OPVOEDING EN ONDERWIJS
Bouwen.
Er valt bij het Christelijk Onderwijs nog heel wat te bouwen. Ik denk nu niet allereerst aan het schoolwezen in verband met de Overheidsbemoeiing, aan het zelfstandig maken van de school als instituut, maar ik heb dezen keer meer het oog op den innerlijken opbouw, ook met beUreiklking tot de behandeling van de verschillende leervakken. Dezer dagen verscheen bij Kok te Kampen een „Leerplan voor organisch Onderwijs op dö Christelijke school" van den heer H. Dam, hoofd' eener school te Wassenaar. Zulke verschijningen; bewijzen, dat we vooruitgaan. We blijven maar niet voortsjokken op de paden, dlie we nu een: maal betreden hebben, maar wij blijven voorfidurend zoeken naar betere wegen. Uit dat oogpunt gezien acht ik dit werk van beteekenis, i!ni afwachting nog van het Bijzonder Gedeelte, dat moet volgen en waarin meer de stof in bijzonderheden zal worden aangegeven.
Zooals de titel reeds zegt, wordt hier het onderwijs gezien als een organisch geheel. Door de veelheid van vakken loopen we groot gevaar, de kinderen brokstukken te geven, maar het streven moet meer openbaar worden, dat we aan de kinderen een welsluitend geheel van kennis moeten bieden. Ze houden gemakkelijker een overzicht over het geheel en kunnen het ook beter vasthouden.
Nu valt niet te ontkemie.n, dat ook vroeger wel in die richting werd gearbeid. Als b.v. de schrijver betoogt, dat na de geschiedenisles een opstel kan worden gemaakt of ©en versje kan worden ge^ leerd, dan komt dat overeen met wat menigeen al jaren gedaan heeft. Ik ben het geheel eens met wat de schrijver zegt, dat het zooi gewensciit is, „dat de kinderen gedurende een schooltijd bhjven in een bepaalde sfeer; dat geeft meer rust aan h|et kinderlijk denken dan de abrupte afwisseling der vakken; wanneer men in een bepaalde les nieuwe voorstellingen of begrippen heeft aangebracht, is het wenschelijk met deze voorstellingen te werken, als ze nog levendig zijn; het blijven in de sfleer voorkomt onlustgevoelens die worden opgewekt, wanneer men met iets, dat het denken in beslag neemt, ontijdig moet ophouden."
Dat de schrijver ook voldoende rekening wil houden met het contact tusschen school en huis, bewijst wel zijn bespreking van de rapporten. Voordeelen en nadeelen daarvan komen ter sprake. Dat kan niet anders dan verhelderend werken en ons brengen tot de goede samen werking] van de belangrijke levenssferen van het kind. Den slechtsten dienst, dien men aan de school bewijzen kan is wel, dat men haar losmaakt van het gezin en waar er in onze dagen veel in die richting dringt, heeft de Christelijke school die taak, dat contact tusschen school en huis te versterken en te bielvestigen.
Voor een drietal vakken heeft de schrijver zich de medewerking van bekwame deskundigen verzekerd: voor natuurliunde Dr P. v. d. Berg, voor aardrijkskunde Dr A. van Deursen, voor teekenen W. H. Hulstijn. Een len ander maak't, dat we in de schoolwereld vol verwachting uitzien naar wat straks ook in het bijzonder gedeelte zal worden gegeven.
Misschien is het den ontwerper van dit geheel niet onaangenaam, als we ten slotte een ©nk|ele opmerking maken.
Allereerst een vraag. Hoe staat hij ten opzicht© van het werk van Lankamp? Die heeft voor onze methodiek goede richtlijnen gegeven en heeft als zoodanig groote beteekenis voor onze scholen. Me dunkt, in een nieuw werk als dit kan die arbeid niet worden genegeerd. De heer Dam zal meer vertrouwen winnen, wanneer hij zijn standpunt ten opzichte van Lankamp aangeeft We moeten verder, ja, maar dan moeten we ons aan) het bestaande aansluiten. Misschien komt dat nog w.el in het Bijzonder gedeelte.
Ik ben het met den schrijver eens, dat we opi school niet kunnen onderwijzen zonder het dogma, vooral in aansluiting aan de Bijhelsche Geschiedenis. Maar nu moeten we niet zeggen, dat we de dogmatiek onderwijzen. Dat woord is te dik voor de Lagere School.
Ten slotte wil de schrijver zich blijkens de laatste bladzijde van zijn boek wel wat al te gemakkelijk afmaken van enkele vakken. Dat zal schade doen aan het organisch geheel. Ik wijs b.v. op Lichamelijke Oefening. De schrijver noemt het een zeer belangrijk „vak", maar meent, dat het niet beslist noodzakelijk is, het te behandelen in
352 een leerplan vooï organisch ondiel^ijs, omdat het gewoonlijk door vakondleirwijzers woirdt gegeven. Is die conclusie wel juist? Moet het vali niet juist deel zijn van Jiet organisch geheel en moet d|e vakonderwijz, 6r niet des te meer zijn best doen, , zich met zijn vak in ^.et geheel in te passen). Ik denk hier b.v. aan het nauwe verband tusschen de behandeling van het menschelijk hchaam^ de gezondheidsleer en het hier bedoelde vak Lichamelijke Oefening. Ik hoop, dat de schrijver in het Bijzonder gedeelte meer zal geven dan hij hieir belooft en ook daarin zal willen bouwen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 juli 1937
De Reformatie | 8 Pagina's