GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Catechese. III.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Catechese. III.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit het totdusver besprokene volgt, dat er geen tegenstelling bestaat tusschen het formuleeren van een belijdenis en het ervaren van het werk Gods in eigen hart.

Belijden en bedeven vullen elkaar aan, hebben elkaar noodig en zijn tenslotte niet twee, maar één.

Natuurlijk moet nu ook de eisch van deze eenheid consequent worden beleefd. Beleefd ook door den catecheet zelf.

Het moet aan het jonge mensch duidelijk worden, dat ook in zijn leven de belijdenis en het dogma uitdrukking geeft aan datgene wat hij zelf heelt beleden en ervaren.

Elke droge, dorre, schematische behandeling der

dingen, die den indruk maakt, dat ée catecheet de geloofswaarheden zelf beschouwt als wiskundige formules, waarmee hij min of meer handig kan omspringen, werkt op het geloofsleven van den catechisant ongunstig en past niet bij de orde der dingen, die God zelve in het leven van den mensch heeft gelegd.

Het is uit den aard der zaak zeer moeilijk op commando enthousiast te zijn.

Niemand kan van zijn medemensch eischeoi op een zeker moment de dingen te gaan beleven.

Maar dat beteekent niet, dat we van onze éischen voor de catechisaties ook maar iets laten vallen. Tenslotte is het altijd weer waar, dat in den dienst des Woords (en daaronder rekenen we ook de catechisatie) het 't hart is dat welsprekend maakt. En juist omdat de persoon zelve in zijn woorden is, krijgen andere personen met deze woorden contact.

Zoo is dan voor een Dienaar des Woords noodig, om zich voor de catechisatie steeds weer voor te bereiden, om zich steeds weer in te leven in de. stof, die hij heeft te behandelen, opdat de jonge menschen in hem merken de bewogenheid in de richtüig van datgene, wat hij aan de jonge menschen moet meedeeleai als belijdenis van de kerk van Christus.

Wordt ongetwijfeld op deze wijze de catechisatie misschien levendiger dan zij thans wel eens is, anderzijds moet de catechisatie ook een belangrijke plaats gaan innemen in het leven van onze jonge menschen. Een van de eerste middelen daartoe is, dat het gezin, beter dan tot dusver veelal het geval is, van de beteekenis van de catechisatie overtuigd worde.

Daarbij is het ook noodig dat de samenhang tusschen catechisatie en school duidelijker worde. Wanneer school en catechisatie beide werken aan de godsdienstige opvoeding van het kind, doen zij niet hetzelfde. Dit niet te verstaan beteekent, öf de school, öf de catechisatie het eigen karakter te ontnemen, óf wel die beiden niet te jeven wat haar toekomt.

En zal dit weer geschieden dan is het ook noodig, dat men afstand doet van allerlei toevallig aanvaarde z.g. principen, die echter met beginselen niets te maken hebben, dan is het ook noodig, dat men de jonge menschen zoo jong mogelijk op de catechisatie krijgt, om waai'lijk leiding te kunnen geven aan hun geestelijk leven.

Over de middelen om het gezin te overtuigen van de beteekenis van de catechisatie, willen we niet veel zeggen.

Een van de beste middelen is wel dat ge zorgt dat men in de gezinnen merkt, dat de catechisatie voor de kinderen iets beteekent, dat de kinderen op catechisatie' veel leeren, er inzicht ontvangen, er waarlijk gevormd worden tot belijdende leden van de Kerk van Christus, die in de wereld als belijders kunnen optreden en dan ook weten wat zij belijden.

De predikant heeft te zorgen, dat zijn houding zóó zij, dat de jonge menschen hem lief hebben om der wille van zijn persoon en om der wille van zijn werk. En dit is het merkwaardige, als ge de kinderen hebt, hebt ge ook dikwijls de ouders. Het is herhaaldelijk gebeurd, dat een gezin, dat dreigde af te dwalen, terug kwam doordien de kinderen uit dat gezin een band hadden met hun predikant. Evengoed als het gebeurt, dat een gezin een verkeerde richting uitgaat, omdat eenige kinderen in dat gezin in die verkeerde richting bindingen hebben.

Maar zal de binding aan den predikant er zijn, dan is het noodig dat de kinderen reeds jong op de catechisatie komen.

En dit is het wat we straks noemden als de laatste voorwaarde voor het welslagen van den caterbetischen arbeid.

Over dit punt mag wel eens iets gezegd worden. Hoe langer hoe meer ziet men den leeftijdsgrens voor het voor het eerst naar de catechisatie gaan, naar boven schuiven. Was het vroeger, vóór 40, 50 jaar, algemeen de gewoonte om de kinderen vanaf het 6e jaar, zoodra ze lezen konden, naar de catechisatie te sturen, ook in plaatsen waar esn christelijke school was, thans is de beginleeftijd voor de catechisatie vrij algemeen 13 a 14 jaar, ja, er zijn zelfs predikanten die voor bepaalde categorieën van jonge menschen geen catechisatie geven vóór den 16-a 17-jarigen leeftijd.

Ook weet ik dat er zijn, die positief weigeren jonge menscheji vóór hun veertiende jaar op de catechisatie toe te laten.

Hoe goed nu dezulken ook voor hun gedrag hun bepaalde motieven zullen weten aan te voeren, toch staat het vast, dat hun houding zoowel op tlieoretische als op practische gronden ernstig is te veroordeelen.

Het gewone argument: „ze begrijpen het zoo jong nog niet, wat ik hun vertel", keert zich onmiddellijk tegen den betrokken predikant. Immers die predikant heeft eenvoudig de roeping om te zorgen dat ze het begrijpen, en hij heeft de taak, om aan de lammeren der kudde de spijze voor te zetten in zulk een vorm dat ook zij door hem en dóór zijn arbeid een zegen ontvangen.

Het „weid mijne lammeren" is een opdracht ook voor den Dienaar des Woords in verband met de catechisatie.

Wanneer er iemand is die verder betoogt, dat de kinderen naar de christelijke school gaan, en dat zij ze niet op catechisatie wenschen te ontvangen vóór zij de school verlaten hebben, dan berust ook zulk een opvatting op een misverstand.

Immers, de catechisatie doet toch zeker niet hetzelfde als de christelijke school? Indien dat inderdaad het geval zou zijn, dan zou men aldus kunnen betoogen: de school doet daarmede wat de ouders behooren te doen, en de school komt eenvoudig met het gezag van de ouders. Wanneer nu een kind of een jong mensch naar een^ school gaat die een vrije school is en de school van. de ouders genoemd kan worden, ontvangt hij dus godsdienstig onderwijs op het gezag van de ouders. Indien iemand dan zegt: „zoo lang dat geschiedt, behoeft het betrokken kind niet op catechisatie te gaan", dan cijfert hij daarmede weg de roeping van de Kerk om haar eigen gedoopte leden te brengen tot belijdenis. Dan verklaart hij de taak van de ouders en van de Kerk als volkomen gelijk, als volkomen synoniem. : ,

Daarmee heeft dan deivKerk haar roeping ten opzichte van de catechese eigenlijk verloren, en zou er moeten gezegd, dat de Kerk geen andere taak heeft dan eenvoudig aanvaarden wat de jong© menschen krachtens hun opvoeding door de ouders en op de school van de heilswaarheden weten.

Indien echter de Kerk een geheel eigen taak en roeping heeft, indien de gedachte moet worden vastgehouden, dat zij heeft op te voeden met het oog op de verdere woorden van haar eigen belijdenis, of wil men, anders omschreven, indien we kunnen aanvaarden dat de catechese is de arbeid van de Kerk aan haar gedoopte leden om hen te brengen tot het Sacrament des Avondmaals, en om zoo haar roeping ten opzichte van het verdere zichtbaar worden en van het verdere bewustworden van de waarheid, te vervullen, dan kan er inzake de verhouding van school, onderwijs en' catechese geen misverstand zijn.

Immers het gaat in dat geval om de vraag, of de Kerk zelve niet de roeping heeft "om te zorgen, dat de belijdenis, dat is het bewustzijn omtrent de waarheid, vérder wordt gedragen.

En het gaat er om, of de Kerk niet de taak heeft om te zorgen, dat ook het zichtbaar worden van de waarheid, dat is die Kerk zelve, voor de toekomst worde gediend.

Aan het ambt is het opgedragen deze dingen te doen. En het is zuiver willekeurig ergens tusschen 12 en 16 jaar een grensjijn te nemen en dan te zeggen: „vanaf die grens 'wil ik de kinderen op de catechisatie hebben".

De grenslijn ligt zeker vóór het twaalfde jaar. Men zal vragen, waardoor deze grenslijn dan bepaald wordt. Daarover een volgend maal.

's Heerenloo.

Ofschoon van de Vereeniging tot Opvoeding en Verpleging van Idioten en Achterlijke Kinderen meer dan één stichting uitgaat in ons land, is deze Vereeniging toch wel het meest bekend als de Vereeniging 's Heerenloo.

Genoemd naar haar oudste stichting, waarmee thans veertig jaar geleden de heer Kortlang begon, aanvankelijk met één kind, verwierf deze Vereeniging met haar arbeid de belangstelling en de liefde van ons christelijk publiek.

Niet minder dan vijf stichtingen gaan thans van deze vereeniging uit, n.l. het gesticht 's Heerenloo voor zwakzinnige jongens, Loozenoord voor zwakzinnige meisjes. Groot Emaus voor verwaarloosden en achterlijken, welke drie stichtingen alle te Eimelo zijn, de Dr Mr Willem van den Bergh Stichting te Noord wijk voor zwakzinnigen en achterlijken, en het Paedologisch Institviut te Amsterdam.

Nu de Vereeniging haar veertigjarig jubileum deze week vierde, een jubileum waarbij uit de groote jubileumgaven bleek, hoe zeer deze vereeniging een plaats inneemt in het hart van ons christelijk publiek, willen we niet achterblijven, haar onze hartelijke gelukwenschen te bieden.

De koninklijke onderscheidingen, waarbij de voorzitter van de Vereeniging, Prof. Dr G. Ch. Aalders, benoemd werd tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw, en de Directeur van Loozenoord, Dr A. Dupont, tot officier in de orde van Oranje Nassau, eeren niet alleen deze mannen, maar eeren heel de Vereeniging.

De vele goede woorden op het jubileum gesproken, kunnen we uit den aard der zaak niet herhalen. Slechts voegen we bij de vele gelukwenschen de onze, met de bede, dat God den arbeid van deze Vereeniging ten zegen moge stellen voor de velen, wier leven slechts door barmhartigheid en liefde kan worden verhelderd en verlicht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

De Catechese. III.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's