GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit bet Martyrium van Cuido de Brés.

II.

(Dit gedeelte begint met liet verhaal van zijn aanko m s t te D oornik en de eerste twistgesprekken.)

Daar aangekomen zijnde werden wij van elkaar gescheiden en met zware ketenen beladen. Ia zulk een toestand werd' ik bezocht door een gïoot aantal voorname heeren en gehuwde zoowel als ongehuwde 'dames, dewelke (naar zij zeiden) ten zeerste verlangd hadden mij te zien, omdat zij hadden hoeren spreken over Guy de Brés en hem nooit hadden kunnen aanschouwen, i)

Sommigen dreven den spot met mij, anderen voegden mij beleedigingen toe, weer anderen hadden medelijden en medegevoel, en verscheidenen wilden een dispuut aangaan: maar wanneer zij vastgezet waren zeiden zij: Wij zijn geen Theologen. De Commissarissen gaven mij toe, dat men zeker geen Heiligen moet aanbidden, noch d; e Maagd Maria, maar alleen maar één God. Wien ik dan zeide: Zij derhalve, die hen aanbidden, dwalen. Hierop antwoordden zij, dat men wel kan bidden en de Heiligen aanroepen. Waarop ik wederom antwoordde, dat de etymologie van het woord „Adoratio" beteekent: een gebed richten tot iemand, en dat als men de( Maagd niet moet aanbidden, noch de HeiUgen, volgens hun zeggen, dat men dan ook niet tot hen bidden moet, want dat is éénzelfde zaak.

Ziedaar, mijn broeders, hoe de onwetenden en de blinden elkaar tegenspreken, daair zij niet zeker zijn van wat zij gelooven, en alleenlijk vervuld van een ijdel gepraat om de kleine kinderen bang te maken.

(Over het g e 1 o o f.) En ziet, toen de aanval van d!it spiegelgevecht geëindigd was, kwamen er twee anderen, van welke de eene zeide, dat hij evengoed zou preeken als een dienaar des Woords, indien hij e!r zich de moeite toe wilde geven: op die manier bazelde hij veel, en heel dwaas. Toen ik dat zag en. hoorde, zeide ik hem: Mijnheer, ik zie wel, dat gij heel geleerd zijt: daarom vraag ik u: zoudt ge mij wel willen zeggen wat geloof is? ' Waarop hij, geheel en al ontsteld blijvende, een kleur kreeg.

Vervolgens, moed genomen hebbende (naar het hem toescheen) zei hij mij, dat het was de geboden Gods te volbrengen. Waarop ik hem zeide, dat ik niet vroeg, welke de vruchten des geloofs waren, doch wat geloof was: Evenwel was hij zoo geleerd, dat hij mij niets anders wist te zeggen.

(O V e r d e b e e 1 d e n.) En daarna spraken zij over de beelden: de eene zeide, dat hij alle beelden uit de kerken niet hooger achtte dan een (gebeeldhouwd) aapje, dat hij aanwees op de leuning van een bank.

De andere verzette zich daartegen, zeggende, dat hij hen hooger achtte wegens de plaats (waar zij zich bevinden). Ik zeide hen: Heeren, Wilt derhalve eerst tezamen redetwisten en het eens worden en dan zullen wij over andere zaken spreken. Want, aangezien volgens uw beweren de plaats (waar zij zich bevinden) de beelden van meer waarde maakt, dan moet men dit aapje van di|e bank afsnijden en het naar de kerk brengen en dan zal het dus van evenveel waarde zijn als (de beelden) die zich daar bevinden.

(Over het avondmaal en de sacrameute n.)

Andere soortgelijke vertoogen werden nog gehouden, maar aangezien zij zoo onzinnig zijn, dat zij niet de moeite waard zijn hen weer te geven, onthoud ik mij er van er meer over te schrijven, ten einde u een ander twistgesprek te doen hooren dat dadelijk daarna mij werd aangeboden.

Dit bestond daaruit, dat de Heer de Tramery, kapitein, , tot mij kwam, vergezeld van vijf a zes soldaten en een priester (die door zijn gebaren en zijn "houding genoegzaam te kennen gaf, dat hij dronken was en dat hij meer gedronken had dan goed voor hem was): en vervolgens stelden zij mij verschillende vragen, vooreerst, en onder anderen, spraken zij over het Avondmaal. Waarop ik de gelegenheid waarnam hen te vragen wat een sacrament is.

Al degenen, 'die vóór mijn vraag maar raak praatten als papegaaijen, zwegen plotseling botweg, daardoor wèl te kennen gevende, dat zij uit hun rol vielen. Alsdan, dien eerbiedwaardigen priester ziende, zeide ik: Daar is een man der kerk, zijn ambt bestaat uit het toedienen der sacramenten, hij zal ons wel zeggen, walj dat is. Hij antwoordde zonder aarzelen, dat dit een geheimenis was, onbekend aan Go'd en aan de menschen. Ik hoorde het niet goed: maar eenigen van hen, die dicht bij hem stonden, zeiden mij, dat hij zulks geantwoord had.

En dat was voorwaar wèl een liturgisch antwoord even waardig als zijn priesterschap, en ik was beschaamd over zulk een grove ezelachtigheid. Dan brachten zij in dit twistgesprek dikwijls naar voren het „hoc est enim corpus) meum". ^) Maar ik zeide hen dat wij deze woorden moeten verstaan gelijk de oudste kerkdoctors hen hebben uitgelegd. En onder de andere Doctoren stelde ik Sint Augustinus voorop, die zegt: De Heere heeft geen enkele moeilijkheid geschapen door te zeggen „Dit is Mijn lichaam" toen Hij het kenteeken van Zijn lichaam gaf. 3)

Ziedaar, zeide ik, hoe deze goede en getrouwe Doctor deze aangelegenheid oplost, welke heden ten dage zooveel wordt besproken. Toen zij dit antwoord hadden gehoord, dat het insluiten van het lichaam van Jezus Christus in een ouwel tusschen twee wafelijzers gebakken*) niet begunstigde, begonnen zij te zeggen (als bij, wlj'ze van uitroep) Het teeken? het teeken?

Zeker, zeide ik, het teeken: want zó6 spreekt Sint Augustinus. Ziet of gij de uitlegging, welke hij geeft, wilt volgen. Alsdan drong zich de priester (welke de edellieden hadden doen terugwijken, omdat hij alles bedierf) opnieuw door het heele gezelschap heen en merkte over de uitspraak van den heiligen Augustinus op: Er volgt verder, zeide hij, op deze zelfde plaats: „Est vera care Cihristi." ^) De domheid van dezen priester verwonderde mij nog meer toen hij zulk een wanhopige onbeschaamdheid ten toon spreidde, ZO'Odanig, dat ik 'hem zeide, dat zulks niet in Sint Augustinus stond: en dat hij zulk een heldere uitspraak niet moest vertroebelen, en dat zulks niet overeenstemde met wat hij (ken)leek'en no'omt: overigens dat hij zulks moest trachten wijs te maken aan kleine kinderen en niet aan mij.

Dan, nadat ik hen gezegd had, dat ik mij aanbood aan te toonen door de boeken van den Paus zelve, dat de Pauselijke leer valsch is: gingen zij heen, mij zeggende, dat ik mij over heel wat beroemde, en dat de predikanten van Doornik nooit hadden durven disputeeren tegen hen die zich aanboden.

Waarop ik hen zeide, dat men de proef moest nemen met dat, waarop ik mij beroemde, en dat ik meer begeerde te disputeeren, dani te eten en lie drinken.

De. eerwaardige priester zeide, toen hij vertrok', dat ik een brandstapel noodig had om een twist-

gesprek aan te gaan. Ook de heer de Tramery zeide, toen hij vertrok, dat ik nog veel boosaardiger was dan mijn metgezel.

(Bezoek v an de Gr avin du Reu.)

En ziet, daarna kwam mevrouw de gravin dü Reu, vergezeld van talrijke jonkvrouwen. Terwijl zij den grooten ijzeren ketting, waaraan ik vastgemaakt was, bezag, zeide zij': Mijn God, mijnheer Guy, ik begrijp niet hoe gij kunt slapen, eten en drinken: het schijnt mij toe, indien ik in uw plaats was, dat ik van angst zou sterven! Mevrouw, zeide ik, de goede zaak, die ik steun, en het goede geweten dat God mij geeft, doen mijn slapen, eten en drinken, meer op mijn gemak dan al dezulken die mij kwaad willen doen: en wat betreft mijne ketenen en mijne boeien, daar is veel voor noodig, dat zij mij zouden schrik aanjagen, of dat ze mij zulk een schrik zouden inboezemen dat mijn rust er door verstoord zoude zijn: dat integendeel ik er mij in verheug en er mijn eer in stel, en dat ik hen kostbaarder acht dan de gouden kettingen en lammeren en andere dergelijke kostbare sieraden: immers zij zijn voor mij veel profijtelijker en wanneer ik het geluid van mijne ketenen hoor, dan schijnt het mij toe, of ik me een zacht muziekinstrument in de ooren hoor klinken: niet dat dit het gevolg" is van den aard van dit soort ketenen: maar van de oorzaak om welke ik mij aldus behandeld zie: welke is het heilige 'Woord Godes.

De edelvrouwe zeide mij ook dat zij gehoord had dat ik in mijn preeken niets heel liet van den godsdienst der Roomsche kerk. 'Waarop ik antwoordde, dat ik erover sprak naar gelang mijn tekst het vereischte, en niet anders: en wanneer de leer die ik preekte het vereischte, dat ik hiervoor dan niet terugdeinsde, temeer daar men volgens mijn ambt het volk moet waarschuwen tegen de misbruiken en de afgoden-diensten, die de arme zielen ten verderve voeren. Die Vrouwe zond een zekere hoeveelheid wijn aan mijn metgezel, terwijl ze hem Het weten dat indien hij wilde terugkeeren in de Roomsche kerk, zij hemi alle dagen evenveel zou geven.

Ik denk, dat zij van hem wel een „wijnkatholiek" 8) had willen maken: maar 'zij verloor er haar tijd mede.

(Over 'het vagevuur.) Er was daar ook een zeker iemand die, mij over het vagevuur sprekende, mij ten beste gaf hetgeen Virgilius in de ïlneïde heeft geschreven, en over een zekeren Tantalus, die ini bet watör stond tot aan zijn kin en wanneer hij wilde drinken, dan week het water terug en dat hij zoodoende gestraft werd voor zijn misdaden, en dat de anderen gehangen waren in den wind om hen zoo te laten boeten, etc.

Maar om zijn aanval af te slaan, zeide ik hem met een enkel woord: Mijnheer, dat is een oudevrouwen-vertelsel: als men wil, dat wij iets gelooven, dan moet men het gezag der goddelijke geschriften aanvoeren. Alsdan zeide hij mij. Ik dacht wel, dat gij mij dat zoude antwoorden.

(Bezoek van jonge meisjes.) Er kwamen nog andere jonkvrouwen, waarvan er verschillende jong waren en knap opgetuigd. Alsdan zeide een oudere dame: Hier is genoeg, om mijnheer Guy in verzoeking te brengen op het gezicht van zooveel mooie meisjes. Alsdan zeide ik haar, Mejuffrouw, houd de verzoeking van uw priesters en monniken bij u: want gij weet, dat zij ondernemingsgezind zijn wat aangaat dergelijke waar.

accidentia-sub- (Over de verhouding s t a n t i e.')

Op een anderen dag kwam een groot gezelschap mij bezoeken, waaronder er verschillende waren, die den indruk wilden geven van zeer geleerd te zijn. Wij behandelden de accidentia zonder substantie, te weten, of zij kunnen bestaan zonder hun onderwerp, en te weten of de accidentia zonder substantie gewicht hebben.

De één zeide mij zeer overtuigd vani ja; twee anderen uit zijn gezelschap spraken hem tegen. iWordt het, zeide ik hen, eerst onder elkander eens, en vervolgens zullen wij er een eind aan maken. Toen ik hen dit gezegd had, voegde ik eraan toe: Aangezien er in het Sacrament niets over blijft dan de accidentia zonder substantie, wat is er dan wat weegt?

Is het dezelfde zwaarte, die gewicht uitoefende vóór de consecratie? Men kan niet zeggen, dat 'dit de substantie van het brood is: Want men zegt, , dat deze er niet meer in aanwezig is: ook zijn het niet de accidentia (eigenschappen), te weten ronde vorm, witte kleur, grootte, zonder hun substantie: nog minder het lichaam van Christus: Want een lichaam, zoo groot en zoo zwaar als het aan het kruis liing, weegt meer dan de substantie van zulk een weinig broods.

Toen zij dit betoog hadden aangehoord, gingen zij heen, beschaamd zonder iets anders te antwoorden, dan dat zij geen Theologen waren: maar ik zeide hun: Welaan, dan mijne heeren, laat uw" Theologen komen en gij zult ons danj aanhooren als het u belieft.

(Er wordt beslist, dat Guido de Brèsi van Doornik naar Valenciennes zal vervoerd worden.)

Nadat ik daar 10 of 11 dagen gevangen gehouden was, had er een langd'urige woordenwisseling plaats tusschen de heeren, die over ons ges'lieM waren: S ommigen wilden ons opnieuw ül Valenciiennes heb!ben: die van Doornik wilden (ons) niet aan de uwen afstaan, zeggende dat wij in het Doomiksche waren gevangen genomen en de woordenwisseUng hep zoo hoog tusschen de heeren dn. Reu en de Quatrevaux, dat zij bijna slaags raakten, en het werd' laat in den nacht voor men hen beliet had den degen te kruisen. De heer du Reu, , die ons niet wilde laten gaan, nam den dag daarop den postwagen en ging naar Brussel, om met de Landvoogdes te spreken, dewelke hem beval ons' aan die van Valenciennes over te geven.

Den dag na zijn terugkeer kwam men mij vroeg in den morgen zeggen, dat ik moest vertrekken: Sommigen zeiden dat het was om mij naar Brussel te geleiden, anderen naar Valenciennes.

(Wordt vervolgd.)


1) Hieruit zien we, dat Guido de Brés éoor zijn tijdgenooten als een der voornaamste figuren van de Nederl. Reformatoren beschouwd werd.

2) Want dit is Mijn Ucliaam.

3) Ad. Adimantum, Cap. 12. De desbetreffende uitspraak van Augustinus luidt: non dubitavit Dominus dicere. Hoc est corpus meum, cum signum daret corporis sui.

In de diss, van Beckmann, Vom Sacrament bei Calvin (Die Sacramentslehre Calvins in ihren Beziehungen zu Augustin) wordt op blz. 118 eveneens deze plaats uit Augustinus aangehaald. Ik vermeld dit, om te laten zien, hoe zeer Guido de Brés ter zake kundig was.

4) G. de Brés doelt hier op de bereiding der hostie.

5) Is het ware lichaam van Christus.

6) D.i. geen katholiek van overtuiging, maar iemand wiens overtuiging beheerscht werd door den wijn.

7) Om de kwestie, waar het hier over gaat, te begrijpen, diene voor den niet-theoloog het volgende citaat uit Bavinck's Dogmatiek IV, 606 en 607: Het Dogma van de transsubstantie stelde aan den dialectischen geest der Scholastiek een reeks van problemen over aard, tijd en duur der verandering, over de verhouding substantie en accidentiën

De accidentia van brood en wijn, n.l. de vorm, smaak, reuk, kleur en zelfs de voedende kracht, blijven wel na de consecratie, maar zij inhaereeren niet meer in een subject; de substantie (rul. brood), waarvan zij de eigenschappen waren, is weggenomen en door een gansch andere (n.l. Christus' vleesch) vervangen, van welke zij geen eigenschappen zijn, maar die zij alleen door hun schijn bedekken voor het oog.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAR-WETENSCHAPPELIJKE SCHETSEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's