GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Niet zuchten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Niet zuchten.

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zucht niet tegen elkander, broeders, opdat gij niet veroordeeld wordt; zie de Rechter staat voor de deur. Jac. 5:9.

Het geloof kent de zuchtingen.

Ook wijzelve, die de eerstelingen des Geestes hebben, wij ook zelve, zeg ik, zuchten in onszelve, verwachtende de aanneming tot kinderen, namelijk de verlossing onzes lichaams.

In dit zuchten strekt zich de geloovige uit naar de verlossing, die aanstaande is.

Daarin openbaart zich juist het karalïter van het geloof, als wij, erkennende de benauwing der verzoeking, ons vastgrijpen aan Gods beloften.

Dan zijn de geloofszuchtingen de zuchtingen der hope.

Dan trilt daaraan hét van God gewekte leven.

En altoos weer zoekt de Heilige Geest door de bearbeiding met het Woord deze zuchtingen bij Gods kinderen te wekken.

Maar er is ook een ander zuchten.

Een zuchten, waarin het geloof verloochend wordt.

Een zuchten, geboren uit het wanhopig terneerliggen onder de benauwing.

In dit zuchten wordt Gods belofte losgelaten.

De meerderheid, de onoverwinnelijkheid van het bedenken des vleesches wordt daarin erkend.

En daartegen waarschuwt Jacobus de twaalf stammen in de verstrooiing: Zucht niet tegen elkander, broeders.

Ge kent dat verschijnsel wel.

AVanneer we onder de beproeving moedeloos geworden zijn, en al zuchtende onzen weg vervolgen.

Dan bezwaren we elkanders ziel, en belemmeren elkander het uitzicht.

Dit zuchten is zoo gevaarlijk.

Het is zoo in strijd met de waarachtige vroomheid.

Het wordt geboren uit die zielehouding, waardoor wij tegen God rebelleeren.

Dan maakt de verzoeking ons bitter.

Dan verwijten wij elkander.

En als wij dan de broeders zien, is het niet meer om God te danken en moed te grijpen, maar om te klagen en den moed te verliezen.

De verzoekingen gaan ook in deze dagen aan Gods kinderen niet voorbij.

En dan wordt er veel geklaagd.

De klaagtonen ontbreken ook in onze da^en niet.

Maar wij hebben wel toe te zien, hoe wij klagen.

Want alle klagen is nog geen vroomheid.

En er is ook in onzen tijd reden om te waarschuwen tegen het zuchten tegen elkander.

Zeer duidelijk dreigt dit gevaar, d'at wij elkanders ziel gaan vermoeien door het jammerend zuchten.

Dat wij elkander gaan verbitteren, doordat wij elkander verwijten.

Dan wordt ons zuchten een mokken, omdat wij de oriderdrukking niet dragen willen.

Dan gaan we elkander slaan, omdat we het kruis niet opnemen willen.

Dan is dit zuchten tegen elkander oorzaak, dat de benauwing vermeerdert.

En dan rijpt in ons de vrucht der verzoeking niet.

Dit is het ontzettende van dit zuchten tegen elkander, dat daarin juist uitkomt, dat wij in de verzoeking bezweken zijn.

Dat wij ook meedoen met die beweging des vleesches, die slechts aanmerkt de dingen die men ziet.

Die slechts meet met wereldschen maatstaf.

En dat over dit bestaan het oordeel des Heeren gaat

Hij zal dit doen in zijn ijdelheid ten toon stellen. Hij zal dit zuchten veroordeelen.

Hierom is in de verzoeking noodig het gebed van al Gods volk.

Opdat Hij ons ook tot elkander bekeere.

En opdat wij dan weer als het arme en ellendig volk op den Naam des Heeren mogen hetrouwen.

Dan geven we het in de hand des Heeren.

Dan richten we ons weer op aan Zijn belofte.

En ook al schijnt het, dat ons geloofswerk vruchteloos is, de vrucht komt toch.

Want de Heere komt.

En gelijk de regen en de sneeuw van den hemel nederdaalt, en derwaarts niet wederkeert, maar doorvochtigt de aarde, en maakt, dat zij voortbrenge en uitspruite en zaad geve den zaaier en brood den eter, alzoo zal mijn Woord, dat uit mijn mond uitgaat ook zijn, het zal niet ledig tot Mij wederkeeren, maar het zal doen hetgeen dat Mij behaagt, en het zal voorspoedig zijn in hetgene, waartoe Ik het zende.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Niet zuchten.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 oktober 1930

De Reformatie | 8 Pagina's