GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKELUK LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKELUK LEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Catechese. IV.

Door welke factoren wordt de leeftijd waarop onze kinderen voor liet eerst naar de catechisatie gaan, bepaald ?

We meenen geen tegenspraak te ontmoeten wanneer we zeggen, dat bij het antwoord op dez© vraagstelling alleen het belang van het kiud en het belang van de Kerk invloed oefent.

Tenzij dan dat we een uitdrukkelijk voorschrift in Gods Woord zelf zouden hebben.

Dit laatste nu is niet het geval.

De Schrift pleegt gewoonlijk niet over de bijzonderheden der dingen zich uit te laten. We hebben een opdracht in het algemeen, en zullen naar de goede orde der diagen ook als Kerk dit hebben uit te voeren.

In de eerste plaats dient dan te wordea opgemerkt, dat we rekening hebben te houden met de eigen geaardheid van het kind. 'Een kind tusschen het zesde en tiende jaar biadt zich zeer gemakkelijk aan een onderwijzer of onderwijzeres. Voor vele kinderen is dat, wat de meester of de juffrouw zegt of gezegd heeft, reeds om der wille van de persoon die gesproken heeft, stellige waarheid. Bijna ieder kind heeft een zeer sterke binding in de richting van de school, die het bezoekt. D'ie sdiool heeft dan ook een eigen sfeer, een eigen waarde voor het kind. Maar nu is het het moeilijke, dat het kind omstreeks het dertiende levensjaar opeens die school gaat verlaten. Verreweg de meeste van onze kinderen hebben in hun lager onderwijs meteen het eindonderwijs. En nu laat de school hen opeens los.

Volgens veler opvatting is het dan de goede tijd om ze naar de catechisatie te sturen. , , Zie komen dan", zoo zegt men, „van school af en vinden nu den nieuwen kring, n.l. die van de mede-, leerlingen op de catechisatie, daar treffen ze het meerendeel van hun schoolkameraden aan, era.' zoo zijn ze spoedig aangepast."

Deze veronderstelling is reeds OQJuist. Een kind vindt een catechisatie iets heel anders dan de lagere school. Het is voor een kind uiterst moeilijk, om dan, wanneer het de school onwillekeurig als een zekere norm beleeft, de catechisatie vanzelfsprekend en behoorlijk te vinden.

Dit komt door allerlei begrijpelijke oorzaken.

Het tegelijk aanwezig zijn met kinderen van verschillende leeftijden en onderscheidene vorderingen (hoewel opzichzelf uitnemend), is voor het kind, dat aan het klassikaal systeem gewend is, toch wel heel vreemd.

Het zoo geheel andere tuchtstelsel dat op d'e catechisatie beerscht, maakt het voor het kind moeilijk, om zich direkt thuis te voelen. De mogelijkheid om ongestraft op catechisatie aanwezig, te zijn zond.ex ook maar eenige activiteit of medewerking te vertoonen, is voor het kind in den regel eerst meer een rem dan een prikkel. Maar boven alles, de man die de les geeft, is de dominee. De dominee, die voor de meeste kinderen de man is, die Zondags preekt, die een enkelen keer bij hen thuis komt, tot wien zij met veel eerbied opzien, maar aan wiens manier van doen zij natuurlijk niet gewend zijn en aan wiens persoon zij ook in den regel geen enkele binding hebben. En laten we nu niet vergeten, dat bij het kind de bindingen uitsluitend aanwezig zijn doordien er bindingeti zijn aan menschen. Slechts bij zeer, zeer hooge uitzondering zal een kind om der wille van de binding aan de waarheid of de binding aan het Woord, zich geven. Een kind geeft zich omdat het de meester of de juffrouw liefheeft, of omdat het de dominee liefheeft en tegenover hem verschillende bindingen beleeft. Dit te vergeten, is den allereersten eisch van het catechetisch onderwijs niet te verstaan. Wanneer de jonge menschen ouder worden, komt er in den toestand gewoonlijk eenige wijziging, maar zoolang zij jong zijn, is het niet het Woord, is het ook niet de kring, maar is het de dominee, die hen trekt of niet trekt. Dit is de orde der dingen, die God zelf heeft gegeven, en we zullen die orde hebben te eerbiedigen. Men kan er over treuren dat het zoo is, (ik zou trouwens niet weten waarom men over die dingen treuren zou, al weet ik qpk dat er zijn die het doen), maar dat alles helpt niets, het blijft feit en dat feit hebben we eenvoudig te aanvaarden en te eerbiedigen.

Natuurlijk is daarmee dan ook wel weer gezegd, dat deze binding aan den persoon een prachtig middel is om het kind over de moeilijkheid om zich op de catechisatie over te geven, heen te helpen. Wanneer het kind van school afkomt en het gaat dan pas naar catechisatie, dan is het alles vreemd, een vreemde „school", een school, waarop men heel anders doet dan op de „echte" school; een dominee, die voor het besef van een schoolkind allerlei dingen doet, die nu eenmaal niet kunnen.

Wanneer nu het kind in de jaren waarin het nog op school is, reeds de catecbisatie bezoekt, leert het inderdaad de catechisatie kennen als het andere. Dat brengt dan vanzelf mee een zekere _gemakkelijkheid zich aan de catechisatie aan te passen.

Daarnaast is echter iets dat van meer belang is. Het kind zal, als het zich door de school losgelaten weet, onwillekeurig zoeken naar een nieuwen steun; het heeft nu eenmaal behoefte aan iets waarop het zijn aandacht .kan concentreeren, als datgene waarvan het leiding kan ontvangen. Zoo zal, waaneer het kind reeds vóór het de lagere school verlaat, geruimen tijd op catechisatie geweest is, het verlaten van de lagere school de binding aan de catechisatie des te grooter maken. Gevolg van het feit, dat het kind tijdig naar de catechisatie ging, is dus dat het tijdig een binding heeft aan den predikant. ' •'

Dit geldt ook in ander opzicht. We moeten toch niet vergeten, dat het kind tusschen het elfde en het dertiende levensjaar de eerste twijfelperiode pleegt door te maken. Juist in dezen tijd waarin zich een zeer merkwaardige overgang bij het kind voltrekt, verlaat het de lagere school.

Wat is de aard van dezen twijfel, dien we bij het kind ontdekken?

Wel, in de tweede ontwikkélingsperiode van 'het leven, die van ongeveer het 7e tot het 11e jaar duurt, leeft het kind bij voorstellingen. Maar omstreeks het 11e jaar treedt er een overgangstoestand in naar de puberteit. In de puberteitsjaren werkt een kind speciaal met begrippen. Uit den aard der zaak springt het nu niet ineens UIT de periode van de voorstellingen, van het concrete, IN de periode van de begrippen, van het abstracte. Deze overgang voltrekt zich gedurende een paar jaav zooals we boven zeiden, ongeveer van het 11e tot het 13e jaar. In deze overgangsperiode begint het kind dus te beseffen, dat de voorstelling alsof de wereld enkel uit concrete dingen bestaat. die we kunnen tasten, niet meer houdbaar is. Tot dusver zag het kind de dingen altijd als tastelijke werkelijkheden, maar, en dat is het belangrijke, hef; had bovendien den indruk, dat met die tastelijke werkelijkheden de belangwekkendheid en de beteekenis van het ding ook was uitgeput.

Nu komt het in de overgangsperiode tot de ontdekking, dat er meer moet zijn, dat het zich in velerlei opzicht vergist heeft, ja, dat het zich vergist heeft vooral ten opzichte van zichzelf. En dan komt de typische neiging om vele dingen over boord te zetten. 'Waar het een deel van zijn beschouwing moet loslaten, komt nu de neiging om ook alles maar vaarwel te zeggen; het kind wordt met het badwater weggeworpen.

Velen van onze lezers zullen zich herinneren, dat de eerste twijfel, zij het dan ook nog in kinderlijken vorm, in hun leven kwam zoo omstreeks hun twaalfde jaar.

Dat is echter tegelijkertijd de tijd van de bravoure, de tijd van het eerst ontwakende bewustzijn van kracht .en zelfstandigheid van den individu. Er i-s dus een neiging om dien twijfel ietwat te cultiveeren, krachtig uit te spreken, ongeremd uit te leven zelfs.

Zoo zijn on? : e jonge ^ienscb^9n, , ., v^ann9er zij de lagere sehool verlaten.

Wat er nu van te denken, wanneer zij dan ineens aan een hen vreemden dominee worden overgegeven, of indien zij, wat nog erger is, één of twe© jaar nog: moeten wachten voor zij op catechisatie komen ?

En nu hoor ik iemand zeggen: „.Ta, maar de ouders dan? "

Doch dan antwoord ik: „Ja, maar de Kerk van Christus dan? "

Zeker, de ouders hebben hier een roeping, maai de Kerk van Christus, die te waken heeft over de lammeren der kudde, zou een schuldig verzuim plegen, indien zij den euvelen moed had omtrent, deze jonge menschen te zeggen: we hebben hier geen speciale roeping.

We vragen ons wel eens ietwat bitter af. hoe het komt, dat er ambtsdragers zijn, die zich ontzaggelijk druk maken om door evangelisatie zielen te winnen, ot die sterk de zendingsgedachte pro pageeren, opdat de uitverkorenen uit de heidenen worden toegebracht, maar die om een of andere mysterieuze reden, het niet noodig oordeelen, aan de kinderen des Verbonds aandacht te schenken vóór zij vijftien, zestien jaar zijn.

Begrijpt men dan niet^ dat men dan de mooiste en de beste jaren voor deze kinderen heeft laten voorbijgaaffl?

Daarbij komt nog iets. Dé jaren tusschen 10 en 14 jaar kan de catechisant niet missen met het oog op het van buiten leeren van de leerstof. Gelijk ik in mijn dissertatie indertijd op grond van experimenteel onderzoek aanwees, zinkt de geschiktheid om van buiten te leeren na het 17e jaaf weer in. Hieruit volgt dat het onze roepmg is oni zooveel we kunnen, te zorgen dat vóór dien tijd de jonge menschen datgene, wat zij van buiten moeten kennen, ook van buiten geleerd hebben. Nu is de tijd van twee jaren, in welken gemiddeld niel' meer dan veertig catechisaties per jaar gegeven' kunnen woerden, daarvoor zeker veel te kort. Een 2140 a 280 lessen zijn hiervoor stellig noodig, zoodat we ook op grond van deze beschouwing tot de slotsom komen dat het kind omstreeks het tiende jaar naar de catechisatie moet.

Komen we alzoo tot de conclusie, dat de tijd waarop het kind de catechisatie gaat bezoeken ligi op zijn laatst in het tiende of elfde levensjaar, de vraag rijst thans, of het kind misschien niet nog oerder naar de catechisatie moet worden gezonden, bijvoorbeeld met 6 of 7 jaar, sooals veelszins de practijk onzer vaderen was.

(Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKELUK LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 maart 1931

De Reformatie | 8 Pagina's