GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Mijn voornemen was de nieuwe menschheid, die op de ieeUjke, oude, burgerlijke van vóór den oorlog volgde, nog wat nader te bezien. Dit phenomeen is toch uitermate belangrijk, want nu de koningin der „Rede" onttroond is, kunnen de nieuwe menschen alle mogelijke tegenstellingen verzoenen. En het is interessant dit wonderlijke spel gade te slaan. Ik hoop U daarmee dan ook nog nader bezig te houden, maar ik ontving van vriendenhand enkele opmerkingen, waarop ik eenig bescheid wil geven, en voorts trok een verrassende nieuwigheid zoozeer mijn aandacht, dat ik er dadelijk van moet spreken. De verrassende nieuwigheid is echter ook al weer een treffend symptoom der geweldige veranderingen, die vrij thans beleven. Zoo iets, dat past in de djTiamiek, van welke de Synodepresident in Zwolle sprak.

Ik wijk dus even van mijn programma af.

In een vorigen brief zei ik iets over de gedurige poging om de kerk van Christus al meer uit het volle leven terug te dringen. Terug te dringen haar tucht, dat is haar woord, als dit is naar het Woord van God. Ik meende, dat wij zelf daarin ook niet vrij uitgaan en het verheugt ons zeer, dat dit tekort in de reformatie, die onze God ons thans weer gaf, de aandacht heeft van die ons den goeden weg kunnen wijzen.

Ik schreef: de kerk, de ware kerk, waarbij wij ons naar onze behjdenis hebben te voegen, komt tot ons met het Woord van onzen God, van den Koning der kerk, en zou er dan één stukje, hoe naar onze meening klein ook, zijn, dat wij daartegen mogen afsluiten?

Onbedoeld hebben sommige onderscheidingen onder ons daartoe ook geleid. Als wij de ware kerk in het onzichtbare verleggen, hebben wij uiteraard geen last van haar.

Of als wij alle actie voor de goede beginselen op allerlei terrein tot de „kerk als organisme" rekenden, dan stond de kerk „als instituut" er ook al weer buiten.

Of noemden vpij alles, waar de kerk dan niet mocht komen, terrein der algemeene genade of 'gemeene gratie, dan stelden wij zelfs christelijke school en vereeniging en wetenschap en kunst veihg tegenover het „instituut" met haar ambten.

En zoo werd ons leven dan „vrij".

Allicht werkte tot deze practijk ook de ervaring der eeuwen mee, die ons leert, hoe kerkelijke tucht en opzicht kan ontaarden in vreeseUjken dwang, als menschen, in machtswaan, den Koning der kerk willen onttronen om zelf op Zijn troon te gaan zitten. Welk een liistorie van willekeur en machtsmisbruik, van pausen en concilies en synoden, van predikanten en ouderUngen ook.

In de achttiende eeuw heeft de Engelsche deïst Bolingbroke, een boek geschreven, waarin dan de gevaarlijkheid van de kerk werd bewezen-

De kerk moest dus achteruit, al meer, al verder.

Maar Burke's eerste geschrift was daartegen gericht. Hij deed, alsof hij instemde met Bolingbroke, maar zei toen: wat moeten wij ook, om gelijke reden, bang zijn voor den staat, en toen ging hij diens vele gruwelen opsommen.

Trouwens, hoeveel kwaad deed vaderlijke macht en moederMjke verkeerde liefde. Zouden wij het gezin niet opruimen, of althans z\jn terrein duchtig beperken? Dit geschiedt inderdaad; in onze dagen niet het minst en soms met instemming van christelijke ouders, die zich hun verantwoordelijkheid voor het lichamelgk en geestehjk welzijn hunner kinderen zoo gemakkehjk laten ontnemen.

Wij kunnen alle Gtods instituten wel veroordeelen op grond van het misbruik van menschen. Maar God de Heere handhaaft ze toch m-aar, omdat Hij geen einde nog wil maken aan de historie.

Zijn wij bang voor de kerk, omdat wij hang zign voor het Woord Gods?

Ik dacht, dat het goed was deze dingen eens met elkander door te praten, en noemde daarom enkele voorbeelden.

O.a. dat van de „Ontmoeting" van christeUjke litteratoren, „onafhanlcehjk van eenige kerk".

Ik vroeg: lomnen getrouwe kinderen der ware kerk zich wel ergens onafhankeüjk van haar bevinden?

Nu werpt een zeer geachte vriend mij tegen: maar bedoeld is ook „ongeacht" de kerk; en ifc kan toch" wel samenspreken met anderen, die niet van mijn kerk zijn en die toch met mij den Christus belijden?

En moet er dan altijd een ouderüng bij?

Ik zou willen antwoorden: U was er toch zelf?

Wij zien zeker de beteekenis van het ambt der geloovigen te zeer voorbij. En dat is een groot kwaad voor heel het leven.

Wij denken ons dan de kerk als iets, dat in den gewonen gang van het leven buiten ons staat. En zien voorbij, dat vrij overal ons hebben te openbaren als kinderen der kerk, met onze roeping en pücht.

Zoo kunnen vrij overal in wezenlijke vrijheid verkeeren, als wij nimmer onze roeping en plicht in dat ambt vergeten.

Maar dan staan wij ook open voor elke vermaning, die uit de kerk tot ons komt en vrij buigen ons, als dit vermaan is naar de Schrift.

Want de kerk heeft geen macht over ons dan de macht van het Woord van God.

En zij heeft alleen aanspraak op onze onderwerping aan haar tucht, welke onderwerping wij bij eede hebben beloofd, als het gaat om onderwerping aan dat Woord.

Ook hier is de eenige bron der Vvferkelijke vrijheid, dat wij Gode meer gehoorzaam moeten zijn dan den mensehen.

Als vrij dit behjden zullen wij voor geen enkel wettig gezag behoeven te vreezen. Niet dat van de overheid die het zwaard draagt.

Niet dat der kerk, die het zwaard ontving van het Woord.

Maar nu de verrassende nieuwigheid. Zij betreft het antwoord der Zwolsehe synode op het aanbod onzer Synode. Ik spreek hier alleen over de reactie, die ik vond in de synodocratische kerkelijke pers.

Gij weet, dat onze Synode heeft gezegd: laten vrij samenspreken, maar, opdat alles ordehjk ga, en alle stukken op tafel komen, en alles rustig kan worden overwogen, en alles ook publiekelijk kan geschieden voor gansch de wereld, want dat moeten wij toch aandurven, laat het alles schriftelijk gaan. Het antwoord daarop was: dat kan niet, uitgesloten ; het zou zonde zijn, en het zou misverstand wekken.

De vraag onzer Synode schijnt zelfs buitengemeen onredelijk.

Dit nieuwe heeft mijn groote verbazing gewekt, omdat een menseh nog altijd weer de „dynamiek" vergeet.

Dit komt ook, omdat ik gewend ben aan het parlementaire leven, dat een leven is vol strijd en vol misverstanden menigmaal.

Maar daar heeft men dan ook de rechte middelen leeren kennen, om misverstand te voorkomen. En dat middel is juist schriftehjke behandeling. Als de regeering komt met een wetsontwerp, voegt zij daar een toelichting aan toe, opdat het parlement goed zal, weten, wat met het voorstel wordt beoogd. Om mis-, verstand te voorkomen dus een schriftehjke toelichting, die natuurhjk niet bestemd is om later in de kachel te w; orden geworpen. Het parlement gaat dan ontwerp en toelichting overwegen en komt daarna met een schriftelijk stuk, waarin het zijn oordeel ten beste geeft. Het voorloopig verslag. Alweer om misverstand te voorkomen.

Nu gaat de regeering rustig de meening van het parlement bestudeeren, overweegt alles nauwkeurig en schrijft dan een memorie van antwoord, waarvan elk woord duchtig is gewogen. Want men wil misverstand voorkomen. Na die memorie van antwoord kan dit er echter nog bestaan, en dan volgt een schriftehjke nota van den kant van het parlement, en die wordt dan weer schriftehjk beantwoord. Alles om misverstand tè voorkomen. Eerst als dat is geschied en heel het volk ook weten kan waar het om gaat, want daarop steUen regeering en parlement hoogen prijs, wat blijkt ook uit allerlei schriftelijk overleg met allerlei kringen van het volk, volgt de openbare mondehnge behandeling.

Ja, ja, in het staatsieven, wanneer het goed is, houdt men niet van besloten vergaderingen, en van gebrek aan voorlichting. En men staat er op, dat alles ter tafel komt, wat helpen kan de zaak, aan dè orde, voor heel de wereld zoo duideUjk mogehjk te maken. Alleen, bij het mondehng overleg rijst er v/el eens weer miisverstand, omdat men gewoonhjk zoo dadelijk klaar moet zijn met het bescheid op allerlei opmerkingen en, gij weet: wat voor de vuist wordt opgediend, is niet altijd even gaar. En dan komen er gevallen, dat men zegt: gij verdraait mijn woorden, of: dat heb ik niet gezegd, of althans niet bedoeld. Het is zelfs voorgekomen, dat een minister zei: de geachte afgevaardigde heeft dit gezegd, waarop deze riep: dat heb ik niet gezegd, waarop de minister dan weer antwoordde: u had het kunnen zeggen.

Gaat het ook in het gewone leven eigenhjk wel anders, als wij een belangrijke zaak moeten behandelen? Wij zeggen dan tot een' tegenpart^: geef uw bedoeling maar eens zwart op wit. Dan weet ik precies wat gij bedoelt; alles om misverstand te voorkomen. Zoo was het in de oude wereld.

Daar werd ook wel eens tegen geprotesteerd, dat is waar.

Door de nationaal-socialisten bijv.

Die zeiden inzake de parlenientaii% zede dan: si^t;

een omKaal, wat een drukte. Zoo komt er niets tot stand. Neen — wij gebieden eenvoudig en wie dan niet dadelijk gehoorzaamt werpen wij in een concentratiekamp. Dan is het met alle misverstand finaal uit.

Dat is inderdaad ook een methode. Maar niet geschikt voor het kerkeüjke leven zou men zoo zeggen.

Maar nu vernemen wij, dat hetgeen onze Synode vroeg, eigeniyk heelemaal niet meer past voor onzen tijd. Zoo kan het niet — zegt men nu.

Wij hebhen de dynamiek van onzen tijd weer vo-.i'i-gezien, als ouderwetsche menschen.

Ik zal er niet meer van zeggen. Maar als gij mij nu vraagt, welken indruk dit alie^ op mij maakt, dan breng ik nu maar een woord van Goethe in herinnering, uit zijn „Iphigenie", die, door Koning Thoas ten huwelijk gevraagd, een lang en welsprekend betoog houdt, waarna de koning zegt:

Man spricht vergebens viel um zu versagen; Der Eindre hort von Allem nur dan Nein. Zou het hier ook zoo moeten zijn?

Met hartelijke groeten en heübede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 oktober 1946

De Reformatie | 8 Pagina's