GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het Rapport inzake het Leerboek voor de  Gatechisatiën.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Rapport inzake het Leerboek voor de Gatechisatiën.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Vóór wij verder gaan met de bespreking van het eigenlijke leerboek moeten wij nog een paar opmerkingen maken over de gronden, waarop deputaten het leerboek aanbevelen.

De eerste grond is die van de oriëntatie van dit leerboek aan het „Onze Vader". Wij hopen nog nader aan te toonen, dat deze grond o.i. niet deugdelijk is.

De gronden 2 en 3 formuleeren deputaten als volgt:

„2. Zij (de proeve) plaatst zich, zooals uit de eerste vraag reeds aanstonds blijkt, geheel op den grondslag van het verbond der genade.

3. Zij ontkomt hierdoor aan het gevaar van een intellectualistisch betoog met een piëtistischen inslag."

Dit lijken dus twee gronden, maar in wezen is het er maar één, want in 2. wordt iets geconstateerd, n.l. dat deze proeve zich plaatst op den grondslag van het verbond der genade, en in 3. wordt een te loven gevolg van dit feit beschreven.

Nu vind ik de argumentatie hier bovendien nogal erg gemakkelijk. Als wij ons plaatse-n op den grondslag van het verbond der genade, ontkomen wij dan daar door aan het gevaar van een intellectualistisch betoog met piëtistischen inslag? Dat „hierdoor" is hier m.i. misplaatst. Willen deputaten constateeren, dat het leerboek aan het bewuste gevaar ontkomt, best. Maar dat dat komt, omdat het leerboek zich stelt op den grondslag van het verbond der genade, kunnen deputaten toch zelf niet meenen. Ook iemand die op den grondslag van het verbond der genade staat, kan immers wel degelijk een intellectualistisch betoog houden, zelfs wel met allerlei inslagen erin.

Ook omtrent de andere gronden, door deputaten genoemd, zou er nog wel iets te zeggen zijn. Deputaten meenen b.v., dat de vragen en antwoorden uitmunten door kortheid en duidelijkheid. Wanneer wij aannemen, dat dit leerboek voor volwassenen geschreven is, is dat misschien weer waar. Maar wanneer wij een oogenblik veronderstellen, dat 13-tot 14-jarigen een antwoord leeren moeten als antwoord 50:

„Vr. Blijft God in het verbond der genade Zijn wet toch aan Zijn kinderen stellen?

Antw. Ja, maar het volbrengen van de wet is voor hen niet meer een voorwaarde voor het eeuwige leven, maar een plicht der dankbare liefde", dan durf ik toch de stelling wel aan, dat voor jongemenschen van dien leeftijd die zin allerminst duidelijk is, afgedacht van het feit, dat de antwoord toon ooï: fout is.

Met deze laatste uitdrukking: „de antwoordtoon is fout", raak ik tevens aan de methodiek van het leerboek.

Wij als Gereformeerde menschen zeggen, het altijd toe te juichen, wanneer er wetenschappelijk werk wordt verricht en wanneer de vraagstellingen op wetenschappelijke wijze wo-rden aangevat.

Wanneer dan de manier, waarop zulks geschiedt door onze menschen, wat de wetenschappelijkmethodische zijde betreft in het kamp van de moderne wetenschap wordt toegejuicht, dan zijn wij verheugd en zeggen wij, blijde te zijn, een eigen Gereformeerd wetenschappelijk leven te hebben.

Nu zijn er natuurlijk dergelijke studies voor nog een ander doel dan om ze netjes in een kast te zetten en er niet meer naar om te kijken.

Wanneer dat het doel zou zijn van ons werk, dan zouden wij beter het wetenschappelijk leven een ontijdigen dood kunnen bezorgen. Waarvoor werken wij dan in Kanipen en Amsterdam nog aan de wetenschap?

Dit leerboek is op tallooze punten een bewijs, dat de schrijver óf zich niet gestoord heeft aan hetgeen er als resultaat van nauwkeurig en langdurig onderzoek door GereformeeTde en andere orthodoxe mannen van wetenschap werd geschreven, óf dat hij het nooit heeft bestudeerd. Hier en daar zijn er lichtpunten. Er zijn inderdaad antwoorden, die uitnemend geformuleerd zijn. Maar op zeer vele punten is het heelemaal fout.

Veel hierover te zeggen, acht ik niet noodig. Het is trouwens in onzen Gereformeerden kring wel vaker de gewoonte, om bij de practische uitvoering van allerlei plannen en bij het nemen van allerlei besluiten rustig de menschen van de vakwetenschap aan den kant te zetten. Men heeft natuurlijk daar wel zijn goede reden voor. Maar wanneer nu onze Gereformeerde Kerken een leerboek officieel willen sanctioneeren, dan gaat het toch niet aan, dat er in dat leerboek op zoo grove wijze tegen de eischen van methodiek en didactiek gezondigd wordt als in deze proeve geschiedt.

Deze laatste stelling moet ik bewijzen.

Ik zal trachten dat te doen. :

Door Dr G. Bouma in de kerkbode van Den Haag, , door Ds W. Bouwman in de kerkbode van Leiden, en door Ds S. J. Popma in de kerkbode van Amersfoort en ook nog wel door anderen werd er reeds op gewezen, dat, wil men dan persé den vraag-en antwoordvorm volhouden^ dit dan moet geschieden op eeai wijze, die de eenig aanvaaixlbare is.

Wat is toch het gevaar bij den vraag-en antwoordvorm? Dit, dat de jongemenschen uitsluitend de antwoorden leeren. En uu kan men wel zeggen; „ge moet ook de vragen leeren", maar ongeveer duizend jaar practijk heeft nog nooit de menschen zoo ver gebracht, dat zij hetgeen .psychologisch onaanvechtbaar is, alleen op puur Ionische gronden toch doen.

De ervaring van predikanten als de bovengenoemde is dan ook, dat de jongemenschen practisch toch alleen de antwoorden leeren.

Welnu, dan is de eenig aanvaardbare methode van vraag-en antwoordvorm deze; dat het antwoord een oordeel uitdrukt en een volledige zin is.

En in dit ontwerp zijn bijna aUe vragen en antwoorden zoo geformuleerd, dat het antwoord van buiten geleerd en onthouden zonder meer eenvoudig een onbegrijpelijke zinnencombinatie is, die den jongemenschen momenteel niets kan zeggen, maar ook in het latere leven niets zal zeggen.

Op uitnemende wijze is er vooral door Ds Bouwman menig voorbeeld hiervoor gegeven. Enkele vragen wil ik ook zelf ten bewijze van mijn stelling citeeren.

Wij noemen b.v. de vragen 14, 15, 16, 17, 19 en 20.

„14. Vr. Wat moeten de gelöovigen doen, vóórdat zij tot het Avondmaal des Heeren gaan?

Antw. Zij moeten zich tevoren recht beproeven.

15. Vr. Wat zegt de Heilige Schrift van hen, , die onwaardiglijk des Heeren Avondmaal gebruiken ?

Antw. Die eten en drinken zichzelven een oordeel. (1 Cor. 11:27—30).

16. Vr. Wat is de Naam van God?

Antw. De openbaring van Zijn Wezen.

17. Vr. Hoe geeft God u Zijn Naam te keimen?

Antw. Niet alleen in Zijn Woord, maar ook in de werken Zijner handen, zooals in de schepping en de onderhouding der wereld, in de leiding van ons leven, en in het geweten.

19. Vr. Waarom is de algemeene' openbaring niet voldoende?

Antw. Omdat in haar de weg der verlossing niet wordt geopenbaard, dien wij alleen uit d© bijzondere openbaring kennen.

20. Vr. Waarom spreekt gij van een bijzondere openbaring ?

Antw. Omdat God Zich door bijzondere middelen aan Zijn volk openbaarde."

In deze reeks sloegen wij vraag en antwoord 18 over, want daar is het goed. Deze vraag luidt:

Vr. Aan wie openbaart God Zich?

Antw. In de natuur, de geschiedenis en het geweten openbaart God Zich aan alle menschen; daarom noemen wij dezei openbaring de' algemeene.

Dit antwoord is een oordeel, een sententie, een complete formuleering. Aan zulk een antwoord hebben de jongemenschen wat.

Het is duidelijk, dat op dezelfde wijze vraag 14 beantwoord had moeten worden met den zin:

„De gelöovigen moeten zich, voordat zij tot het Avondmaal des Heeren gaan, recht beproeven". Antwoord 15 had moeten luiden:

„De Heilige Schrift zegt van hen, die onwaardiglijk des Heeren Avondmaal gebruiken, dat zij zichzelf een oordeel eten en drinken." Enz.

Ieder kan nu ook omtrent de andere vragen, die wij afdrukten, den juisten vorm vinden.

AI was er nu geen enkel ander bezwaar te^en dit leerboek dan dit, dat de — overigens te vecoordeelen — vraag-en antwoordvorm op een zoo onjuiste wijze wordt toegepast, dan zou dat reeds voldoende reden zijn, dat onze kerken in dezea tijd dit leerboek niet kunnen aanvaarden.

Het Calvinisme is kieskeurig óók inzake den vorm der dingen. En de vorm van dit leerboek is eenvoudig een slag in het gezicht van hen, die als mamien van wetenschap ook de Calvinistische menschen gaarne van advies willen dienen.

Het is ook een miskeiming van den huidigen stand van de wetenschap der didactiek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Het Rapport inzake het Leerboek voor de  Gatechisatiën.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's