GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over de eenheid der „Heilsgeschiedenis” in verband met de prediking.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over de eenheid der „Heilsgeschiedenis” in verband met de prediking.

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Vraagt men zich nu af, inhoeverre de eenheid der „heilsgeschiedenis" in de prediking — nu heel in 't algemeen genomen — onder ons practisch tot haar preekstoel-recht komt, dan meen ik te moeten antwoorden, dat voor het allergrootste deel der „historische stoffen" het rechte inzicht nog moeite heeft, die veroveringen te doen, welke ons denkend hoofd het toch zoo gaarne gunt.

Zeker, er zijn bepaalde Schriftgedeelten, waarin de „christologische", de messiaansche, lijn zich zóó sterk aan ons opdringt, dat vrijwel elke prediking naar haar als naar den lei-draad zoekt; ik hoop nSieïmèe^niet te veel gezegd te hebben. 'B'.v. in de historische kerstprediking. Daar wordt op den Christus als middelpunt van Schrift en geschiedenis wel schier overal gewezen.

Maar — hier moet al dadelijk de teugel aan het paard onzer blijdschap worden aangelegd.

Men zal immers, teneinde nuchter te blijven, zich hierbij tevens dienen te realiseeren, dat het op kerstfeest een zegen is, dat er maar enkele „Kerst-teksten" zijn in het bijbelsche kerstverhaal. Ja, dat de prediking op den eersten kerstmorgen V r ij w e 1 alleen is aangewezen op den aanvang van Lucas 2. Tengevolge daarvan is de prediker gedwongen, telken jare dezelfde stof te behandelen, beter gezegd: denzelfden tekst tetiezen.

Zeker, dit systeem heeft, wanneer het voor alle Zondagen wordt vastgesteld, zijn groote bezwaren, zooals prof. Hoekstra (Geref. Homiletiek, bl. 241) ten aanzien van de luthersch© kerk duidelijk aanwijst (vgl. bl. 248/9). Dit gevaar wordt door prof. Hoekstra heel duidelijk geteekend: „predikanten, 'die... aan... sleurwerk niet wilden... doen, waren genoodzaakt hun toevlucht te nemen' tot de m e t h o d e n 1); het was... de eenige manier om frisch te blijven Van de methodenleer werd echter de tekst de dupe: hij werd zoo^ lang gewrongen en geknepen, tot hij zijn oorspronlijken vorm geheel had verloren. Spitsvondigheid kwam in de plaats van exegese" (241). „De predidiker, die over dezelfde pericoop ieder jaar een nieuwe preek houden wil, wordt er haast toe gedreven den tekst op het Procrustesbed te leggen en er uit te trekken, wat er niet in zit. Hij neemt zijn toevlucht tot een of ander methodenleer" (248). Het telkens op kerstfeest (vooral eerste preek) moeten behandelen van ongeveer denzelfden tekst heeft dus inderdaad groote bezwaren.

Nu lijkt het toch wel wat al te bizar, dat ik aan' een omstandigheid, die schier altijd gedrukt wordt dpor zooveel bezwaren, een reden van verheuging, aan dit ongeluk een „geluk" ontleen, zooals ik daareven deed, sprekende van den zegen, die in de anders „lastige" noodzaak om tot denzelfden tekst op kerstfeest jaarlijks weer te keeren, gelegen ^ou zijn.

Ik zal trachten, dit te verklaren; wij komen zoo dan tevens dadelijk midden in ons eigenlijk© on-, derwerp.

De ervaring leert ons, dat de prediking over historische teksten dikwijls neiging vertoont, resultaten van zielkunde, beschrijving van „zielsgestalten" te geven, typen^van godsvrucht te teekenen, illustraties bij de ons bekende „leer des heils". Preekt iemand over één historie slechts één keer, dan gaat in de praktijk de prediking veelal daarin op. Slechts wanneer de prediker telkens weer eenzelfde geschiedenis moet behandelen, zal hij onwillekeurig omzien naar „ a 1 g e - fa een e gezichtspunten", waaruit hij zijn bepaalden tekst kan bezien. Zulke algemeene gedachtenschema's zullen bij een niet-gereformeerden prediker onwillekeurig blijken te wezen: een wijsgeerig stelsel, een of andere uitwerking van een denk-principe, of van een cultuur-begrip', een levens-of wereldbeschouwing... Voor den gereforformeerden homileet even-vv'el zal dit „algemeen© „gedachten-schema", althans op kerstfeest, onwillekeurig zijn de christologie, de leer der kerk aangaande den Christus'Gods, Zijn komen inde wereld. Zijn plaats in Gods herscheppings-en scheppingswerk. Zoo wordt deze laatste wel genoodzaakt, op dien dag — maar dan, helaas, door een anderen dwang, dan dien hij in zijn tekst zelf ondergaan heeft, de eigenlijke boodschap te brengen, waarop het op dien dag aankomt. Met den schijnbaar krommen stok is nu eens een recht© slag geslagen; „gebit en toom", door 't kerkelijk jaar bestierd, „beteug'len 't woest en redeloos gedieri" eener dreigende en vaak voorhanden© verpsyohologiseering van „historische stoffen". Ze leggen een rem op aan zijn in het gewoonterecht schijnbaar gewettigde begeerte, om van KERK-en OPEN-BARIN'GS-geschiedenis te maken: een ZIELS-geschiedenis.

Maar —• „zulk een dwang" móést toch eigenlijk „voor hem niet noodig wezen"!

En hiermee kom ik waar ik wezen wil: hij had moeten begrijpen, dat bij eiken historischen tekst het abc voor de methode eener gehoorzame bediening des Woords dit is: den tekst (als hij „historisch" is) te bezien in onmiddellijk verband met EEN algemeen gedachtenschema; n.l.: de e © n-heid der heilsgeschiedenis, d© eenheid van Gods groote, nooit in stukjes-en-beetjes, nooit in fragmenten uiteenvallende, één© zelfopenbaring in den Logos. De rechte slag moet maar liefst met een rechten stot geslagen worden. En de rechtheid van den stok moet den geslagene bekend worden.

Ik wil in deze drie artikelen zoo weinig mogelijk „redeneeren", en kom daarom maar weer aanstonds m©t concrete voorbeelden aan. Wie durft zich verzekeren, dat, indien de „kerstvertelling" nu eens op, zeg: tien manieren in den bijbel verhaald was, en indien dus de tekstkeuze voor tien jaren op kerstfeest (eerste beurt) verschillend kón zijn, de prediking waarlijk den Christus zou verkondigen, zóó, dat Hij alleen, of liever God, die in Hem verschijnt, alleen, de heele preek beheerschen zou? ik voor mij heb dien moed niet. Als ik me herinner, dat nog niet zoo lang geleden in een groote stad op kerstfeest het volk „gesticht" werd door de goedbedoelde, maar dwaze verzekering, dat, gelijk voor Jozef en Maria, zoo oofe voor óns heden nóg steeds geen plaats is in de herberg (ik mag dus nooit in een hotel, begrijp ik); of dat over de „ziel" van Maria, de verwachting der herders, de gemoedsgesteldheid van wie bij nacht daar in eens engelen ziet, of zoo heel lang reizen moet „in die omstandigheden" (van Maria), nog heel vaak uitgebreide beschouwingen ten beste gegeven worden, (zelfs door wie, althans wat den tijd betreft, „kort" 2) preeken), — nu, die moet wel het vermoeden een plaatsje in zijn gedachten geven, dat dit vertellen over zekere menschen (stichtelijk uitloO'pende op een stukje messias-verkondiging) ons heel wat mooie kerstmorgens rooven zou, indien b.v. tien evangelisten tien verschillende „ramen" gegeven hadden waarin de gebooite van Christus was gezet. We kerken vaak, al te vaak in een „Raam"-kerk. En veel te weinig in de Gereformeerde „Raam"-kerk. Een te donkere kijk? Ik geloof het nog niet zoo dadelijk; want ik denk maar weer aan Paschen (preeken over de vrouwen, en haar zorgen, over Maria

Magdalena, haar persoon, haar droefenis, haar vertroosting, over Thomas en zijn t w ij f e 1) of aan de 1 ij d e n s w e k e n (preeken over de bekeering van den moordenaar, over Petrus' berouw, over "Judas' trajedie, des hoofdmans vermeende , belijdenis, enz.). Hier kent ieder uit het overrijk© preekenmateriaal dat sinds de vaderen gedrukt is (en nog altijd schijnt verkocht te worden door de antiquairs, al is het meeste dan ook volstrekt on-theologisch geredeneerd) de droeve voorbeelden; b.v. bij Van Oosterzee; dien ik nu maar noem, om mijn vingers niet te branden (het zij mij vergeven).

Is mijn bedoeling doorzichtig? Zoo niet, dan zeg ik ze nu maar met ronde vvToorden: al die onderwerpen (Thomas' twijfel, Petrus' berouw. Judas' tragedie enz.) hebben met Chris tus-prediking niets te maken. Christus moet het thema zijn; en dan niet Christus gelijk Hij en zijn werk in de dogmatiek „saam vat tend" geteekend wordt, doch gelijk Hij als Gods Ambtsdrager tot een bepaald „punt" van Zijn werk-program gekomen is; DAT bepaalde „punt" dat het bepaalde feest (kerst-, paaschfeest enz.) heeft gekregen tot gedachtenis. /

Indien liu zooveel ongelukken (in dit geval: verkeerde thema's, thema's die niet den Christus in Zijn bepaalde werk aan de orde stellen) mogelijk zijn op de feestdagen, die toch het „hart" van 't Evangelie raken, hoe zal het dan wel niet zijn, wanneer „historische stoffen" gekozen worden uit die gedeelten van den de gansch© Schrift door-lóöpenden en dóór - loopenden heilsweg, welke verder van dat „middelpunt" van den weg afhggen? David? Noach? EU? Sara? Kaleb? Simson? Saiil? Jacob? Ezau? Festus? Simon Magus? De wijzen uit het Oosten (ook die!)? Paulus? Timotheus? Hoe vaak worden we niet voor preeken geplaatst — kijk de bundels maar in — waarin schering en inslag is: de bekeering van A, het berouw van B, de geldgierigheid van Q, de „snelle afloop als der wateren" bij D; kortom: zielsgeschiedenissen, bekeeringsprocessen, hoogmoedsverdwazingen, gebedsverhooringen, en al wat er zooal meer een MENSCH kan overkomen?

Nu schudden er dadelijk velen hun hoofd: behooren zulke dingen niet thuis in eem preek?

Ik zou antwoorden: wilt ge een preek over di© ondei'werpen, neem dan een tekst^ die daarover rechtstreeks Gods openbaring geeft. Dan hoort gij uw God aan in Zijn eigenlijke spreken, hetgeen toch nederig is. Maar als God u iets zegt van ZIJN werk, ZIJN komen tot d© wereld in Christus (van begin tot eind), spreek DAN daarover! En over niets anders! Dat is ook nederig, gehoorzaam. En wat daarvan afwijkt, is ongehoorzaam.

Komaan, we zullen eens plastisch spreken. Als do onderwijzer op school vertelt uit de vaderlandsch© g©schiedenis, Willem van Oranje, de dordtsche synode, Filips den Schoone, het herstel van het Oranjehuis, Napoleon, verdient dan d i e leerling geen slecht cijfer, die bij het overhooren van de les niets anders weet t© vertellen, dan loss© bijzonderheden, illustratieve, decoratieve buiten-kantsdingetjes, en die verder niets weet te verhalen, van het eigenlijke geschiedproc©s, waarover het onderwijs geloopen heeft? Een leerling, di© alleen maar onthoudt, dat Willem van Oranje zoo best zwijgen kon (volgens populaire legendes), dat de dordtsche synod© besloten is met een goed diner, dat Filips de Schoone te snel koud water gedronken heeft, dat 'n visscher graag een weerkeerenden Oraïijevorst van de schuit door het water droeg, dat Napoleon zijn secretaris aan het oor pleegde te trekken als hij goed geluimd was^ maar die voorts niets verstaat van de ontwikkeling der regeeringsvormen, van de theologisch© en kerkhistorische strijdvragen in Nederland, enz., zulk! een leerling brengt er niets van terecht, ©n zal volgens H.H. examinatoren nooit ambtelijk' de geschiedenis, nog wel met Gods gezag, rnogen verkondigen, twee maal (drie maal) per week, gelijk

374 wij dominees zulks moeten — ten aanzien van de ^.heilige geschiedenis".

Maar nu: — lijken wij soms niet wat op dien onbevoegden leerling? Neen, ik oordeel niemand; ik sloot mijzelf verleden week in; ik kijk ook meewarig aan hetgeen ik zelf mjjn eerste gemeente gegeven heb, en veel van later tijd; ik heb ook behoorlijk medelijden met veel slachtoffers van een volmaakt onvoldoenden studiegang, vooral bij de van regeeringswege ont-krachte theologische faculteiten; maar ik wil toch de vraag niet terughouden (want boven het respect voor bepaalde menschen in de kerk, ook boven zelfrespect, gaat toch de eerbied voor het recht Gods en voor dat van alle leden in de kerk): Kjken wij niet op die onbevoegde jongetjes, die de gangen der geschiedenis niet begrijpen, en toch... doceeren? En heeft de gemeente niet (er is wisselwerking!) zulke knoeivertellers liever dan serieuze „vertellers", verkondigers, niet van geschiedenis sen, doch van de ééne heilige geschiede nis? De gemeente, die veelal zoo benauwend traag is, of gemaakt is? Traag om te hooren?

't Mag kras gesproken lijken; daarom haast ik mij om te komen achter de verschansing van een man, die het beter weet dan ik. Prof. Hoekstra zegt (a.w. bl. 354): „Het be, ginsel^ dat alle heilige schrijvers bij het uitkiezen der feiten laten gelden, is de waarde, die het feit heeft in betrekking tot de heilsopenbaring in Jezus Christus". Om van buiten te leerenl Gronden? Wel: „in de historie der H. Schrift (is) het principium, waarnaar de feiten uitgekozen en gegroepeerd worden, van geheel eenig karakter. ledere historie-schrijver laat zich bij de keuze van hetgeen hij van waarde acht door een gezichtspunt leiden; niemand verhaalt alles wat gebeurd is 3); geschiedenis is geen kroniek; de historicus brengt een princiep van keuze mee, waarnaar hij beoordeelt, wat waard geacht wordt in zijne beschrijving een plaats in te nemen en wat een factor geweest is in de ontwikkeling van het gebeuren in de richting van een bepaald doel". Tot zoover prof. Hoekstra.

En nu de ^.onbarmhartige", maar voor Christus' schapen allerbarmhartigste consequentie (de schapen mogen ze willen of niet, dat mag den prediker immers niet beïnvloeden). Nü de consequentie: een preek over een „historische stof" is dan alleen p r é é k, als zij Gods werk van zelfopenbaring ter verlossing in Christus aanwijst, gelijk dat werk voortgeschreden is tot op dat bepaalde „tijdsgewricht", waarin de tekst ons inleidt, en wanneer zij dat bepaalde „punt" van ontwikkeling van Gods werk, zooeven genoemd, in verband zet met heel de , jlijn" van dit werk (al de eeuwen, al de Schriften dooir). Een preek, die dat niet doet, „bedient" Gods Woord in den afgelezen (historischenl) tekst NIET, Die is in haar methode puur vrijzinnig. Een vrijzinnige — zie boven — neemt dikwijls een motto (de gelukkige uitzonderingen zijn er daar, althans ten aanzien van de preek - methode, ook); hij belicht de daarin vervatte gedachte uit oen bepaald gedachten-schema, en vult zoo een uur van religiositeit met ideeën, die feitelijk niet in den tekst liggen. Wij kunnen daar dapper op' afgeven; maar ik ben er zeker van, dat voor een groot deel de „orthodoxie" in Nederland eiken Zondag over heel de linie dezelfde methode volgt. Alleen maar met dit verschil, dat zij dan ^en tekst „belicht", of liever bepaalde bijzonderheden van den (nog altijd „historischen"!) tekst „inlijst", in het „raam" van een orthodox gedachtenschema: bepaalde hoofdstukken der dogmatiek; "b.v. over de leer des heils (een onjuiste naam voor „Gods werk in de ziel"; onjuist, wijl het „heil" veel meer omvat), of over de zonde en haar straf, de voorzienigheid, de uitverkiezing, enz. We laten nu maar 'buiten beschouwing de nietorthodoxe elementen, die de orthodoxie wekelijks in de kerk te verwerken krijgt; we zitten immers ook midden in de dwalingen, met name ten aanzien van de mystiek, de plaats van het Woord in het geloof, het wezen der godsvrucht, de hooge waarde van den tijd, het „Diesseits", de kerk, de openbaring, enz.). Conclusie: menige orthodoxe preek draagt, juist bij het behandelen van historische teksten, gereformeerde, rechtzinnige gedachten aan, doch neemt die niet uit den aflezen tekst, doch, integendeel, uit andere Schriftgedeelten. Dat is dan vrijzinnig in de methode. Ik zeg het in allen ernst: de tekst wordt bij het boven aangegeven preek-recept niet ontvouwd. Als ik b.v. over Simson preek, over David, over Thomas, en hun zielsconflicten behandel, en niet den openbarings-gang doe volgen van Hem, wiens „de gan^gen der eeuw" zijn, dan maak ik gebruik van het alsdan toevallige feit, dat die mannen, juist in den b ij b e 1 en niet i(HOE-WEL SOMS OOK) in den Koran, het Boek van Mormon ter sprake komen. Maar in hun persoonlijk geestelijk leven staan die menschen toch op één lijn met duizenden, wier naam (juist wijl ZIJ dat bepaalde am6t, die bepaalde beteekenis voor de verschijning van den Christus en Zijn werk niet hadden), verzwegen wordt. Waarom spreek ik nu wèl over David, Simson, niet over die anoniemen, niet over anderen uit niijn omgeving, uit den Koran, den laatsten roman, een epos van Homerus^ den Vos Reynaerde? Van veel „bijbelheiligen" wordt OOK in den Koran, den Talmoed, het boek van Mormon, de kerkvaders, stichtelijke lectuur, soms iets waars, gesproken. Als nu de BELICHTING, het VERBAND van die personen in de geschiedenis mij in het preeken NIET interesseert, waarom neem ik dan geen tekst uit den Koran, enz. enz.? Is dat zoo onmogelijk? Maar niets o n m o g e 1 ij k e r, dan preeken over een tekst uit de zeer kettersche redevoeringen van Jobs vrienden b.v. Die zijn er! Waarom dit alles? Puur toevallig immers? En zeer armoedig! Als ik van Napoleon, Lodewijk XVI, alleen de intimiteiten vertel, en daarin niijn „geschiedverhaal" laat opgaan, welnu, dan kan ik evengoed dezelfde „leeringen" „trekken" uit het leven van Napoleons waschvrouw, Lodewijks achterkleinzoon, stel, dat die 'n gelijk „type" is geweest. Nog al eenvoudig; maar de preekstoel moet dan ook tot d© eenvoudige waarheden terug, al is het dan ook zéker, dat velen, zelfs onder de geleerde heeren, zullen verkondigen, die wie deze eenvoudige stelregels toepast, „zwaar is om te verstaan". Of zondigt tegen de i, eenvo•udigh e i d des geloofs"

Ik kom maar weer op mijn in het voorgaand artikel, gegeven exempel van Thomas terug: als ik op Paschen preek over „Thomas"; en dan niet het elementaire van mijn preek zoek in het Paaschfeit zelf (dat de Paaschvorst zijn P a a s c h werk doet), dan beperk ik mij tot een „twijfelaar", die gezocht wordt en terecht gebracht wordt. Maar dat doet Christus nog dagelijks. Ik heb dus alleen maar een illustratie gezocht bij een algemeen thema over een doorgaand werk van den goeden herder; de illustratie echter kón ook uit apokriefe, „profane", contemporaine historie gekozen worden; > en — de preek werd geen paaschpreek, geen oogenblik. En wat is nu het w e z e n s - verschil (in de methode) tusschen mij, en den vrijzinnige, die (eerlijk voor den dag komend met zijn methode), 'n serie preeken over Fau-st-motieven (twijfel!) aankondigt, Faust „belichtend" uit zijn „religieuzen" gedachten-rijkdom? Of, als ik op Paschen preek over de droefheid van Maria Magdalena, en geen woord zeg, of althans geen beheerschend woord over het eigenlijke Paaschfeit, welk principieel verschil is er dan in de preek-methode tusschen mij en een of anderen voorganger van den Protestantenbond, die als thema neemt, niet een „bijbelheihge", doch, openhartig, b.v. „des S9udaens dochterken":

„Segt my, o maegd, wat ghy begheert, Hoe ghy hier komt alleene; Segt my, o maegd, wat dat u deert. En waerom ghy moet weenen".

— „Poortier, een jongelinck dien ick min. Is in dit huis gheganghen; Gaet, segt hem dat hy wederkomt; Ick beide hem al soo langhe!"

— „Schoon maegd, den jonglinck, dien ghy En hebbic niet vernomen; [mint, Hy is hier binnen niet bekend, Noch is hier niet ghekomen."

Werkelijkj indien prof. Hoekstra gelijk heeft met zijn bewering, dat de bijbelschrijver, die geschiedenis geeft, zijn bericht ZOOWEL in het geven ALS in het redigeeren, heeft laten beheerschen uitsluitend door de beteekenis, die de inhoud van zijn bericht heeft voor de christologische lijn der Godsopenbaring, welnu, dan hgt al weer een consequentie voor de hand. Dan is alles, wat ik verder „naar aanleiding van den tekst er bij haal, ook al wordt het daar genoemd, bijzaak; die wel ter sprake komen mag, maar nooit het thema mag worden, nimmer de preek mag beheerschen. Dat iets 'in den tekst ter sprake komt, is toch niet genoeg voor den prediker. Voorbeelden? Hier zijn ze. Het is dwaasheid, op kerstfeest de gemeente te vermoeien met chronologische bizonderheden (Cyrenius); of op Goeden Vrijdag met geografische (de ligging van Golgotha); of in een preek over een tekst uit de profeten hoofdzaak te maken van politieke verwikkelingen; of een preek over het Hooglied een folkloristisch thema te geven. Dat voelen wij allen dadelijk als waarheid „aan". Want wij zeggen: dat zijn geen hoofd-elementen van den tekst, het gaat den schrijver om iets anders; ge moogt die dingen wel noemen, maar ze mogen nooit hoofdzaak worden. Maar indien dan volgens prof. Hoekstra de „zielsgesteldheden", de godsdienstige worstelingen van personen uit de heilige geschiedenis evenmin als al die andere dingen hoofdzaak van de historie-schrijvende gedeelten van de Schrift zijn, (we spreken nog steeds alleen over DIE teksten, ) nu, dan is het preeken over die „zielsgestalten" en „bevindingen", rechtstreeks daarover, precies even ongeoorloofd, precies even groot onrecht tegenover den tekst, als al die andere zooeven bijwijze van voorbeeld gegeven preek-thema's. Daarvoor moeten we andere teksten zoeken; met illustratie uit de geschiedenis.

Voorbeelden, vraagt iemand ? We willen er enkele probeeren.

1. De bedelaar aan de Schoone Poort. Verkeerd : elke preek over 's mans ellende, vertroosting, bekeering. Goed, althans op den goeden weg: een poging om a priori te vragen: wat is hier de handehng van den Christus, die terugkwam in den Pinkstergeest, en welke plaats heeft Zijn daad aan dezen man zoowel achterwaarts (de tijd der vernedering), als voorwaarts (de „handelingen der apostelen", d.w.z. van Christus' Geest) gezien?

2. Abraham, door God ontmoet in verschijningen. Verkeerd: een gemoedelijke verzekering van 's Heeren nabijheid voor j, een" wankelmoedige, „een" eenzame, j, een" ongeduldige, „een" pelgrim; Abraham is wel, precies als mijn buurman en ik, een „een", maar wordt alleen in zooverre ter sprake gebracht, als hij is „de": „DE" vader der geloovigen, „de" vader van Israël, enz. Goed : een in-verband-zettiing van deze geschiedenis „in het raam" van Gods openbarings-wegen, Zelf-vertooningen, doelende op den Christus, en reeds nu dien Logos openbarende in Zijn ééne werk (lees den heef A. Janse, in De School met den Bijbel, nummer van 'voorgaande week; daar ligt de gereformeerde lijn voor een deel getoond).

3. Rizpa bij de zeven lijken. Verkeerd: een preek over de moederliefde, over „vrouwenweelde en vrouwensmart". Homerus kan daar ook mooi over dichten. En Kloos." En mijn feuilleton. Goed : een teekening van Gods worsteling om de wet van het ambt (theocratisch koningschap) onder Israël te verkondigen, en haar ingang te geven; doortrekking, dwars door het individueele, ontheocratische ambtswerk van één enkel mensch (Saul) heen; van de in het Nieuwe Testament ontplooide idee van het ambt aller geloovigen; Sauls zonen in eenheid met hun vader; een bij het opus operatum van een volbracht offer inslapend volk, daartegenover individueele ontwaking van het besef, dat bij het offer in zijn uitwendigheid nog de „spanning" komen moet, bij de volgens iedereen ambl; elooze en rechtelooze Rizpa; worsteling van Christus' koningschap om niet alleen het koningshuis, maar ook het volk, waar het om gaat, te zuiveren van „vleeschelijke" inkruipsels (Saul, de geschonden eed, de tyrannic, en de valsche verdraagzaamheid daartegenover, welke samen den Goeden Herder der theocratie bedekken voor de schapen; en nog heel veel meer.

4. Thomas. Verkeerd: motieven over twijfel, en zijn genezing, over afzijdigheid van wie den kring der discipelen niet op tijd bezoekt. Goed, althans op weg daarheen; de Christus, die op Vrijdagavond sterft met een gezicht op elf discipelen, en den eersten dag der verrijzenis. Zondagavond, er tien treft; zoo komt die eenzaamheid, die eenzelvigheid terug, maar op haar plaats; — Christus' Paaschwerk, o.m. instelling van den ZON­ DAG als sabbathj daarom beschamend voor Thomas, nu de Meester wel, hij niet, op ZONDAG present is in den kring; daarom ook het opzettelijk' wachten van den toch haastigen liefhebbenden Messias tot het WEER Zondag is, voordat hij Thomas met gezag ontmoet; en heel veel meer; worsteUng van den verhoogden Messias om zijn apostelen; „sympathie" met hen (Bebr. 5) ook als verhoogde, vgl. de voorbidding in den hemel, enz.

5. Elia's gesprek metElisa vlak voor de hemelvaart; vraag van Elisa omi „twee deelen" van Elia's „geest". Verkeerd : stichtelijkheid, aanhankelijkheid, peroraties over de dierbaarheid van het lijken-op-Elia, eri over de „tractatie"(!) van het „mogen zien" van zoo'n mooie hemelvaart. Goed, althans om er 'te komen: worsteling van het Oude Testament om te komen tot het Nieuwe; vandaar de wenschelijklieid, de theocratische noodzakelijkheid, dat op Gods tijd (waarnaar Eüa's snakken) het individueele, aristocratische, slechts aan een man-in-uitzonderings-positie gegeven ambt algemeen worde, gelijk in het N. T., dat iedereen priester, profeet, koning, naar 'Zondag XII, 2 laat worden; dat ons spreekt van het algemeene ambt der geloovigen, een heilig volk, een koninklijk priesterdom. In dat N. T. heete niemand meer „vader" volgens Christus, daarom drage niemand het „type" van een ander, (twee derde van diens „geest"), maar hebbe èlk zijn ambt, daarin Christus' rijkdom bewijzend. Nu is er bij Elia-Elisa de smartelijkheid-in-al-die-heerlijkheid, dat de aristocratische profeet van de uitzonderingspositie nog niet verdwenen is; wel zijn de profeten-SCHOLEN bezocht, blijkt ook daar de Geest openbaringen te doen (ze weten, dat de meester, Elia, heden heen gaan zal), maar: dan komt er een door God zelf duidelijk gedemonstreerde, nog steeds typisch oud-testamentische afzondering, want de profetenschool-leerlingen mogen ui el; den (wonder)weg door, die over den Jordaan voert, doch wèl Elisa met Elia; nu is het pleit beslecht; „nog is het einde niet"; het „type"-Elia MAG nog niet uitsterven, helaas; de generale „scholen" breken nog niet door. NOG moet er iemand (Elisa) „vader" heeten, HELAAS. Er is rijkdom (hemelvaart), doch die is afhankelijk van ©en Anderen .rijkdom (Christus), deze rijkdom, gelijk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over de eenheid der „Heilsgeschiedenis” in verband met de prediking.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 september 1931

De Reformatie | 8 Pagina's