Zóó verstaan past de uitdrukking volkomen in het verband van Psalm 45. Ze zegt dan dat Salomo op zijn huwelijksfeest de schoonste en rijkst met blijdschap gezegende was onder al de blijde feestgenooten. En toegepast op Christus zegt ze dan in Psalm 45 en in Hebr. 1:9, dat Christus, ten loon voor Zijn arbeid, door God gekroond is met vreugde en heerlijkheid boven allen, die door Hem tot heerlijkheid en zaligheid komen.

Een andere vraag van onzen Amerikaaaschen lezer raakt Ezechiël 28:10—19, het aangrijpend oordeel over Tyrus, in den vorm van een ontroerend klaaglied. 'Vrager wenschte te weten, of deze profetie den Koning van Tyrus of Satan geldt. Bij beide opvattingen meent hij op moeilijkheden te stuiten. Hij vraagt, hoe hier uit te komen.

Het antwoord hierop kan kort zijn.

Want de Schrift zelve gééft het antwoord zóó duidelijk mogelijk. Ze zegt met zooveel woorden, dat deze godspraak den Koning van Tyrus geldt. Dat men op moeilijkheden stuit, als men deze aanwijzing volgt, mag nooit verleiden, haar als onjuist of minder juist, ot ook maar als zeker anders, typisch of symbolisch of allegorisch, of hoe dan ook op te vatten.

Doch moeilijkheden z ij n hier niet. En ook voor vrager zullen ze wegvallen, als hij bedenkt, dat hij hier te doen heeft, niet met verhalend proza, maar met hoog-dichterlijke taal. De godspraak teekent hier eerst Tyrus' zekerheid, welvaart en schoonheid en dan zijn diepe vernedering , en onherstelbaren ondergang door ze te vergelijken met de heerschappij en de weelde des menschen en met zijn val en ondergang door de zonde. Doch ze doet dat, gelijk zoo dikwijls, niet door de twee grootheden, die ze met elkander vergelijkt, in afzonderlijke beschrijving tegenover elkaar te stellen, maar door van de eene te spreken in het beeld van de andere.

Als vrager dit bij het lezen in het oog houdt, zal wel alles hem duidelijk worden. En anders helpt hem wel de eerste de beste goede bijbedverklaring, die hij bij de hand heeft, uit de moeite.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 februari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's