GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over het onderwerp van het vorige artikel: „Levensliefde en Stervensverlangen", hoop ik een volgenden keer nog iets te schrijven. Mochten er dienaangaande bij de lezers vragen gerezen zijn, zouden ze die dan in den loop dezer week willen Zenden? Ik kan daarmee dan bij het schrijven van het tweede artikel rekening houden.

Nu eerst de beantwoording van enkele bij mij ingekomen vragen.

a. Zondagsheiliging.

1. Van een ouderling, die de betrekking van boschwachter heeft, wordt door de eigenaars, die hij dient, gevraagd, dat hij, óók op den Zondag, toegangskaarten verkoopen zal voor de bosschen, waarover hij het opzicht heeft.

10 pCt. van de opbrengst der kaarten is voor hemzelf.

Hij heeft bezwaar gemaakt en toen als antwoord gekregen, dat hij iemand in dienst mag nemen, die dat werk des Zondags voor hem opknapt.

Vraag: „wat heeft te doen? deze broeder in dit geval

2Ö4 Antwoord: Evengoed als des Zondags, op onze straten en wegen, politietoezicht noodig is, zal er ook, op dien dag, bewaking noodig zijn voor de bosschen.

Dat men, voor het zich in een bepaald bosch mogen ophouden, als eisch stelt, dat men zich voorzie van een toegangsbewijs, is een maati-egel van orde, die de bewakLag vergemakkelijkt.

Tegen het uitreiken van zulke kaarten door iemand, wiens werk het is, toezicht op zulk een bosch te houden, kan daarom geen bezwaar worden gemaakt. Dat de eigenaar, ook op Zondag, voor deze kaarten een kleine vergoeding vraagt, kan men persoonhjk afkeuren, maar dat is een zaak, die de bosch wachter niet heeft te beoordeeleu.

Zijn taak is alleen, dat hij, in de gegeven situatie, zorge, dat alles, ook op Zondag, ordelijk verloope.

Het eenige bezwaar, dat men zou kunnen maken, is dit, dat hij, door een be_paald percentage van de „opbrengst" aan te nemen, zijn inkomen vergroot.

Wat mij betreft, ik zou iemand ook daarover niet lastig durven vallen, omdat het een verdienste is, die uit zijn „ambt", een noodig en nuttig ambt, voortvloeit; maar heeft de persoon in quaestie daartegen gewetensbezwaar, dan kan hij zeggen: „wat gedaan moet worden, wil ik doen, maar ik wil daaraan op den Zondag niet een extratje verdienen. Op Zondag laat ik heel de opbrengst der kaarten aan den eigenaar".

Zoodoende zal hij meen ik, geheel vrij staan; temeer wijl, ook als er ^een kaarten worden afgegeven, de bewaking evengoed zijn gang moet gaan, zoodat het uitgeven van toegangsbewijzen de Zondagsviering voor het overige niet nadeelig beïnvloedt.

De inzender van de hier besproken vraag zal merken, dat ik zijn eigen advies heelemaal beaam.

2. Is het geoorloofd, op den Zondag gebruik te maken van een auto of rijtuig om daarmee ter kerk te ^aan voor het laten doopen van zijn kindje.

Antwoord: „Natuurhjk is dat geoorloofd". God geeft ons het groote voorrecht, dat onze kinderen staan in het verbond, dat zij mogen ontvangen het teeken en zegel des verbonds.

Daaruit vloeit vanzelf voort, dat wij geroepen zijn, zoo spoedig mogelijk den doop aan onze kindertjes te laten bedienen.

Ik wil niet hard vallen broeders en zusters, die, uit gevoelsoverwegingen, den doop hunner kinderen uitstellen, totdat moeder er bij kan zijn; maar goed vind ik het niet. Als God daar staat, terwijl- Hij onzen kinderen het zegel des verbonds toereikt, mogen wij Hem niet laten staan en wachten, tot het oogenblik, waarop wij het geschikt en prettig vinden Zijn gunst te aanvaarden.

Zoo haast het kan, zullen wij die weldaad Gods aanvaarden.

Maar wat bezwaar kan er dan tegen zijn, dat wij, als de afstand tusschen huis en kerk dat eischt, voor dezen kerkgang gebruik maken van auto of dergelijke?

In zulk een geval wordt immei-s de chauffeur, de koetsier, het paard, alles gesteld in den dienst des Hoeren, waai-voor juist de Zondag, gegeven is?

Bezwaar te maken tegen zulk doen kan enkel opkomen uit een geheel verkeerd inzicht in de bedoeling van het vierde gebod.

Laten allen, die hier bezwaar hebben eens goed lezen de verklaring van het vierde gebod in onzen Catechismus. Naar de kerk gaan, "de prediking hooren, de sacramenten gebruiken, den armen Christelijke handreiking doen, deze dingen zijn het middelpunt van de Nieuw-Testamentische Sabbatsviering. En alles wat daaraan dienstbaar is, dat bevordert, is niet alléén geoorloofd, maar zelfs roeping.

b. Avondmaalsviering.

Is het geoorloofd de Avondmaalsviering in eigen gemeente te verzuimen, om tegenwoordig te kunnen zijn bij den doop, b.v. van het kindje van een zuster?

Antwoord: Mijns inziens is dat niet geoorloofd.

Als het Avondmaal in de gemeente is aangericht, staat Christus daar en zegt: „Doe dat".

Avondmaal houden is niet allereerst een quaestie van zegen-zoeken, niet een quaestie van geestelijke genieting, maar een zaak van gehoorzaamheid.

Het is dus niet een juiste redeneering, waarbij men zegt: „ik kan ook wel een zegen hebben door tegenwoordig te zijn bij de toediening, van den 'doop aan een kindje, dat mij, met zijn ouders, na aan het hart ligt en dus laat ik het Avondmaal vandaag maar staan. Deze redeneering zet onszelf met onze neigingen en begeerten in het middelpunt.

Dat mag niet.

Wie naar die redeneering handelt gaat uit den weg Gods en wandelt op eigen gekozen pad.

Dat is zonde; ook kan in dien weg geen zegen worden verwacht.

Tegenover den Heere is gehoorzaamheid eerste. Daar hebben wij méé te doen. het

Of wij daarbij een zegen zullen ontvangen, en hoeveel zegen, dat komt in de tweede plaats en hebben wij aan den Heere over te laten.

c. De noodleugen.

Dezelfde broeder, die de beide laatste vragen zond, heeft ook nog deze moeilijkheid.

Hij is onderwijzer en nu valt het hem altijd moeilijk om aan de kinderen het rechte inzicht bij te brengen omtrent gevallen als deze:

Rachab redt de verspieders, door een leugen.

Michal redt David door een Leugen.

Nu moet aan den eenen kant gezegd: „alle leugen is zonde"; aan den anderen kant geeft God Zijn goedkeuring over daden als bovengenoemd.

Antwoord: Het komt hier (zooals altijd) aan op goed onderscheiden.

Laten we nu eens nemen het geval van Rachab.

In Rachabs doen is tweeërlei.

Aan den eenen kant is daar het geloof in de belofte, die God aan Israël had gegeven. Zoo sterk is dat geloof, dat zij daardoor er toe kan komen zich los te maken van eigen volk, en partij te kiezen voor Israël.

Aan den anderen kant is er de wijze, waarop zij aan dat geloof uiting geeft; dat is „een leugen".

Zij verlaat zich op Gods Trouw en Almacht, maar gebrek aan inziclit in Gods wet of, wilt ge, in Gods Heiligheid, doet haar gaan in verboden wegen.

Dat bleef zonde, hoe goede bedoelingen zij daarbij ook had.

Maar (en daarop komt het hier aan) als God haar nu zegent en behoudt, dan is dat niet om de wille van die leugen; dan is dat ondanks die leugen.

Noch in Hebreen 11:31, noch in Jacobus 2: 25 wordt de leugen goedgekeurd; in beide die teksten x^ordt alléén gewezen op haar geloof, als op den weg, waarlangs het heil des Heeren haar toekwam.

Hetzelfde geval hebben wij bij de Egyptische vroedvrouwen Exodus 1:15—20.

Daarop moet bij de behandeling van deze Schriftgedeelten duidelijk worden gewezen.

Gods zegen kwam tot deze menschen in den weg des g ie loof s.

Voor hun leugen hebben ze vergeving moeten ontvangen.

Hier komt uit de rijkdom van Gods genade, die ondanks de verkeerdheid van den geloovige, toch aan bet geloof Zijn zegen verbindt.

Voorbeelden ter navolging zijn deze menschen dan ook niet in hun leugen, maar alléén in hun geloO'Vig kiezen voor Grod en Zijn volk.

Vergeten mag ook bij de behandeling niet worden, dat wij hier te doen hebben met menschen over wie het licht van Gods wet bij lange na niet zoo helder straalde als over ons.

Wij zouden daarom, als wij gingen in hun wegen, zwaarder zondigen dan zij gedaan hebben.

Laat ik nog mogen opmerken, dat over Michals houding de Schrift ons in geen enkel opzicht een goedkeuring laat hooren.

Haar daad, die opkwam uit natuurlijke liefde tot David, moet eenvoudig weg worden afgekeurd. Van een geloofsuiting is hier geen spralce.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juni 1935

De Reformatie | 8 Pagina's