GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Siciiem.

Prof. Aalders geeft in het „Leidersblad" een interessant artikel over de opgravingen in Sichem. Na gewezen te hebben op het belang van de opgravingen in Babylonië en Egypte, waarover D r N o ond t z ij breedvoerig handelt in zijn „Gods Woord en der eeuwen getuigenis", gaat hij aldus voort:

Van nog veel grooter beteekenis zijn de opgi'avingen in den bijbelschen bodem zelf, de opgravingen in Palestina, het Heilige Land. Dat men daarvan zoo weinig hoort, veel minder dan van de opgravingen in de andere landen, waar eens een machtige oude Oostersche cultuur bloeide, ligt hieraan, dat .men eigenlijk pas in den allerlaatsten tijd zich met ern.st en op systematische wijze tot dit werk heeft kunnen zetten. De bezwaren die men te overwinnen uad, waren voornamelijk dat de ruïnen-heuvels weer niet dorpen of kerkhoven waren overdekt, en dat de overwegend Mohammedaansche bevolking het werk eer zocht te belemmeren dan dat zij behulpzaam wilde wezen. Hoewel deze bezwaren zelfs nu nog niet geheel zijn weggenomen, zijn ze wel verminderd, vooral sedert Palestina onder Engelsch bewind gekomen is; en vandaar dat men in de laatste jaren het werk zoowel van Engelsche en Amerikaansche alsook van Duitsche zijde met volle energie heeft aangevat.

Een van de plaatsen v/aar men dit met belangrijk succes heeft gedaan is Sichem, onzen lezers uit het O.T. welbekend. Sichem was al een bestaande Ka naanietische stad toen Abraham uit Ur der Chal deeën kwam naar het land, dat hem de Heere God wees (Gen. 12 : 6), en Jacob sloeg in de nabijheid daarvan zijn tenten op toen hij uit Paddan-Aram weder-1 keerde (Gen. 33 : 18), terwijl ieder zich de droevige geschiedenis herinnert welke daaraan verbonden is van de verleiding van Dina en de wraak van 1 haar broeders (Gen. 34). Toen de Israëlieten Kanaan hadden veroverd, werd Sichem aangewezen als een van de vrijsteden (Joz. 20:7), een van de I^evietensteden (Joz. 21:21). Het moet toen voor Israël ook 1 als een plaats van beteekenis hebben gegolden: mmers Jozua verzamelde daar het heele volk voor de 1 verbondsvernieuwing (Joz. 24). In het stuk grond 1 dat Jakob daar van de bewoners had gekocht (Gen 33:19) werden de beenderen van Jozef ter aarde I besteld (Joz. 24:32). Dan heeft deze stad een belangrijke rol gespeeld in het tijdvak der Richteren: bimelech, een bastaardzoon van Gideon uit een Sichemietische vrouw, wist zich daar tot koning te doen verheffen, doch toen er later oneenigheid tusschen hem en de Sichemieten ontstond, werd de stad door hem ingenomen en verwoest (Richt. 9). Ook als het komt tot de splitsing van Israël door de I bekende houding van Rehabeam is het alweer Sichem waar zich deze gebeurtenis afspeelt (1 Kon. 12:1) 1 en waar Jerobeam het allereerst zijne residentie kiest (1 Kon. 12:25).

Waarom men juist Sichem heeft gekozen als opgravingsterrein? In de eerste plaats, omdat het, zooals uit het bovengezegde blijkt, niet alleen gedurende de geschiedenis van Israël, maar ook reeds in de vóór-Israëlietische periode een beteekenisvoUe stad van Kanaan was. En in de tweede plaats, omdat men hier te doen had met een ruïnen-heuvel, die niet opnieuw bebouwd was. De Romeinen hadden namelijk in het jaar 68 na Chr. op een half uur afstand een I nieuwe stad gebouwd: Neapolis, welke onder den ver-Arabiseerden naam Nabloes nog altijd de hoofdstad van het geheele omgevende district is; en ten gevolge hiervan werd de oude puinhoop geheel vergeten en verlaten.

De opgravingen zijn hier het eerst begonnen vlak voor den wereldoorlog in het jaar 1913, daarna, zoo f als voor de hand ligt ten gevolge van dien oorlog 1 geruimen tijd gestaakt, en daarna in 1926 weer op nieuw ter hand genomen, en het is aan den ener gieken, systematischen arbeid der Duitsche expedi tie, waaraan ook eenige Nederlanders hebben deel 1 genomen (o.a. Prof. Böhl en Dr van Ravesteijn), gelukt om hier inderdaad veel leerzaams aan den dag te brengen. Men heeft namelijk zoowel de oude Israëlietische stad, als de daaronder liggende lagen van de Kanaanietische periode kunnen bloot leggen In deze Kanaanietische lagen nu heeft men heel duidelijk de weerspiegeling van de gebeurtenissen, beschreven in Richt. 9, teruggevonden. Een van de eerste resultaten was het opgraven van de geweldige Noordwestpoort, aan den kant van het gebergte Ebal I vanwaar Gaal de nadering van Abimelech's troepen gadesloeg en waardoor hij uittrok om zich met deze te meten (vs. 35—40). Insgelijks heeft men blootgelegd den tempel van Baal-berith (vs. 4). Dit geweldige gebouw met zijn enorme fundamenten (niet minder dan 5.30 M. breed) maakt heel begrijpelijk hoe het als een versterking, een laatste verschansing van de in het nauw gedreven Sichemieten dienst kon doen (zie VS. 46). Het spreekt vanzelf, dat men natuurlijk i in hoofdzaak uitsluitend de fundamenten heeft teruggevonden, het .overige is in puin gestort. Maar reeds deze fundamenten zijn voldoende om een levendigen indruk te geven van het geweldige gebouw. En nog aanschouwelijker brengt het de geschiedenis van Richt. 9 voor onze aandacht wanneer de duidelijke sporen worden bemerkt van het vuur, waardoor Abimelech deze versterking vernietigde (vs. 48, 49).

Zoo ziet men de beteekenis van zulke opgravingen. Natuurlijk is die beteekenis veel grooter dan hier in f enkele trekken kan worden aangegeven, er zijn ook tal van ondergeschikte punten, waarover zij licht heb-I ben verspreid; maar het was er ons slechts om te doen te laten zien hoe zulke opgravingen de Bijbel-1 sche historie voor ons doen leven, en hoe zij nog I eens weer bevestigen, wat wij reeds lang door het geloof wisten, dat het Oude Testament geen verzameling van legendarische verhalen is, maar getrouwe weergave van wezenlijke historische gebeurtenissen biedt.

We voegen hieraan niets toe. We gelooven, dat ook in onzen ki-ing deze dingen de volle belangstelling hebben.

Ook een eenheid! En sectarisme?

Dr Hooykaas schrijft in de rubriek „Godsdienstig leven in Nederland" zijn DVIIIC-den brief. Hij heeft het daar over een onderwerp, dat hij aandient onder den titel: „niet een minimum van dogmatiek, maar een maximum van Christelijken geest". Hij schrijft als volgt:

In de Rotterdamsche St. Laurens is Zondagavond 11. een oecumenische dienst gehouden, waaraan ik gaarne een overdenking wijden wil.

Kortheidshalve begin ik met het overnemen van het beknopte en objectieve verslag in de „N. R. Ct." (16 Juni, Av.).

In de Groote Kerk alhier is Zondagavond op verzoek van het Rotterdamsch Comité ter bevordering der Stockholm-gedachte eene bijzondere godsdienstoefening gehouden.

Ds A. C. G. den Hertog, Ned. Herv. predikant, heeft de samenkomst geopend. Spr. noemde de samenjcomst te Stockholm een tweede Nicea, met dat verschil, dat in deze laatste plaats het ging om een dogmatisch Christendom, in Stockholm echter om een practisch Christendom, en daarbij in het bijzonder om de samenwerking der kerken.

Dr J. Irwin Brown, predikant der Schotsche Kerk, heeft in de Engelsche taal gewezen op de noodzakelijkheid der eenheid. De dingen, die de kerken scheiden, aldus spr., zijn de kleine, die hen vereenigen de groote, nl. het vertrouwen op God, en de liefde tot God. Spr. ging hierop voor in gebed, dat hij besloot met het Onze Vader.

Dr C. E. Hooykaas, predikant der Remonstrantsch Gereforaieerde Gemeente, las daarop het derde hoofdstuk van den eersten zendbrief van Johannes.

Ds J. W. Brass, Evang. Luthersch predikant, hield dan een toespraak aan de hand van Johannes 4 : 19 —24, waarin Christus wijst op het aanbidden in geest en in waarheid. De oude vraag, waar moet men God aanbidden, leeft in nieuwen vorm voort. Welke is de ware Kerk, waar is het Koninkrijk Gods? Bij ons en bij u, overal waar God in geest en in waarheid wordt aangebeden. Hij wil zijn de machtige magneet, die allen tot Zich en daardoor ook tot elkander trekt. Dat is de taak van Stockholm, de voortzetting van wat Jezus bij de Jacobsbron heeft gezegd. De protestantsche kerken waren vergeten, dat zij tezamen vormen de katholieke christelijke kerk; zij hielden geen voeling met elkander, en dit isolement maakte hen zwak. Stockholm heeft door de samenwerking van alle groote kerken der wereld uitgezonderd de Roomsche, de katholiciteit zeer sterk gemanifesteerd. Men heeft daar de kerk der toekomst gezien, die weder iets gevoelt en begrijpt van de gemeenschap der heiligen.

Stockholm is een belofte, het is een aanloop op de eenheid in de veelheid. Rome was er niet bij, maar spr. hoopt, dat als er weer iets dergelijks komt, ook Rome tegenwoordig zal zijn. Het is helaas niet waarschijnlijk, maar bij God is alles mogelijk. De geestdrift voor Stockholm is in ons land niet groot, maar toch ritselt er iets. Op verzoek van de afd. Nederland van den Wereldbond der kerken heeft de synode der Ned. Herv. Kerk juist dezer dagen uitnoodigingen verzonden voor een bijeenkomst, waar officiëele afgevaardigden van alle protestantsche kerken en van de oud-bisschoppelijke clerezij (oud-kath.) zullen bespreken of en hoe men samen arbeiden kan. Wij gaan in de richting van het groote doel:

Eén kudde zal 'teens zijn die één herderstaf zal weiden.

Ds E. L. Smelik, predikant der Gereformeerde Kerk in H. V. heeft na een slotwoord een dankgebed uitgesproken, waarna de predikant der Noorsche Zeemanskerk alhier, ds A. Salvesen, in het Noorsch den zegen heeft uitgesproken.

Er was voor deze samenkomst groote belangstelling; de kerk was zeer goed bezet.

Aan dit verslag kan toegevoegd worden, dat na afloop van de godsdienstoefening een receptie gehouden werd in het kerkeraadsgebouw der Ned. Herv. Gemeente, waar ook de burgemeester, Mr P. Droogleever Fortuyn, aanwezig was, die in de Overheidsbank den dienst had bijgewoond; waar behalve de predikanten ook de afgevaardigden der vertegenwoordigde gemeenten elkander ontmoetten. Door eenige Hervormde predikanten (Ds De Heer, Dr Wagenaar en Dr Van der Valk) werd de wenschelijkheid betoogd om het ondernomen werk voort te zetten en aan het Rotterdamsche Stockholm-comité te verzoeken, daartoe al het mogelijke te doen. Want — zoo werd betoogd — indien het enkel bij zoo ééne manifestatie bleef, en er niet samen voortgewerkt kon worden, ja, dan ware het beter geweest, indien ook dit achterwege ware gebleven. Want wij hebben niets aan een enkel gebaar. Zou het Stockholm-comité niet een kleine commissie van actie willen vormen, die deze zaak ter harte nam en uitzag naar een gelegenheid tot gemeenschappelijken arbeid?

Wanneer men uit de indrukwekkende schoonheid van den weidschen dienst teruggekeerd is naar de rust van de studeerkamer, komen, de vragen en rijzen critische gedachten, die men niet wrevelig op zijde mag schuiven als ongewenschte indringers, juist wanneer men vurig verlangt naar verwerkelijking van het oecumenische beginsel. Daa moet men de bezwaren wégen en dóór 't doombosch van de twijfelingen zich een weg trachten te banen.

Maar laat me even eerst nog mogen toeven in de herinnering van de schoonheid dier kerk in het avondlicht, met haar tweeduizend opgepakte kerkgangers, opgolvend tegen den achterwand als een gestuwde vloed. De menigte onder het machtig orgelspel, bruisend en steigerend, klagend en biddend, uitvloeiend tot, waar aan 't eind van het voorspel, de m.enigte uit volle borst aanhief het

De lofzang stijgt uit Sions zalen Tot U met stil ontzag

De schoonheid van het gebed — want wat is verhevener in onze gemeenschap dan het vrije kerkelijke gebed, met zijn persoonlijk geluid en toch ook dat objectieve in zijn gehalte, waardoor het ten leste opgaan kan in het Onze Vader?

De schoonheid eindelijk van het oecumenische gebaar toen de Noorsche predikant naar landszede de gemeente met een kruisteeken kon zegenen.

En — waar van gebed en gezang, getuigenis en preek, zeer veel mij is bijgebleven, ruischt als waarlijk katholieke belijdenis in mij het woord na:

De dingen die de kerken scheiden zijn de kleine, die haar vereenigen zijn de groote: namelijk het vertrouwen op God en de liefde tot God.

Maar nu toch de moeilijkheden, vragen, twijfelingen. Nu toch ook die bittere achterafvraag, die zoo dikwijls 'smenschen vreugde ontluistert met haar zacht en snijdend gefluister: „wat is het wel waard? "

Ten eerste: hoe onvolkomen was de vereeniging der gescheidenen. De vreemde kerken waren vertegenwoordigd. Dat is waardevol en goed. De dissenters waren vertegenwoordigd. Men mag het waardeeren, dat de Hervormde Kerk dit op prijs stelde; het was zeker van beteekenis dat twee hunner predikanten in ambtsgewaad den kansel van de St. Laurens mochten betreden. Van hunne zijde werd het niet vreemd geacht, door menigen Hervormde zal het als een offer begrepen, als een gewichtig moment aangevoeld zijn. En een Gereformeerd predikant sprak en bad in dezen dienst; ook dat is beteekenisvol, verheugend, ja ontroerend.

Maar — en nu begint de beperking van onze voldaanheid: — deze prediker was gereformeerd i n H e r-steld Verband, van de groep, welke zichzelf uitgestooten en in nood zelfstandig georganiseerd weet. De Rotterdamsche gemeenten van de Gereformeerde Kerken in Nederland ontbraken. Geen jongere Kuyper op den St. Laurens-stoel. Voor mij accentueerde de aanwezigheid van Ds Smelik het ontbreken van de Gereformeerden in breede laag. Ook de strengste Hervormde predikanten werden gemist op dit appèl. Dit kan niet toevallig geweest zijn.

En — natuurlijk ontbraken de Roomschen. Mij persoonlijk deert dit niet zoo als 't ontbreken van die anderen. En de ervaring met de protestmeetings tegen de Russische geloofsvervolging leert ons, dat als ééns in deze streng georganiseerde kerk bij het Gezag de nuttigheid en noodigheid van samenwerking erkend was, men over de geheele linie op deze groep zou kunnen rekenen. Ik vermoed dat het met de medewerking van Gereformeerden eenigszins anders gesteld is, dat hier vooral een volks-onwil zal moeten overwonnen worden. Mogen de gereformeerden voor het vervolg weten dat: wanneer van Hervormde zijde, waar die volks-onwil óók bestaat, deze overwonnen wordt, men hun als broeders de hand toesteekt, het odiumvan sectarisme op de Gereformeerde Kerken zal rusten, als die den handdruk afslaan.

We hebben onze oogen toch even uitgewreven. Daar wordt waarlijk een heel nieuw begrip van s e c-tarism.e ingevoerd.

Vroeger was sectarisme: het zich afsnijden, zich afscheiden van de kerk. Nu decreteert Dr Hooykaas, dat het is: niet meedoen met een of andere idee, of een of andere „hobbie", of een of andere vereenigde „actie".

Dat is een heel nieuw begrip van sectarisme.

Dat het wetenschappelijk ongeoorloofd is, een begrip zóó maar een anderen inhoud te geven, weet Dr H. toch zeker ook wel?

En wanneer nu een kerk zichzelf als belijdeniskerk respecteert, kan zij dan aan een dergelijke „vele grenzen uitwisschende actie" meedoen? A1 s nu de Gereformeerde Kerken eens zeggen, dat het wezen van het Christelijk belijden, is het belijden van het geloof in de genade Gods in Christus, het vertrouwen op de kruisverdienste van den Zaligmaker — en dat zeggen zij — kunnen ze dan meedoen met een actie, die den Zaligmaker van zondaren niet erkent?

Wil Dr H. eens op deze vragen antwoprden?

En hoe zou Ds E. L. Smelik tegenover deze dingen staan?

Een nieuwe afgod.

Er is een nieuw soort van afgod: de gemeenschap. „Friesch Dagblad" (21 Juni) schrijft over dezen afgod deze ware woorden:

Men heeft het tegenwoordig dikwijls over de „Gemeenschap", ledere man werkt voor de Gemeenschap; iedere vrouw bewijst, zoo zij moeder wordt, een dienst aan de Gemeenschap; iedereen heeft recht en aanspraak op een goed en menschwaardig bestaan on de Gemeenschap moet hem dat verschaffen; heeft hij zijn geheele leven al of niet gewerkt, dan zorge toch die Gemeenschap voor een behoorlijken levensavond met een deugdelijk pensioen.

Alleen over de eer der Gemeenschap bekommert men zich niet in het minst. Die sleurt men veeleer door het slijk.

De Gemeenschap is voor velen een soort van mysterieus wezen, dat voorzien is van een grooten geldzak, waaruit zij gehouden is, hare dagelijksche en wekelij ksche uitkeeringen te doen en de algemeene grief, die men tegen haar koestert, is maar deze: dat zij zoo schrikkelijk ongel ij k en onrechtvaardig is bij hare uitdeelingen. Nog juister gezegd, acht men die geheimzinnige Gemeenschap als een koekenbakker, die een reuzentaart in moten onder de menschenkinderen te verdeelen heeft, en heeft men hoofd voor hoofd deze grief: dat het eigen stuk te klein is.

In dien gedachtengang komt men vanzelve terecht bij den klassenstrijd: zuivere en rechtstreeksche vrucht van de individualistische opvatting der maatschappij. Grondslag van alle leven is dan de strijd om het zelfbehoud: de worsteling tegen elkander. Deze worsteling is dan ook ingezet in den anatomischen Staat, welken de Fransche revolutie ons bracht. Eerst kreeg men den strijd van de losse individuen; den strijd om het grootste stuk van de taart en onder bescherming van de Liberale staatsmacht met den bekenden voorsprong van het kapitaal. Wat was begrijpelijker, dan dat de onderliggende individuen zich tot groepen verbonden en alzoo den klassenstrijd inluidden? Staande op het standpunt der dusgenaamde Wetenschap, moest men daar aanlanden, of ondergaan!

De losse individuen of groepen van losse individuen (wat in wezen precies hetzelfde is omdat alle natuurlijk verband ontbreekt) bekogelen elkander en de denkbeeldige Gemeenschap. Zij zijn er niet om die Gemeenschap, maar de Gemeenschap is er om hen: de Gemeenschap kan niet met wetten tegen hen optreden, maar zij dwingen de Gemeenschap; normatief yoor hetgeen op het publieke terrein zal gelden, is niet het gemeenschappelijk belang van allen, maar hetgeen hun groep, hun wil, hun hartstocht begeert.

De straat, het plein, de gracht, de steeg, het slop, het publieke vervoermiddel, de schouwburg, de bioscoop, het zeebad, de herberg, de danszaal, het park, de winkel, de werkplaats, — ja, alle publiek en semipubliek terrein — behoort ter hunner vrije beschikking te staan, vrij van alle conventie en confessie. De Overheid, dienaresse der Gemeenschap, heeft eerbiedig op zij te gaan voor Hoogstderzelver „leden" en ruim baan te maken voor al wat de hartstocht der Groep commandeert; zoo niet, dan is zij in gebreke. De Gemeenschap is de eigen groep; de rest telt niet mee. De minderheden hebben geen recht op vrij zonlicht bij dag, laat staan om een stuk te gewinnen van de taart des koekenbakkers.

Zulk een Gemeenschap is geen gemeenschap: daar gaat een vuur uit van de „leden", dat haar, en een vuur van haar, dat de „leden" verteert, wijl haar levensbeginsel een stervensbeginsel is: een vuur, ontstoken aan de hel.

Dit zijn ware woorden.

Deze afgod heeft, zooals alle afgoden: geen adres geen gestalte; geen vorm — en daarom een vast adres: voor ieder is het bij mij; en daarom een vaste gestalte: voor ieder: mij n belang; en daarom een vasten vorm: voor ieder: m ij n meening.

Zuiderzee-vraagstukken.

Dr Keizer schrijft in „De Geldersche Kerkbode":

In den binnenkort droogkomenden Wieringermeerpolder zullen ook menschen uit Gelderland, landarbeiders en boeren, een bestaan kunnen vinden.

Daarvoor hebben ondergeteekenden zich tot een Geldersch comité vereenigd, waartoe men zich kan wenden opdat een Geldersche Trek kan worden gevormd naar dezen polder, die, georganiseerd onder deskundige leiding en voorlichting, aan het cultuurwerk zou kunnen deelnemen.

Ieder, die zich daarbij zou willen aansluiten wordt verzocht zich zoo spoedig mogelijk op te geven aan den Secretaris of aan een der leden van het voorloopig comité. Door deze aangifte wordt niemand tot iets verbonden, doch men zal op de hoogte van de plannen worden gebracht zoodra daartoe aanleiding is.

Het voorloopig comité,

JOH. OBBINK, Voorzitter. Jhr Ir W. LAMAN TRIP, Secretaris, Wageningen. Ds Mr C. J. BARTELS, Lathum. H. VAN DE CRAATS, Bameveld. A. J. COSTERMANS, Eist (Over-Betuwe).

Leest het bovenstaande eens nauwkeurig! Denkt er om van Roomsche zijde is men zeer actief. Wie weet of straks niet zal blijken, dat door uitnemende organisatie er gansche stukken en streken van dé Zuiderzee-provincie in bezit van Rome zullen zijn. Ook van andere zijde wordt al gewerkt.

Dat ook onze menschen actief zijn! Liever naar de Zuiderzee dan naar Amerika en Canada! Daar gaat men voor den Nederlandschen stam verloren!

We zullen maar niet hieronder nóg een aanbeveling plaatsen.

En dan ook voor andere provincies.

Dr Keizer heeft gelijk.

Prof. van Geldeien.

Ds van Dijk schrijft in de „Kroniek" van het „Ger. Theol. Tijdschrift":

De vorige maal zijn we onze Kroniek begonnen met het jubileum te gedenken van een onzer professoren. We mogen er nu mee eindigen. Prof. van Gelderen heeft niet alleen een goeden naam onder zijn studenten; door zijn persoon en arbeid bezit hij ook het respect in den breeden kring van ons kerkelijk leven; bijzonderlijk onder ons predikanten, die bij hun preeken over Job en over teksten uit Koningen van zijn commentaren dankbaar profijt trekken.

Moge zijn vrucbtbfl, ar leven, dat ook ons „Gerei Theol. Tijdschrift" in talrijke bijdragen ten goede kwam, voor onze kerken nog vele jaren gespaard blijven.

Van harte sluiten we ons hierbij aan.

Door de redactie-wisseling aan ons blad, juist in de dagen van het jubileum van Prof van Gelderen, gedacht ons blad dit jubileum niet. We kunnen het gèr lukkig op deze wijze nog „goed maken". - : • •? *;

Indien er één onzer is, die algemeen geacht éïi' geëerd wordt, dan is het Prof. van Gelderen.

Nu zegt achting der menschen wel niet alles.

Maar „liefde van Gods kinderen ondervinden" zegt toch héél veel.

Op aarde in de tusschen-menschelijke verhouding, zegt het het meest! En Prof. van Gelderen kan ervan overtuigd zijn, dat hij die liefde bezit!

Vermomde Bolsjewieken?

In de pers deed het volgende „ingezonden" de ronde.

Toen Prof. Gunning deze tentoonstelling opende, hebben we gezegd: „hé? "

Het verwondert dus niet, dat het volgende komt:

OPEN BRIEF AAN Prof Dr J. H. Gunning Wzn,

Voorzitter van de Vereeniging „Nationaal Reizend Museum voor Ouders en Opvoeders":

Hooggeleerde Heer,

De zoogenaamde „Voks" — de Bolsjewistische Vereeniging van Intellectueelen, die in het Buitenland onder hun mede-intellectueelen Bolsjewieksche propaganda maakt, heeft door bemiddeling van het Genootschap Nederland—Nieuw-Rusland een tentoonstelling georganiseerd, betrekking hebbende op het onderwijs in Rusland.

U hebt het oirbaar geacht deze te openen.

U hebt daarbij op gebreken in ons onderwijs gewezen, tevens op wat men in Rusland voor het kind doet.

En U is naïef genoeg om te verkondigen, dat de tentoonstelling geen propaganda beoogt. Het Nederlandsche publiek zou dat niet dulden! U zelf is er een levend voorbeeld van, dat het haar wèl duldt en zelfs bevordert, mits zij in voorzichtigen vorm wordt gekleed.

Leerboekjes te prijzen, wanneer ze in een taal geschreven zijn, die men niet verstaat, is altijd 'n waagstuk. Wij willen echter aannemen, dat èn die leerboekjes en al het andere tentoongestelde voortreffelijk zijn.

Maar over enkele dingen wordt dan toch blijkbaar gezwegen . en daaromtrent wordt niets tentoongesteld, n.l.:

over de hoofdbeginselen van het Russische opvoedingssysteem.

Deze zijn:

Ie. Het vernietigen van het familie-leven;

2e. Het vernietigen van den Godsdienst;

3e. Het stellen van de politiek boven de wetenschap;

4e. Het knechten van de wetenschap in dienst van de politiek.

De voortreffelijkste leermiddelen (die — tusschen twee haakjes — vroeger gratis verstrekt, maar thans ook door de behoeftigen betaald moeten worden) verhinderen niet het systematische, moreele bederf van de jeugd, waarop willens en wetens wordt aangestuurd, speciaal in het onderwijs. En evenmin het sluiten van talrijke scholen.

Het is een feit, dat er millioenen analphabete kinderen, dikwijls vereenigd tot misdadigersbenden en grootendeels behept met drankzucht en geslachtsziekten, door Rusland rondzwerven, zonder school, zonder onderricht, zonder leermiddelen(!)

Dit, geachte Professor, is de werkelijkheid, die te bewijzen is uit de Sowjet-bladen zelven.

Dit is het, wat de Sowjets voor het kind gedaan hebben. Op de bedoelde tentoonstelling ziet men veel fraais; maar de vraag is alleen: in hoeverre heeft deze theoretische fraaiheid zich in de practijk omgezet?

De practijk nu is afschuwelijk, weerzinwekkend, zelfs walgelijk! En dit erkent men in Rusland zelf

Maar U, geachte Professor, — en op Uw voorbeeld vele Dagbladen — wekt den indruk, alsof de kinderen in Rusland hoogst verstandig worden opgevoed, Ü spreekt zelfs over de taak der moeder, waar deze in Rusland geen rol speelt!

Gegeven de werkelijkheid, is dit alles een politieke leugen (want het Russische onderwijs is — gelijk gezegd — in de eerste plaats politiek), waarvan wij gaarne aannemen, dat U zich niet bewust is.

Als vele brave en niet-ergdenkende menschen, hebt U zich door de vrienden der Bolsjewieken laten misleiden. Dit is niets nieuws: de iDuitenlandsche propaganda van het Bolsjewisme, vooral onder de intellectueelen, rust op dergelijke misleidingen.

Mooie leermiddelen en platen eenerzijds (vooral voor buitenlandsche propaganda).

Ellende, ziekte, onzedelijkheid, onwetendheid, verwildering, armoede, gebrek, misdaad, drankzucht anderzijds. Onder millioenen jonge kinderen!

In dit korte bestek kunnen wij dit alles niet bewijzen. Maar wij zijn volkomen bereid U de bewijzen voor te leggen, en brengen onder Uw aandacht de twee volgende werken:

Ie. Les enfants abandonnés en Russie Soviétique door Zenzenow (Paris, Librairie Pion) et

2e. Moscou sans voiles, door Joseph Douillet (Paris „Editions Spes"), pp. 88 e.v.

Met de meeste hoogachting teekenen wij:

Dr F. J. KROP, Rotterdam. Mr Dr J. VAN SCHEVICHAVEN,

21 Juni 1930. Den Haag.

Inderdaad we vertrouwen Rusland geen haar. Ook de Russische opvoeding niet. En nog veel minder de propaganda vöor deze opvoeding: 'Men ga deze tentoonstelling niet steunen!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's