GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zelfbeproeving nooflzakeljjk bij het ; komen onder de bediening des Woords.

Men zou onder de hoorders twee groepen kunnen onderscheiden. De eerste wordt gevormd door hen, die hun eigen stichting meebrengen. Met een opgeruimd gelaat betreden zij het kerkgebouw, bijna altijd vinden zij de preek mooi. Zij vergen niet veel van den dominee; als hij slechts hun goede stemming niet verstoort, die liefst nog een weinig te eleveeren weet, verlaten zij het kerkgebouw even opgewekt en even gemoedelijk als zij het binnentraden. Lijnrecht tegenover hen staat een andere groep, die van meening is, dat de predikant de stemming moet medebrengen en voor him stichting heeft te zorgen. Hij moet maken „dat zij er wat aan hebben!" In één mijner samenkomsten placht een „welwillende hoorder" te komen. Na de toespraak kon hij soms zoo met deeg aan zijn bum'man verklaren, „dat ik er niet veel van gemaakt had." Aan zijn soortgenooten mag weleens de vraag voorgelegd worden, wat zij gemaakt hebben van hun roepüig tot het hooren des Woords ?

Het komt mij voor dat wij ons dikwijls te weinig bewust zijn, dat de Bediening des Woords een genademiddel is. Maken wij van den zegen bij den aanvang der godsdienstoefening niet practisch zoowat het volgende: De kennis van den leeraar, de welsprekendheid van den predikant en de zielszorg van den herder zij met ons? Ik kan het daar niet mee doen. Het ontroerend begin van den dienst moet heel onzen kerkgang stempelen: Genade, vrede en barmhartigheid zij u van God den Vader en van Jezus Christus den Heere in de gemeenschap des Heiligen Geestes. Amen!

Nu weten wij, dat w ij ons geloof niet versterken door de genademiddelen en dat ook de kerk dat niet kan, maar dat zulks het werk is van den Heiligen Geest. Hoe de Heilige Geest dat doet moge voor ons veelszins een verborgenheid zijn, dat Hij het doet is een stuk van ons algemeen christelijk geloof. Echter is het een eigenaardig verschijnsel, dal wij gewoonlijk veel grooter vertrouwen stellen in den Vader en in den Zoon, dan in den Heiligen Geest. De Trooster, Die bij ons blijft in eeuwigheid. Die in ons wonen wil, is voor ons besef verre en met vreeze zien wij op Hem als de Willekeurige op Wien men nooit aan kan. Zoo wordt de prediking en de kerkgang een slag in de lucht. Practisch houden wij dan over een dominee en een preek, een orgel en ons zichzelf stichtend hart. Ik kan het daar niet mee doen!

Al kunnen wij de werking des Heiligen Geestes niet narekenen, noch veel minder die zelf effectief maken — maar hebben wij die kinderlijk te gelooven — wel zijn wij geroepen ons er rekenschap van te geven, hoe wij die genade-middelen ontvangen en gebruiken. Bij het Avondmaal plegen wij te spreken van de voorafgaande zelfbeproeving, moge deze werkelijkheid zijn en geen leerstellige'theorie!

Zou echter bij het gebruik van het eerste en grootste genade-middel: de Bediening des Woords, geen zelfbeproeving kunnen en moeten voorafgaan? Dit gansch zeer _groot en heerlijk genademiddel is niet gegeven voor hen, die in een leerrede bevrediging zoeken voor him verstand, noch voor dezulken die een stemming komen halen. In hel geheel niet voor dezulken die met een stemmig zondagskleed een onheiligen en slordigen wandel willen bedekken. Het is door den zeer genadigen en liefdevollen Heere verordend voor hen, die zich' vanwege hun zonden mishagen, die nochtans vertrouwen dat deze hun om Christus' wille vergeven zijn, die ook van harte begeeren hun geloof te sterken en hun leven te beteren. Al dezulken wil God gev^dsselijk in genade aannemen en met Zijn Woord ten eeuwigen leven spijzen en laven.

Ontmoet de Heere in onze kerkdiensten waarlijk een volk, waarover Hij Zijn zaligspreking kan opheffen: Zalig zijt gij die nu hongert, want gij zult verzadigd worden? O, wat zullen zij het goed bij Hem hebben, hoe zal Hij ze verkwikken en bouwen door de levende verkondiging des Woords! Daar zal in zulk een samenkomst een zegen zijn, ook voor de achterste bank! De Heere zal een rijken zegen geven over den dienaar op den kansel. Hij zal hem een Woord te spreken geven voor Zijn arm en ellendig volk. De man, vermoeid van vele preeken en eenigszins beu van zijn eigen talent, een beetje stoffig geworden in een langen diensttijd, hij zal opleven en naar den Zondag verlangen. Want het is onzegbaar heerlijk Gods hongerige kinderen te mogen spijzigen met het Brood des Vaders.

De mensch beproeve zichzelven en kome alzoo tot de verkondiging van het Woord des Heeren.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 april 1940

De Reformatie | 8 Pagina's