GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

EVEN PARKEEREN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

EVEN PARKEEREN.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Geloofsmoed.

Moed is een eigenschap, die zich in algemeene bewondering mag verheugen. Moed slaat soms zelfs een band tusschen vijanden, die zoo pas elkander op het felst naar het leven stonden, het is gebeurd dal een officier den verslagen vijand met eigen eerekruis decoreerde omdat hdj getroffen was door diens dapperheid.

Ieder van ons wil graag een held of heldin zijn. Wat te dun-en streelt ons gevoel van eigenwaarde, al is enkel maar dat wij zoo flink een kies lieten trekken! Hoe minder w'ij van een held hebben (en de meeste menschen lijken daar weinig op!) des te meer strekken wij er ons naar uit om het te schijnen. Daar zijn menschen, wier hoofd waarlijk niet leeg is, die van God een rijkbesnaard gemoed hebben ontvangen, maar die meer dan anderen worden gehandicapt door een gebrek aan moed. Wat zou zulk een bangelijke man of vrouw, zoo'n weggeduwde jongen en opzijgeschoven meisje er niet voor willen geven om te durven!

Nu zijn er in werkelijkheid niet zooveel helden en 'heldinnen. Nu niet, maar in vroegere tijdperken van de geschiedenis evenmin. Vaak tracht de mensch zich echter op te schroeven tot ©en houding, waarin hij als het ware uitdrukt: ik ben niet bang! Dikwijls wil dit in waarheid zeggen: Ik ben zóó bang, dat ik niet eens den moed heb om bang te zijn. Wie durft nog te vreezen tijdens een onweder, een flink mensch lacht daar immers mede? Wie durft nog te schrikken van een bommenwerper die boven ons hoofd stampt? Wat zouden de menschen dan wel van ons denken? Zoo schuilen wij ons bangelijk hartje op en wij poseeren voor held.

Inzonderheid denken de menschen, dat een ge^loovige geen spoor van vrees mag vertoonen. Ze schijnen te meenen, dat het geloof in den hals steekt, dien men fier omhoogsteekt inplaats van in de knieën, die nederig worden gebogen. Op deze wijze doen do ongevoeligheid, de oppervlakkigheid, de schijn hun intrede in het geestelijk leven.

Maar neem nu David! Hij was een echte held, een heros bij de gratie Gods. Neen, dat wist hij zelf niet, een held weet van zichzelf nooit dat hdj een held is. God had den zoon van Isaï, dien zijn broeders nog steeds voor een kleinen jongen hielden, voor het broertje waarop zij moesten passen, gemaakt tot een held. Sions maagden rommen de tamboerijnen: David, onze nationale held! Maar Iiij zelf spreekt eenvoudig: Gód redde mij van den leeuw en den beer, en ook van den Füistijn! Het deed mij denken aan twee van onze jongens, die in de afgeloopen weken den vuurdoop ondergingen. Toen de kogels om hun ooren floten, bleef de één een moment achter. Zijn makker keerde zich om en zeide: Kom, jongen, wij gaan toch niet alleen! Zoo spreken de helden Gods.

Welnu, deze David durft het op vele plaatsen zeggen, dat hij bang is, dat hij vrees kent. Hij spreekt daarvan niet slechts in het verleden, toen ik pas Tbegon was ik bang, maar dat is nu een overwonnen standpunt voor mij. Neen, hij zegt: ik zal ook in de toekomst vrees kennen, denk vooral niet dat ik een held ben! Maar , — ten dage, als ik zal vreezen, zal ik op God vertrouwen. (Ps. 56:4).

Op God vertrouwen, dat houdt iets meer in dan in een dappere stemming te verkeeren. Het is zich' vereenigen met de belofte des Heeren. De held Gods heeft om zoo te spreken den Bijbel in zijn ransel, hij haalt den moed niet uit zijn hart, maar hij haalt den moed uit het Woord. De held-vanbeneden is in hem dood-gekruisigd en begraven. Doch' dan maakt de Heere ons tot helden-vanboven! Tot helden en heldinnen des geloofs!

Op de ootmoedige erkenning: Ten dage als ik zal vreezen... volgt in het volgende vers: ik zal niet vreezen, wat zal mij een mensch doen? Hij heeft den angst niet weggepocht, God heeft den angst van hem weggenomen. Als wij de vrees wegpraten, wegspotten, dan komt deze onverbiddelijk terug met verdubbelde kracht. Doe niet groot, mijn broeder en zuster. Het zit niet in de ellebogen, het wordt op de knieën verkregen.

In de Christenreize van Bunyan komen de figuren voor van Neerslachtig en Zeerbevreesd. Zij hadden een moeilijke pelgrimstocht achter den rug. Maar aan het eind kreeg Neerslachtig de boodschap: „Bevende man, ik kom u mededeelen, dat gij tegen den volgenden rustdag bij uw God verwacht wordt, om eeuwig verlost te zijn van vrees en twijfel." Broeder, Zuster, wij gaan toch niet alleen?

Ik wil mijn hart U toevertrouwen Machtige, Die de kleinen mint. Als mij de wereld komt benauwen, Dan zal ik schuilen in de vouwen Van Uw gewaad, gelijk een kind.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

EVEN PARKEEREN.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 juli 1940

De Reformatie | 8 Pagina's