GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Fouten der democratie.

Via „Friesch Dagblad" neem ik iets over uit „De Volkskrant":

Niemand meent of beweert, dat het parlementaire stelsel zonder feilen of fouten is, of dat de democratie nooit uitwassen heeft vertoond, aldus „De Volkskrant".

Er is herhaaldelijk op gewezen en er is ook wel een en ander gedaan om hetgeen verkeerd groeide af te snoeien.

Maar is het thans het ogenbUk begane fouten breed uit te meten, ze zelfs te verergeren, en zo aan de vrienden, die staan te trappelen om ons met een ander stelsel gelukkig te maken, materiaal in de handen te stoppen?

Uit een capitulatie wordt de overeenstemming, die men wenst, de nationale eenheid, die men begeert, niet geboren.

In een der bladen leest men de erkenning, dat het Nederlandsche democratische stelsel in menig opzicht ziek was, dat de democratie ook in Nederland aan verwording was ten prooi gevallen.

In dit verband wordt „de verschijning van een 50-tal politieke partijen bij een stembus, dingend naar zetels in het Parlement", genoemd „een bevsnjs van verrotting in het volksleven".

Schuilt hierin geen schromelijke overdrijving? Reeds in de naam: vijftig politieke partijen? Het waren voor de meerderheid juist geen politieke partijen: het waren politieke gelukzoekers, die van de techniek der kieswet gebruik maakten om een heibeltje op touw te zetten.

De wetgever heeft aan de uitwas een einde gemaakt, zodat de vijftig „politieke partijen" van de vlakte zijn verdwenen en het derhalve geen zin meer heeft ze als getuigen, laat staan als kroongetuigen op te voeren.

Wees van oordeel, dat we nog te veel partijen hebben, en ge krijgt gelijk, maar van een „verrotting in het volksleven" kan niet worden gesproken.

Een week vroeger dan was bepaald hebben we de zomertijd gekregen: een uur met nog veertig minuten er op.

„Met één pennestreek", lezen we ergens, als tegenstelling van het „gezeur" v/aar wij jaar in jaar uit aan hebben gedaan.

Hulde voor de kordaatheid tegenover de loomheid van onze volksaard.

Maar men ziet thans voorbij, dat het verzet tegen de zomertijd (er is zelfs sprake geweest van twee uren verschil in de lange zomermaanden) verband hield met de belangen van het platteland, het boerenbelang waarvoor men weleer ook wel in blakende ijver ontstak.

Over dat boerenbelang (de koeien hebben van de zomertijd geen verstand, werd wel eens gezegd om de kwestie in een notendop samen te vatten) hebben we geschreven en is in het Parlement gepraat, te lang en te uitvoerig allicht, maar toch niet zonder zin of reden.

Nu vinden we het tegenover de „éne pennestreek" niet rechtvaardig, het agrarische belang weg te moffelen en het voor te stellen alsof wij in Nederland te traag van geest zijn niet alleen, maar alsof het bev/ind van de pennestreek toch zoveel juister en heerlijker is dan het gemeen overleg met afweging der betrokken belangen.

En als de pennestreek over de zomertijd zoveel lof verdient, dan kan aan het stelsel de ruimst denkbare uitbreiding worden gegeven, bewijs van kordaatheid en vastberadenheid.

We willen maar zeggen: fouten erkennen en naar verbetering streven is uitstekend, maar men hoede zich er voor, met het badwater het kind weg te werpen.

En: onze volksaard is toch niet zo geheel minderwaardig.

Ook wij zien verschil tusschen de fouten der democratie en die der democraten of die der vagebonden op het erf der democratie. Ik kan dien vluchteling maar niet vergeten, die in 1939 bij aankomst in New- York den bodem van Amerika — kuste.

Iets over „beginselen".

Vergis ik me niet, dan is onderstaand stuk van de hand van den heer P. Keuning. Het is overgenomen door „De Rotterdammer" (17 JuU), welk blad we onverkort hier aan het woord doen komen:

Beginselen en wat meer is.

In „Onze Vacature" treffen we een ernstig woord aan over het betrekkelijke belang van beginselen tegenover het persoonlijk verkeer met Christus. Uit onze belijdenis, aldus de schrijver, vloeit natuurlijk het een en ander voort. En we moeten zeker samen over deze belijdenis spreken. Maar dan nooit los van Hem. En nooit zoo, alsof onze beginselen daar zouden zijn, als op zichzelf staande grootheden. Het moet altijd weer om Hem te doen zijn. En daarom moeten we samen spreken over Hem, in Wien we onze éénheid belijden, zelfs ook al zijn we het over die beginselen niet altijd met elkander eens. Het zou ons inderdaad liever zijn, als op onze z.g. „toogdagen" niet zooveel werd gesproken over onze beginselen, maar meer over Hem, die Heer is opk over ons en ons leven. Wil men dan ook over onze beginselen spreken, ons best, als men dan maar altijd weer op den voorgrond stelt, dat het om Hem te doen is. Dan worden we er misschien ook voor bewaard, onze jonge menschen te vermoeien met dingen, die voor hen te hoog en te wonderbaar zijn. Men moet maar eens zien, welke onderwerpen men op de jeugdvereeniging zooal laat behandelen door jongens en meisjes, die ternauwernood de schoolbanken hebben verlaten en dan slaat een eenvoudig mensch de schrik al om 't hart. Dat geeft alleen maar aanleiding tot oppervlakkigheid, napraterij en kweekt een zeer leelijken en ongezonden hoogmoed. Daartegenover staat dan de treurige waarheid, dat onze jonge menschen, niettegenstaande het christelijk onderwijs en de kerkelijke bearbeiding, over 't algemeen zeer slecht in hun bijbel thuis zijn en vastloopen, als ze ook maar de eenvoudigste geschiedenis uit den bijbel moeten behandelen. Er zijn uitzonderingen, zeker, maar over 't algemeen is het met de bijbelkennis in onze christelijke kringen zeer treurig gesteld. Wij spreken uit ervaring".

En dan volgt: „Bestudeering der beginselen, en zelfs het meer of minder trouw zijn aan die beginselen, is nog niet hetzelfde als trouw aan onzen Heiland en Heer. En de bezieling, die wij noodig hebben in den strijd, dien wij eiken dag hebben te strijden, kunnen we alleen ontvangen van Hem. Het is geen best teeken, dat we als maar massa-vergaderingen noodig hebben, om nieuwe bezieling op te doen- Ach, wat is die bezieling waard? Kracht om trouw te zijn, heel eenvoudig trouw te zijn, krijgen we alleen, als we tot Hem gaan, onzen Heer. Dan luisteren we naar Hem en onze bede om hulp gaat uit tot Hem. Als we van Hem af gaan, helpt ons ook de bestudeering onzer beginselen niet en helpen ons duizend vergaderingen niet".

Eerlijk gezegd: ik begrijp niet, dat men uit de kringen van het christelijk onderwijs zóó redeneert, en dat nog wel in dézen tijd. Of we niet allemaal het er over eens zijn, dat de jongelingen wel eens wat zwaar boomen? Och ja, dat zien ze zelf later net zoo goed, als wij thans. Maar daar staat tegenover, dat er op het oogenblik in honderden kranten door heeren redacteuren en volksopvoeders rondweg gedaasd wordt, dat men maar napraat wat men niet door heeft. Terwijl men op onze jeugdvereenigingen, waaraan uiteraard alle gebrek van alle menschenwerk kleeft, toch stof verzamelt, de problemen al vast leert zien (welk een weldaad!), en die mentaliteit voedt, die „De Rotterdammer" aan lezers hielp, en het christelijk onderwijs aan een plaats onder de zon. Preek het volk nog enkele decenniën deze wijsheid voor, en de chr. pers, alsmede het chr. onderwijs behoeft dan niet eens meer een klap van buiten af te krijgen; dan is de losweeking van binnen uit een feit. Zijn de J.V.'s kwade voorbeelden, en allerlei jeugdactie, van boven af geleid, goede ?

Het fatale van dit stukje is, dat het „verkeer met Christus" wordt geabstraheerd van „beginselen". Neem den getrouwden man zijn huweUjks-beginselen af, en van zijn huwelijksverkeer blijft niets over. Wij hebben met Christus te verkeeren, zeer persoonhjk, onder andere in den strijd voor de zuivere beginselen. Losweeking van deze taak en roeping, vooral nu, is bewijs van de ontstentenis van het persoonlijk verkeer met Christus.

Het klinkt goed: spreken over Hem, die Heer is ook over ons en ons leven. Maar, t e n z ij men elk van die woorden, met name den naam: Heer, concreet maakt, is het gepraat in de ruimte, dat den hemel vertoornt en de aarde ergert dan wel verveelt. En het concreet maken van den naam „Heer", dat kan alleen als men de lijn der beginselen trekt. Contrasteering van leer en leven heeft nu al genoeg kwaad esticht: wij willen graag menschen hooren, die nog en eigen woord hebben in den wervelstorm.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 1940

De Reformatie | 8 Pagina's