GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuwjaars poëzie van Oezelle.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwjaars poëzie van Oezelle.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog eens wil ik, aan bet einde van het Gezellejaar, een bepaalde vetzengroep van den Vlaamschen dichter naar voren brengen, nu andermaal in de gelegenheid van den tijd aanleiding ligt om aan den inhoud van deze rubriek een bijzonder karakter te geven.

Met enkele dagen zal het oude jaar ten einde zijn en, zoo God wil, een nieuwe jaarkring beginnen. Dat tijdstip der j aars wisseling is altijd een oogenblik van terug-zien en vooruit-denken en bet is dus begrijpelijk, dat een ernstig-levend menscb als Gezelle ook ten dezen weer wat te zeggen had. Vooral met betrekking tot de wenscben, die men gewoon is bij den jaarovergang te wisselen, had bij 'wat op zijn hart. Ofschoon hij aan het drukke bewegen der menschen niet meedeed wist hij voldoende, dat maar al te vaak het nieuwjaarwenschen een oppervlakkig vertoon is, dat beter acbterweg« ; blijven kon. „Tijd is geld weerd", rijmde bij.

Tijd is geld weerd, dat is waar: en, verstonden 't vele lieden, zij en zouden aan malkaar niet zoo neerstig 'tnieuwjaa, r bieden.

En ook vaii den gewonen inhoud van die nieuwjaarwenschen dacht hij het zijne, gelijk blijkt uit het versje:

God geve u vijf-en-twintig splentemieuwe jaren, em. vijfien-twinügszins gelukkige! Is 't genoeg? Neen-neen't! en, wilde u God zoo lange in 't leven sparen dat gij wierd honderd, ach, gij stierft nog veel te vroeg!

Nieuwjaarwenschen. is voor Gezelle heel wat anders, dan wat men er in den regel van maakt, 't Nieuwe houdt voor hem verband met bet oude en beide, bet oude ea het nieuwe, hebben bun groote beteekenis voor de eeuwigheid, die na dit leven den mensdi wacht. Daarom is het wenscben op Nieuwjaar een zaak van ernst, van zicb-rekenschapgeven en bet loont de moeite, de les te volgen, die Gezelle ten dezen geeft in verscbillende van zgn nieuwjaarsverzen.

Zoo is er in den bundel „Tijdkrans", dit gedicht:

't Verleden jaar beeft, oud en stram, geleefd totdat het nieuwe kwam; maar 't nieuwe is schaars een dag geboren, of 't heeft alree dien dag verloren. Wat raad? 't En helpt niet „hou!" gezeid; Wij zijn op weg naar de eeuwigheid! Dus opgepast, en niet tot morgen verzet van voor uw' ziel te zorgen; zoo zal elk' ure, elk' dag, elk jaar, eens jong en oud zijn al te gaêr: eens oud zijn, maar toch jong gebleven, en stervensvrij, in 't ander leven. Dit wensche ik u en mij en al, die 't, jong of oud, mij wenscben zal!

Soortgelijk is een ander vers, eveneens deel van déö „Jaarkrans", dien bij-dichtte:

Hot oud jaar is gekist genageld en begraven; en 't nieuwe, korts nadien, kwam schielijk aan te draven. Zoo 't oude was, zoo zal waarschijnlijk 't nieuwe zijn, vervuld van koud en beet, van lieflijkheid en pijn. Een dingen wensche ik U, en mij en allen samen, het oude jaar en 't nieuw te doen, in Godes namen, van aan den eersten dag tot aan den laatsten tuk een lange keten zijn van christenweerd geluk. Dat is, den wille Gods in alles ga te slagen, en lief of leed gelijk met kloeken moed te dragen; want wee of weelde, welk van beiden 't zwaarste last, en 't ergste nagevolg, op onze zielen tast en weet ik! God alleen, hij weet, en bij zal 't wijzen, ik wensche 't u en mij in 's hemels paradijzen.

Samengevat in één, alleszeggend woord, is Geelles nieuwjaarwenscb deze:

Een heilig einde, een goed begin, dat geve u God, jaar uit jaar in, 'k wil zeggen — in één woord gezeid — zoo nu zoo altijd: Zaligheid!

Hoezeer voor Gezelle de wisseling van het jaar en zaak is van ernst en allerminst reden voor uidiucbtig-feestelijke stemming, blijkt uit een tweeal korte, rbythmiscb-vlugge, versjes, die beide Nieuwjaar" tot opschrift dragen. 't Eerst luidt:

Zoo de blaren die verdorden is het nieuwjaar oud geworden: i God alleene, onmenigvoud, altijd nieuwe en i i altijd oud, . zal van de oude en de andere dagen die gij leeft, eens reden vragen.

En bet andere:

Het jaar is oud ' en tenden geleefd. Van al zijne oude ellende en heeft den last bet ons ontgeven: bet nieuwjaar heeft , van beden af aan voor elk ende een een schrede gedaan: wie zal 't tot tenden leven?

Deze diep-ernstige gedachten: God zaJ van al e dagen van het oude en het nieuwe jaar eenaal rekenschap eischen, en: wie, die thans het ieuwe begint, zal bet einde beleven? zijn de overegingen, bij welke Gezelle stilstaat ter gelegenheid an de jaarswisseling. En hun strekking is een heel ndere, dan die van het oppervlakkig en luidruchtig egenwenschen, dat veelszins wordt geboord, 't Is eer de vrome Gezelle, die bier spreekt en ook eze verzen zijn kenmerkend voor den geest van ijn kunst. Maar tegelijk geeft deze Nieuwjaarsoëzie van Gezelle den toon aan, in welken wij de aarswisseling moeten en mogen! doorleven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuwjaars poëzie van Oezelle.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's