GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHEISEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHEISEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

uit het Martyrium van Guido de Brés.

IV.

De troostbrief aan zijn vrouw. (I.)

De genade en bai-mhaïtigheid' van onzen goeden God' len hemelschen Vader, en de liefde van Zijn Zoon onzen Heere Jezus Christus, zij' met uwen geest, , mijn zeer geliefde,

Gatherina Ramon, mijn die^rbate en zeer geliefde vrouw en zuster in onzen Heelre Jezus Christus, Daar uw angst en smart mijn blijdschap en de vreugde van mijn hart eenigszins storen, zoo is dit de reden, waarom ik u thans schrijfi, zoowel tot uwe vertroiostlng als de mijne. Vooral tot uwe vertroosting moet ik schrijven, daar ge me altijd zeer vurig hebt Hef gehad en het thans den Heere behaagt een scheiding tusschen onze beiden te m.aken: uw bittere smart over deze scheiding gevoel ik meer dan de mijne. En ik smeek u, zooveel ik kan, dat ge u niet boven mate bedroeft, vreezende God te beleedigen.

Ge weet goed genoeg, dat, toen ge met mij' in het huwelijk zijt getreden, ge een sterfelijken m, an hebt genomen, die niet één minuut van zijn leven zeker was: en toch heeft het onzen goeden Go: d behaagd, om ons gedurende den tijd van ongeveer zeven jaar samen te laten leven, terwijl-Hij ons vijf Idnderen gaf. Indien de Heere ons langer tijd samen had willen laten leven, Hij zou daartoe ook de middelen gehad hebben. Maar het behaagt Hem niet: daarom Zijn welbehagen geschiede en dit zij u genoeg.

Bedenk ook, dat ik niet door eenig toeval in de handen mijner vijanden gevallen ben, maar door de voorzienigheid v, an mijn God, Die alle dingen, zoo groote , als kleine, leidt en regeert, zooals blijkt uit wat Christus ons zegt: „Vreest niet: uw haren zijn geteld. Worden niet twee muschjes om een penningsken verkocht? En niet een van deze zal op de aarde vallen zonder den wil uws Vadeirs. Vreest dus niet; gij gaat vele musohjes te boven". W; at is er minder waard dan een haar: en toch, zie de mond der Goddelijke wijsheid, welke zegt, dat God het getal mijner haïen heeft gesch'reven in Zijn register. H: oe zou dan het kwade en die tegenspoed , aan mijn persoon kunnen komen, zonder het bevel en voorzienigheid van God? Dit kan geenszins het geval zijn, tenzij men wil beweren, dat God geen God meer zij.

En zie daarom zegt de Profeet: Er is geen kwaad in de stad, dat de Heere niet doet. Wij zien, dat al de heiligen, die vóór ons geweest zijn, zich met deze leer vertroost hebben in al hun moeiten en verdrukkingen.

Jozef, door zijn broeders naar Eigypte verkocht, zegt: Gij hebt een slecht werk gedaan, maar God heeft het tot uw bestwil gekeerd: God heeft mij vóór u uit naar Egypte gezonden o-m uw p'rofijt. Gen. 50. Op dezelfde wijze handelde David tegenover Simeï, die hem vloekte. Hetaelfde deed Job: en evenzoo al (Jte anderen.

En dit ïs de reden, waarom de Evangelisten, als ze zoo zorgvuldig het lijden en den dood van onzen Heere Jezus Christus verhalen, hier aan toevoegen: En dit is geschied', opdat vervuld werd, hetgeen van Hem geschreven was. Ditzelfde moet men toepassen op al Zijn leden. Het is wel waar, dat de menschelijke rede deze leeir bestrijdt en zich tegen haar verzet, zooveel zij' kan, geUjk ik ook zeU zeer sterk ondervonden heb. Toen ik gevangen genomen werd, zeide ik tot mijzelf: We hebben er niet goed' aan gedaan door met zoo'n groote schare gelijk op te trekken, wij zijn door dezen of dien verraden, we hadden ons nergens moeten ophouden. En onder zoodanige overleggingen bleef ik overstelpt door mijne gedachten, totdat mijn geest hooger opklom tot de overdenking van Gods voorzienigheid. Toen begon mijn hart een wonderlijke rust te gevoelen; ik begon toch te zeggen: Mijn God, Gij hebt mij geboren laten worden op den tijid en in het uür, dooir U bepaald: en gedurende al den tijd van mijn leven hebt Gij mij bewaard en beveiligd in wónderhaarlij ke gevaren, en hebt er mij geheel uit venlost: en indien nu het uur is gekomen, waarop ik dit leven moet verlaten om tot U te gaan, , Uw goede wil geschiede: '^iy handen kan ik niet ontvluchten. En , al ware het dat ik di, t kon, zoo zou ik het niet willen, zoozeer Ugt al mijn geluk- (zaligheid) in mijn eenswillendheid met U. Al deze Oiverleggingen maakten en maken nog mijn hart zeer opgewekt en monter. En ik bid u, mijn dierbare en trouwe gezellin, er u met mij in t(e verheugen en dien goeden God te danken voor wat Hij doet. Want Hij doet niets, wat niet rech'tv.aardig, en zeer billijk zou zijn: en ge moet u vooral en te meer daarin verblijden, daar h'et is voor mijn welzijn en voor mijn rust. Ge hebt genoeg opgemerkt en gevoeld van mijn moeitevolle werk, kruis, vervolgingen en droefenissen, die ik heb verduurd: en ge hebt er ook zielf iin gedeeld, toen ge mij vergezeld hebt op mijn reizen gedurende de tijden van mijn ballingschap. En zie, nu is het oogenblik daar, dat mijn God mij bij de hand wil nemen om mij opi te nemen in ziJDi zalig Koninklijk.

Ik ga u voor: en ten tijde, dat het den Heewe behaagt, zult gij mij volgen. De scheiding zal niet altoos duren. De Heere zal ook u opnemen om ons te zamen te vereenigen met ons Hoofd Jezus Christus. Hier hebben we niet de plaats onzer woning, deze is in den hemel: hier is d|e plaats onzer vreemdelingschapi. Laat ons daarom haken naar ons ware vaderland dat de hemel is, en boven alles verlangen om ontvangen te worden in het huis v.an onzen hemelschen Vader, om te

zien onzen Broeder, ons Hoofd en onzen Z^aligm, aker Jezus Christus, om te zien het hoogwaardig gezelschap der Patriarchen, Profeten, Apostelen en zoovele duizenden Martelaren, tot welk gezelsch, ap ik hoop opgenomen te worden, wanneer ik zal hebben geëindigd den loop der bediening, welke ik heb ontv.angen van mijn Heere Jezus.

Ik bid u dan, mijn dierbare geliefde, dat gij u troost met de overdenldng yan deze dingen. Vergeet vooral de eer niet, wellce God u bewezen beeft door u een m, an te geven, die niieit alleen een dienaar van den Zone Gods is, miaalr die ook zoozeer door God geacht en bevoorrecht wordt, dat Hij hem verwaardigt de martelaarskroon te verkrijgen. Ik ben vroolijk en mijn hart is opgewekt: mij ontbreekt niets in mijn droefenissen. Ik ben vervuld van den overvloedigen rijkdom van mijn God. Ja ik ben zoo vertroostj dat ik niet alleen genoeg heb voor mezelf, maar ook voor allen, die ik zou kmmen spreken. Hierom smeek ik mijn God, d, at Hij Zijn goedheid en welwillendheid jegens mij. Zijn gevangene, bestendige: hetgeen ik ook verwacht, dat Hij doen zal: want ik weet bij ondervinding, dat Hij degenen, die op Hem hopen, nooit verlaat Ik had nooit kunnen denken, dat God zoO' goedertieren zou zijn jegens zoo'n arm schepsel als ik ben. Ik gevoel nu de trouw van mijn Heere Jezus Christus. Thans breng ik in praktijk, wat ik anderen zoo vaak gepredikt heb. En voorzeker moet ik erkennen, dat ik, toen ik zoO' predikte, als een bUnde sprak over kleuren, in vergelijking met wat ik nu in de praktijk gevoel. Ik heb meer geleerd en meer vorderingen gemaakt sinds ik een gevangene ben, dan in mijn beele leven: ik ben op een zeer goede school: ik heb den Heiligen Geest, Die mij voortdurend inspireert en Die mij ondei-wijst de wapenen in dezen strijd te hanteeren.

Anderzijds loopt de Satan, de tegenstander van aUe iiinderen Gods, die als een tierende en bruilende leeuw is, om mij heen om mij te vershnden. Maar Hij, die tot mij gezegd heeft: „Vrees niet. Ik heb de wereld overwonnen", maakt mij overwinnaar. En reeds zie ik, dat de Heere den Satan onder mijn voeten verlJrijzelt: en voel ik „de kracht van God, die in mijn zwakheid volbracht wordt."

Onze Heer laat mij aan den eenen kant mijn zwakheid en mijn kleinheid gevoelen, dat ik niets ben, dan een arm aarden vat, zoo broos mogelijk', opdat ik mij vernedere, en Hem gegeven worde de geheele glorie der victorie. Aan den anderen kant sterkt en troost Hij mij op een ongelooflijke wijze: ik ben zeUs meer op mijn gemak dan de vijanden van het Evangelie. Ik eet, drink en rust beter dan zij.

Ik ben ondergebracht in de meest versterkte en slechtste gevangenis, donker en duister, welke om zijn donkerte „Brunain" genoemd wordt: ik krijg geen lucht, dan door een klein stinkend gat, waar men smerig vuil in werpt: ik heb dikke en zware boeien aan handen en voeten, die me voortdurend helsche pijnen doen lijden, daar ze tot op mijn beenderen insnijden. Vervolgens komt de provoost der smeden driemaal daags mijn boeien nazien, uit angst, dat ik zal ontvluchten; ten overvloede heeft men drie garden van 40 man voor de poort der gevangenis geplaatst.

Ook krijg ik bezoeken van den heer de Hamaïde, die naar mij komt kijken, zooals hij zegt, om mij te troosten en mij tot volharding aan te sporen: maar hij komt gaarne na den eten, als de wijto: hem naar het hoofd is gestegen en zijn buik gevuld. Ge kimt denken wat voor vertroostingen dat zijn. Hij overlaadt me met bedreigingen en heeft me gezegd', dat, indien ik ook slechts de geringste poging doe om te ontvluchten, hij me aan hals, lichaam en beenen laat boeien, zoodat ik geen vinger zal kunnen verroeren: en vele andere soortgelijke gezegden meer.

Niettegenstaande dit alles blijft mijn God Zijn belofte houden en mijn hart vertroosten, , terwijl Hij mij een zeer groote tevredenheid schenkt. Daarom, mijn geliefde zuster en trouwe vrouw, bid ik u, dat gij in uw droefenissen troost zoekt bij den Heere en aan Hem uzelve en uw zakefai toevertrouwt: Hij is de Man der geloovige weduwen en de Vader der arm-e weezen: Hij zal u nooit verlaten. Dit verzeker ik u. Gedraag u al" tijd als een Christin en geloovige, standvastig in de vreeze Gods, gelijk ge altijd hebt gedaan; , en vereer, zooveel ge kunit, door uw goeden levenswandel de leer van, den Zone Gods, welke uw) man gepredikt heeft: en daar gij mij altijd zeer innig hebt liefgehad, zoo smeek ik u deze liefde te bewijzen aan onze Ideine kinderen: onderwijs hen in de kennis van den vsfaarachtigen God en van Zijn Zoon Jezus Christus. Wees hun vader en moeder, en zie toe, dat zij het weinige goed, hetwelk God u gegeven heeft in ©ere moge bezitten. Indien God u de genade schenkt, om na mijn verscheiden, als weduwe met uw kindertjes te blijven leve% zoo zult ge zeer wel doen.

Kunt ge dat niet en ontbreken u de middelen, zie toe, dat ge u dan verbindt aan een goed man, die geloovig is en Godvreezend, en een goed g& r tuigenis heeft. En wanneer het mij mogelijk zal zijn, zal ik aan onze vrienden schrijven, dat zii| voor u zorgen, al geloof ik niet, dat zij hierin zullen tekort schieten.

I Nadat de Heere mij zal hebben weggenomen, zult gij u tot uw vroegere levenswijze kimnen begeven. Ge hebt onze dochter Sara, wier opvoedin, g weldra voltooid zal zijn: Zij zal u gezelschap kunnen houden, en u bijstaan in uw droefenissen en u troosten in uw verdrukldngen: en de Heere zal altijd met u zijn. Groet al onze goede vrienden namens mij, en dat zij God voor mij bidden, opdat Hij mij kracht geve, en woorden in mijn mond, en wijsheid om de waarheid van den Zone Gods te handhaven tot het einde toe en tot aan mijn laatsten snik.

Adieu, Catharina, mijn zeer goede vriendin. Ik bid mijn God, dat Hij u wil troosten en eenswiUendheid geven. Ik hooip, dat God mij de genade zal geven u nog meer te kunnen schrijven, indien het Hem behaagt, om| u te troosten, zoo lang ik in, deze wereld zal zijn. En bewaar delzera. brief als een herinnering aan mij: hij is slecht geschreven, , maar hij is (geschreven) zooials ik kan en niet gelijk ik wil. i) Ik smeek u, mij aan mijn goede moeder aan te bevelen. Ik hoiop haar, indien het God behaagt, een brief te schrijven om baar te troosten.

Groet ook mijn goede zuster. ^) Zij ontvange haar verdriet uit Gods Hand. Het ga u wel.

Uit de gevangenis den 12en Apjril 1567.

Uw getrouwe man Guy de B|rès, dienaar des Woords van God te Valenciennes, en thans gevangene, in genoemde plaats, om den Zone Gods.

Benige dagen vóór de terechtstelling van Guido de Brés is zjjn vrouw met haar kinderen naar Sedan gegaan, hetgeen hem zeer veirblijdde. Van Sedan was de Brés Juli 1566 naar ontwerpen en Valenciennes gekomen.

De hertog van Bouillonj die hem slechts iiood© had' laten vertrekken, zal zijn vtrouw en kindelren ongetwijfeld gastvrij hebben ontvangen.

Wiat er van hen is geworden — aldus Van Lan^ geraad — en of zij er lang hebben vertoefd, zal niet gemakkelijk uitgemaakt kunnen worden, daat mij bij een ingesteld onderzoek is gebleken, dat geboorte- of doopregisters van dien tijd, dde hier eenig Hcht zouden kunnen verspreiden, niet aanwezig zijn, en de a, cten van den kerkeraad aldaair niet be^nnen vóór 1581; .


1) Dit excuus over zijn slechte schrift ontroert ons diep, als we denken aan wat hij schreef over de knellende boeien aan zijn handen.

2) Dit is de vrouw van Daniël de la Deuze. Zie het slot van dit artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETENSCHAPPELIJKE SCHEISEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 september 1937

De Reformatie | 8 Pagina's