GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een stem uit het Zuiden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een stem uit het Zuiden.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In verband met hetgeen we in een vorig nummer schreven jiaar aanleiding van de beslissingen van de classis den Bosch inzake het aanvaarden van subsidies en steun door de Kerken, ontvingen we het volgende schrijven van Ds Sietsma te Eindlhoven.

Eindhoven, 16 Juni 1931.

Hooggeachte Redactie!

In het laatste nummer van „De Reformatie" komt voor een artikel van J. W., waarin hij eenige kantteekeningen maakt op de conclusies van de classis 's-Hertogenbosch, voorzoover hij die aanhaalt. Nu kan niemand meer aan J. W. (Prof. Waterink? ) het recht ontzeggen deze conclusies te citeeren en daarna te bespreken. Hoewel dit volstrekt niet de bedoeling van de classis geweest is, vooral niet, dat in de pers maar de ronde zou doen een opsomming van allen denkbaren steun, ja zelfs van sympathieke gestes, die volledigheidshalve in het rapport natuurlijk wel een plaats moesten hebben. De classis plaatste het rapport in de Kerkbode, omdat men het belangrijk genoeg vond om onder de oogen te komen van onze kerkeraden, zooals het door de classis aanvaard was.

Maar, zooals gezegd, nu de dagbladpers hieruit copie maakte kan niemand er meer iets aan doen en heeft ook de kerkelijke pers het formeele recht over het rapport en zijn conclusies te schrijven. Alleen is het een beetje gevaarlijk zooals het Prof. Waterink doet, n.l. overnemen wat de „Standaard" schreef zonder te onderzoeken wat eigenlijk de inhoud van de conclusies, laat staan dan van het rapport was.

Als Prof. Waterink het rapport gelezen had, zou waarschijnlijk zijn eerste opmerking in de pen gebleven zijn. Maar die had Z.H.G. ook reeds kunnen bewaren als hij nauwkeurig had gelezen, waar de Ie conclusie opzettelijk spreekt van zuivere subsidie en wat Z.H.G. insinueert als mogelijk bij grondaankoop e.d. toch moeilijk met dien naam kan worden gekwalificeerd. Men kan toch in een conclusie deze zaak niet met een breed betoog omschrijven! Wat zin heeft het dan om zulke dingen te zeggen, die natuurlijk door de classis onder de oogen gezien zijn en in den zin van Prof. Waterink beantwoord, maar juist door de woordkeus als zoodanig dan ook worden opengelaten.

Erger wordt echter de zaak bij de laatste opmerking van Prof. W. Dat is de fout als men maar citeert. De ie conclusie toch van de classis — en dan kan ik verder gevoeglijk zwijgen, want het is me alleen maar er om te doen, te voorkomen, dat men in het land ons nog meer dan tot nog toe als halven zal beschouwen — de 4e conclusie, die de „Standaard" en dus ook Prof. W. wegliet, luidt letterlijk: „dat, mits het bovenstaande worde in acht genomen, er geen bezwaar is in onze bijzondere omstandigheden deze steun te aanvaarden of te blijven aanvaarden, maar integendeel, het als een b ij zondere zegen des Heeren moet worden beschouwd, dat juist in ons ressort door deze dingen het stichten en in stand houden van onze kerken finantiëel wordt mogelijk of beter mogelijk gemaak t".

Mag ik U vriendelijk verzoeken, nu ook dit te publiceeren? De opmerkingen van Prof. Waterink las ik gister reeds in de plaatselijke pers en zoo krijgen wij hier in Brabant en Limburg door de redactioneele schaar meteen een scheeve verhouding. Hoogachtend,

Uw dw., K. SIETSMA,

destijds rapporteur op de classis Den Bosch.

Dit schrijven, gedateerd op 16 Juni, bereikte de redactie eerst verleden week, te laat om er in het vorig nummer nog op te antwoorden.

Merkwaardig vind ik het, dat Ds Sietsma dezen brief zendt aan ^, De Heformatie". Het adres van dezen brief was ongetwijfeld bij „De Standaard".

Bovendien had Ds Sietsma kunnen volstaan met het aan onze redactie toezenden van de Kerkbode, waarin het bewuste besluit voorkwam, dan hadden we onmiddellijk kunnen zien, dat „De Standaard" slechts een stuk van het besluit publiceerde.

Doch Ds Sietsma geeft de voorkeur aan een schrijven zooals dat boven is opgenomen.

Ik zou liever gewild hebben, dat woorden; .als „insinueeren" en „fouten maken als men jnaar citeert", door den schrijver achterwege waren gelaten.

Het is klaarblijkelijk niet tot Ds Sietsma doorgedrongen, dat hij had kunnen volstaan met de simpele opmerking: „kijk, dit is een ongezochte manier waarop „De Reformatie" blijk geeft het met het rapport-Sietsma eens te zijn". Zonder dat zij van elkaar wisten, is hetzelfde gezegd en gedacht door den rapporteur op de classis Den Bosch en door den redacteur van „De Refoirmatie". Wat wil men nog meer?

Ik zou zeggen, laten we in onze kringen toch niet meedoen met de dwaze manier van modern polemiseeren, waarbij dadelijk de splinters er af vliegen!

En mag ik Ds Sietsma vriendelijk verzoeken, dat hij, indien een volgend maal eens weer een rapport van zijn hand door de dagbladpers wordt gemaltraiteerd, onverwijld de lezers van dat dagblad nadere inlichtingen geeft?

Intusschen staat er zakelijk in dezen brief niets anders dan dat men in de classis Den Bosch er klaarblijkelijk precies zoo over gedacht heeft als wij er over dachten.

Mooier kan het al niet.

Ik feliciteer Ds Sietsma en de classis Den Bosch met de gelukkige formuleering.

Alleen maar, laat men daar in het Zuiden dan ook maatregelen nemen, dat er óf niets in de krant komt, óf iets goeds wordt opgenomen. Dit laatste desnoods na correctie.

En dan tenslotte de verholen bewerin^g: „in het land worden de menschen in het Zuiden als halven beschouwd".

Als een jonge dame zoo'n opmerking zou maken, zou men zeggen: „ze vischt naar een complimentje".

Ds Sietsma weet heel goed, dat de kerken in het Zuiden de bijzondere liefde en de belangstelling en de voorbede hebben van de kerken in het vaderland.

Door uitdrukkingen als deze, waarbij men den indruk poogt te vestigen, dat men ook altijd verongelijkt wordt, doet men echter aan zijn eigen zaak geen goed.

J. W.

P.S. Ter informatie aan Ds S. zij medegedeeld, dat J. W. inderdaad de redacteur is, wiens naam aan den kop van het blad vermeld staat.

Versnippering van krachten.

Ons kleine land heeft heel veel kranten en tijdschriften.

Ook de gereformeerde kringen behoeven niet te klagen over gebrek aan persvariatie.

Speciaal op kerkelijk en theologisch gebied is er overvloed van leesstof.

Nu lezen onze menschen zeer veel, en het bewijst den lust tot onderzoek in onze kringen, dat zooveel kranten en tijdschriften voldoende lezers vinden.

Af en toe duiken er evenwel geruchten op, die de verschijning van nieuwe kranten aankondigen.

Zoo doet nu een gerucht de ronde, dat men maar liefst het plan heeft voor een nieuw theologisch maandblad, bovendien voor een halfmaandelijksche periodiek en daarbij nog voor een groot weekblad met kunstbijlagen, enz.

Op zichzelf zullen dit alle wel zeer lofwaardige pogingen zijn, maar we vragen ons toch af, of er geen gevaar bestaat voor versnippering van krachten. Immers zoo rijk aan schrijverstalent is onze kring niet, dat we ons op het terrein van de pers een splitsing tot in het oneindige zouden kuMien veroorloven. We hebben het.j, Gereformeerd Theologisch Tijdschrift", dat uitnemend functioneert, maar ongetwijfeld nog wel eenigen steun gebruiken kan. We hebben in onze kringen ook meer daii één uitnemend blad voor het gezin, waarbij sommige halfmaandelijks, sommige wekelijks verschijnen. We denken hier aan „Op den Uitkijk", „Het Schouwvenster", de christelijke illustratie „De Spiegel", „Timotheus", „Christelijk Vrouwenleven", en zeer vele jeugdbladen.

Ook onze wekelijksche pers spant zich in „elck wat wils" te geven.

En onze dagbladpers heeft het niet gemakkelijk.

Wanneer naast al deze bladen straks nog weer een theologisch maandblad, een halfmaandelijksch blad voor het gezin en een algemeen cultureel weekJblad komt, wordt dat dan niet van het goede te veel? Zouden we niet beter doen onze krachten te wijden aan het goede dat er reeds is?

J. W..

Predikantstractementen.

Een lezer vraagt ons of we in ons blad niet een willen schrijven over de vraag of het geen tijd wordt, dat in deze dagen van malaise de tractementen der predikanten weer naar beneden gaan. De vraag van dezen lezer is reeds vijf weken oud, en aanvankelijk hadden we niet het voornemen om op deze vraag in te gaan, daar wij vermoedden, dat het de vraag van een enkeling was, in wiens brein deze minder gelukkige gedachte was opgekomen.

Thans bereiken ons echter van verschillende zijden berichten, die er op schijnen te wijzen, dat men in méér dan één kerk het verlagen van het predikantssalaris overweegt.

Nu de zaak zoo staat, willen we over de bewuste kwestie wel onze meening zeggen. Laten we dan dadelijk beginnen met ronduit te spreken. We zouden het ten zeerste betreuren indien men vrij algemeen de opvatting zou gaan verkondigen, dat predikantstractementen dienen moeten als sluitpost voor de begrooting eener kerk.

De dagen waarin vergelijkenderwijs aan predikanten onrecht aangedaan werd, doordien zij een veel te klein tractement ontvingen, liggen nog niet ver achter ons.

De tijden, waarin kerken met onderscheiden gemeenteleden, met vrij groot inkomen, een dienaar des Woords bezoldigden met een tractement, dat ver beneden dat van den gemiddelden burger viel, liggen bij velen nog goed in het geheugen.

Het was de eere der gereformeerde kerken, dat zij in de laatste tientallen jaren de zaak van de predikantstractementen krachtig hebben aangevat en him roeping ten dezen hebben verstaan. Waarom zou nu in dezen tijd van, naar wij hopen, voorbijgaande malaise, een vroegere toestand, die achteraf algemeen werd betreurd, weer in het leven moeten worden geroepen?

Niemand zal zeggen dat vergelijkenderwijs gesproken de predikantstractementen te hoog zijn. Het moet de eere van de kerken zijn, dat zij hun dienaren des Woords salariëeren op waardige wijze, overeenkomstig den stand en het s t u d i e v e r-leden en - heden van den predikant.

In de pastorie moeten geen geldelijke zorgen binnendringen. Het werk van den dienaar des Woords zou daaronder zeker lijden.

Merkwaardig is het bovendien, dat men in een tijd, waarin algemeen afkeurend gesproken wordt over het verhalen van het tekort op het loon van den arbeider, men het tekort van de kerk zou willen verhalen op het tractement van den dienaar des Woords.

Dat onze kerken thans bij het beroepen van predikanten te kust en te keur kunnen gaan, moet alseen zegen worden beschouwd, gezien vanuit het standpunt van de kerken. Waarom zouden de kerken dien zegen verzondigen door eigenwillig en eigenmachtig het salaris van den dienaar des Woords te brengen beneden het peil, waarop het, gezien de omstandigheden waarin de predikanten gemeenlijk verkeeren, ongetwijfeld behoort te staan?

We verwachten dat de kerken den zin van den zegen, dien zij in onze dagen ontvangen, beter'zullen begrijpen dan de vrees een oogenblik zou doen vermoeden.

Ons gereformeerde volk wordt, het is volkomen waar, ook wel door de malaise getroffen.

Maar wie zijn bezuinigingen begint aan den kant van het koninkrijk Gods, begint zijn bezuinigingen vast aan den verkeerden kant.

Voor d© kerk van Christus dient ons eerste offer te zijn.

En wil men een zegen wachten op geestelijk erf, dan diene men voor zijn predikanten op natuurlijk erf slïe ruimte te geven die zij noodig hebben.

Nu moge het waar zijn, dat de kosten voor het levensonderhoud sinds tien jaar geleden aanmerkelijk zijn gedaald, evenzeer is het waar, dat men slechts dan aan verlaging van predikantstractementen mag denken, indien men op goede gronden kan aantoonen, dat voor tien jaar de predikantstractementen geheel op heil waren, en indien dan tevens kan bewezen worden, dat de predikanten in verhouding tot juristen, litteratoren enz., een te hoog salaris ontvangen.

We willen onze kerken ernstig waarschuwen, zich vooral niet te begeven op den weg, dien onze vrager aanwijst.

J. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Een stem uit het Zuiden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's