GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Afscheid.

Dr Kaajan neemt in de „Utrechtsche Kerkbode" aldus afscheid van Ds Keuchenius:

Zoo even heb ik afscheid genomen van de naar Poerworedjo vertrekkende familie Keuchenius. De drie lieve kinderen (waaronder een baby van enkele weken) maken de groote reis over de breede Indische wateren mede. Ds en Mevrouw Keuchenius waren goedsmoeds, 't Afscheid van de oude moeder, Mevrouw van Lonkhuizen te Wageningen, was 'n beetje moeilijk gevallen. Zal zij op aarde haar kinderen en kleinkinderen ooit wederzien? Zending beteekent offer. Op het perron te Arnhem waren ook tal van heilssoldaten (mannelijke en vrouwelijke) aanwezig om naar Indië vertrekkende broeders en zusters een hartelijk vaarwel toe te roepen. En verbazing en gejuich stegen in allerlei toonaarden onder hen op, toen ze de jongste Keuchenius, rustig slapend in haar mand, de coupé zagen binnendragen. Plotseling hieven de heilssoldaten een onzer Psalmen aan en het „Dat 's Heeren zegen op u daal" ruischte vriendelijkopklinkend over het met zeer velen bezette perron. Ook wij zongen mede en zoo werd op aangrijpende wijze Uw en mijn „vaarwel" verklankt.

We wenschen Ds en Mevrouw Keuchenius met hun dierbaren schat 'n behouden aankomst in Indië toe. Gedenken we hen in onze gebeden.

Ook wij wenschen Ds en Mevr. K. een hartelijk „vaartwel" en: „tot weerziens zoo God wil".

Weer classis in Antwerpen.

Ds Meynen schreef in de „Dordtsche Kerkbode" over de te Antwerpen gehouden classisvergadering der Geref. Kerken (cl. Dordrecht) o. m. dit:

Wat waren die oude voortrekkers uit de herlevingstijd blij. Mulder, dat type van een echte puritein, die, met zijn nuchtere kijk op de dingen, met zijn wijs woord, met zijn voorzichtige geste het kleine Antwerpsche kerkbootje zoo veilig door storm en moeilijkheden had heengeleid, in Gods kracht natuurlijk; en Tensen, die, hoewel een rasechte Noord-Nederlandsohe achterhoeker, toch het type vertoont van de Fransche Hugenoot, Franschman in z'n optreden, beweeglijk, joviaal, vlot, humoristisch, hoffelijk, maaj tevens stoer en stijf als de oude Hugenoten, die, voor wien ook, geen duimbreed van hun beginsel wilden wijken.

Nu ja, 't mocht ook wel eens duidelijk gedemonstreerd worden, dat hun werk en dat van vele anderen is gewaardeerd. Zij hebben, die broeders in Zuid-Nederland, zoo niet hun bloed, dan toch hun goed en geld voor de zaak gegeven!

'k Herinner mij 't nog, hoe ik eens bij één van hen kwam; hü bewoonde een huis, dat hem voor zijn gezin met vier of vijf kinderen genoegzame ruimte bood en ze hadden besloten 't maar eens zonder dienstbode te probeeren; dat konden ze dan uitsparen voor de kerk! Zoo was er niet één, zoo waren er meer, die naar, ja boven vermogen gaven voor het b^ ginsel en voor het propageeren daarvan!

Wat keken ze glimder, idie drie initiatief-volle mannen: Ganzevoort, Maaskant en Winter, toen ze zoo echt op hun terrein ons ontvingen! Zij, met hun kerken waren altijd gewoon bij ons te komen inwonen, nu gingen wij om bij hen in te wonen, nu waren wij inwoners. O, als God 't eens gaf, dat er een classis Brussel kwam! 't Zou niet onmogelijk zijn! In Zeeland zijn twee classes met 7 kerken. En als 't nu eens werd: Antwerpen, Brussel, Denderleeuw, Gent, Mechelen, dan schoten we al aardig in de richting en 't i s aan 't komen.

Gedidd, moed, volharding — niet 't minst geloof in Gods werk en zaak.

Het beeft er in België eens zoo schoon voorgestaan.

Daar werkten mannen, nog heden met kliniende namen; 't was in den tijd, toen vader Willem zijn huwelijksverbond sloot met Louise de Goligny, zonder eenige pracht in een maar kleine, kille, koude, kale kerk te Antwerpen; zonder pracht, zeg ik, want de strijd was zoo hevig, de vijandschap zoo groot en rondom loerden de giftmengers en sluipmoordenaars, die den zoon van Juliana van Stolberg stonden naar 't leven. Daar was een felle tegenstand, die, helaas, heeft overwonnen.

Daar is niets gebleven van dat bloeiend gereformeerd leven in Zuid-Nederland!

En even verder heet het:

3 October 1584 voor 't laatst te Antwerpen. 6 November 1930 voor 'teerst wéér te Antwerpen.

Ook hier gaf onze God groote dingen te beleven.

J. W.

De vrijzinnigen er uit.

Onder dit opschrift schrijft Prof. Grosheide in liet „N.-Holl. Kerkbl.":

Met groote belangstelling volgen wij de verdere pogingen, die in den kring der Nederlandsciie Hervormde Kerk worden gedaan om er te komen tot reorganisatie. Ons blad heeft het ten zeerste betreurd, dat destijds de reorganisatie-voorstellen werden verworpen. En we kunnen slechts hopen, dat het nieuwe pogen, dat thans wordt ondernomen, onder den zegen des Heeren vrucht zal dragen.

Toch, hoezeer ons hart zich verblijdt, dat de broeders, die op reorganisatie aansturen, den moed niet hebben laten zakken, er zijn in deze beweging ook dingen, die ons niet aangenaam aandoen.

Van vrijzinnige en ook van ethische zijde wordt den liefhebbers van reorganisatie voortdurend voorgehouden, uw pogen is niet te verwezenlijken zonder leertucht, uw streven is de vrijzinnigen uit de kerk te zetten. Wij meenen, dat er juistheid ligt in deze opmerking en wij verstaan niet, hoe reorganisatie in Gereformeerden zin kan worden verkregen, zonder dat ook leertucht wordt geoefend. Doch dit punt bespreken we nu verder niet.

Wat ons opvalt is dit. Degenen, die naar reorganisatie streven verzekeren voortdurend, neen, we willen de vrijzinnigen er niet uitzetten. Maar diezelfde mannen nemen er vrede mee, dat de rechtzinnigen er wel uitgezet zijn. De vonnissen van Afscheiding en Doleantie, die toch geveld zijn over rechtzinnigen, die met de reglementen in botsing kwamen, omdat men wilde buigen voor Gods Woord in de eerste plaats, blijft men goedkeuren. Men blijft spreken van gescheidcnen, hoewel dit woord toegepast wordt op menschen, die men zelf uit de kerk gejaagd heeft en die eerst kerkelijk zijn gaan leven, toen ze in de Hervormde kerk niet meer werden geduld, of ze mpesten bukken waar Gods Woord bukken verbood.

Wij vragen: gaat dat goed?

Kan er vruchtbare reorganisatie komen, kan met zegen worden gewerkt, als hier met twee maten wordt gemeten? Kan een poging tot kerkherstel slagen, als zij in één adem zegt, de vrijzinnigen erin en de rechtzinnigen er uit?

Wij betwijfelen het.

Inderdaad, historische zin zou hen, die om der wille van de historie de historisch geworden toestanden aanvaarden, vrij zeker tot andere uitspraken brengen, dan thans dikwijls worden gehoord.

J. W.

Nicolaas Beets.

Dr Kaajan „Kroniekt" in de „Utr. Kerkb." o.a. over Beets als volgt:

Beets invloed is door zijn persoonlijkheid, gaven en werkkring op de leiders van het Réveil bizonder groot geweest.

Beets was echter ethisch-irenisch. Dit hing samen met het persoonlijk temperament, van zijn denken, de geaardheid, die geen uitersten wil, geen onevenwichtigheid, geen onaesthetisch talreel van krakeel, maar een stemmig oud-Hollandsch binnenhuis. Beets vertoonde, volgens La Saussaye. geheel het type van het Nederlandsche volkskarakter. Hij is een man, schrijft Gewin, van gematigd conservatisme. Hij stelt steeds de practische zijde van het dogma in het licht, maar laat het dogma zelf intact. Door een en ander behoudt hij zijn populariteit en heeft aldus het Réveil genationaliseerd.

Van Beets wordt in Utrecht o.a. deze aardigheid verteld:

„Bij een zijner bijbellezingen was de stof een gedeelte uit de geschiedenis van Jozef. Maar de bijbellezing mocht niet langer duren dan een uur. Begon de dienst-doende ouderling te vreezen, dat het over dien tijdgrens dreigde te gaan, dan kreeg dominé een kleine waarschuwing aan een der rokpanden. Ook nu heeft deze broeder al meer dan eenmaal zijn cylinder geraadpleegd, 't Wordt tijd! hoog tijd! Daar voelt Beets op eenmaal het veelzeggend rukje, en... „Maar broeder", verontschuldigt Beets zich op meer of minder medelijdenden toon, „ JoZef zit' pas in denpüt!'-Moet hij daar nu een volle week in blijven? Dat is onhistorisch bovendien! Maar — niet waar —? dien God bewaart is wel bewaard, ook voor langer dan een week. Amen".

Van hem wordt gezegd: „Van 't begin tot het einde was zijn preek al waardigheid en ernst. In zijn gaan uit de kerkeraadskamer naar den kansel was iets priesterlijks, en als zijn Petrus-figuur zich boven den preekstoelrand verhief kwam de stemming, de rust, iets van de liefelijkheid van het heiligdom. 'tWa* heerlijke prediking van het Evangelie naar de Schriften. Op zijwegen begaf hij zich nooit. Zijn kracht lagin zijn rustigheid. En 't was geen gekunsteldheid, 't lag in zijn natuur".

Van Oosterzee zei eens: „Als Beets en ik tegelijk preeken, dan sturen ze mij den knecht en de kamenier en meneer en mevrouw gaan naar Beets. Ik heb het voetvolk en Beets het paradevolk".

In elk geval. Beets' Stichtelijke Uren en zijn Camera Obscura blijven onvergetelijk.

Ja, wat is vooral die „Camera" heerlijk gezonde kost, vergeleken bij allerlei, dat tegenwoordig ons wordt opgedischt!

J. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 november 1930

De Reformatie | 8 Pagina's