GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

De diepste oorzaak van den afval, waarin ons werelddeel al meer verzinkt, en die niet het nainst werkt in het mmoerig gesprek over vernieuwing, zoowel in wat wij wereld plegen te noemen als in wat zich zelve kerk heet, is ongetwijfeld de hoogmoed van het natuurhjke menschenhart.

Ik denk nu aan een tweetal opmerkingen, die Vinet eens maakte in een lezing over het werk van Voltaire.

De eerste was deze, dat dit werk hem altijd weer denken deed aan een stuk hout in het water. Gij kunt het naar beneden drukken, maar, laat uw hand even los, het springt weer naar boven.

In vollen zin is dit waar voor onzen tijd. En het kenmerkt eigenlijk heel de historie der afglijding van het Christelijk Europa.

Als de hoogmoed der menschen in ongeloof en revolutie hoog is opgeklommen. Komt God de Heere nog met Zijn oordeelen, om tot bekeering te roepen.

Het hout wordt naar beneden gedrukt. Maar nauwelijks laat Gods hand even los, of het spring^t weer omhoog, en drijft verwaander dan ooit op de woelige golven der wereldzee.

De tweede'opmerking geldt niet de wereld maar het geloovige kind van God. Voltaire, dus zegt Vinet, heeft meer dan iemand de zaak van den vorst der duisternis gediend, maar dalen wij af in de diepten van zijn en van ons hart, vinden wij daar iets anders menigmaal?

Treffender zegt het nog Calvijn, als hij ons vermaant hoe wij gedurig moeten bidden, dat Hij aller verstand en hart onderwerpe aan de vrijwillige gehoorzaamheid aan het Woord Gods. Alleen als het Woord wordt geëerd is er uitkomst te wachten. „Daarom moet men neerdalen tot de goddeloozen, die hardnekkig en met wanhopige woede Gods heerschappij weerstaan. God richt dus Zijn Koninkrijk op wanneer Hij de gansdhe wereld vernedert, maar op verschillende manierMi: want van sommigen temt Hij de overmoedigheden, van anderen breekt Hij de ongetemde hoovaardij. Wij mfeeten wel wenschen dat dit dagelijks geschiede".

Dit woord is in dubbele mate geschikt voor onzen tijd, want met den afval rijst de hoogmoed en de overmoed.

Allen vorige pogingen om een nieuwe wereld te scheppen, waarin de mensch volkomen zijn eigen lot beheersdht, mogen zijn mislukt, nu zal het gaan.

Omdat de natuurlijke mensch ondanks alle wisseling dezelfde blijft, herhaalt zich ook in verschillend kleed een veelgeüjkend gebeuren.

Wat zien we na de reformatie der zestiende eeuw, die Europa voor den vreeseüjken val in de revolutie had behoed?

Vooreerst het voortgezette werk der renaissance, een meer of minder Christelijk gekleurd humanisme, met zijn hoogmoedig betoog over de kracht der rede.

In de tweede plaats hemam een eenigermate hersteld Rome weer de oude pretentie der wereldheerschappij en streefde het er in de tegenreformatie krachtiger naar dan ooit.

In de derde nlaats dreigde meer dan tfi vcwen een overmoedig staatsabsolutisme in het werk van d0 goddelooze Bourbons, Stuarts en Habsburgera,

En eindelijk in de vierde plaats, hoe groot was de verwarring op het gebied der bedreigde reformatie, Uet meest belaagd door mystiek en spiritualisme, door 3e lieden, wier mond overvloeide van vroomheid, maar Kfier hart inging tegen de gehoorzaamheid aan den Koning der kerk. Want Hij vraagt van ons allereerst, dat wij Zijn Woord zullen erkennen en gehoor2a.men. En het beroep op het werk van den Heiligen Geest — ook toen zeer sterk in geheel verkeerden zin — mocht door Calvijn stellig naar waarheid aldus worden afgewezen: „want de Schrift is de sdiool van den Heiligen Geest". (Inst. Hl. 21. 3.)

In al dat kwaad speelt de hoogmoed van het mensclienbart de voorname rol. Niets valt den mensch moeilijker dan waarlijk calvinist te zijn, want zooals Doumerque zegt in zijn brief aan de gravin van Limburg-Stirum — men vindt die vooraan in het vierde deel van zijn Jean Calvin: Le triumphe: „Ie calvinisme est l'expression la plus pure de la théologie biblique, celle qui humilie l'homme et gorifie Dieu". De mensch op het diepst vernederd. God op het hoogst verheerhjkt.

En dat willen wij nooit geheel en al, tenzij de genade Gods onzen hoogmoed verbrijzelt en ons klein maakt voor den Drieëenigen God.

Feitelijk wordt heel de wereldhistorie hierdoor beheerscht.

Na de Fransche revolutie en de Napoleontische oorlogen zien wij dit opnieuw.

Nauvrelijks schijnt de druk van het oordeel Gods voorbij, of de hoogmoed verheft zich opnieuw. De wereld van het humanistisch ongeloof veriieft den mensch en zijn kracht sterker., dan ooit.

Het is als de Malstre het zei: de dwingeland was verdwenen, de beginselen bleven. Zijn genie kon voor het minst de demonen, die hij opriep, nog dwingen alleen dat kwaad te doen wat hij noodig had, nu — de demonen bleven en niemand heeft de kracht ze te regeeren.

Hetzelfde is met recht geconstateerd na den val van Hitler en de zijnen. Zeker, men scheldt Franco, maar luistert met ontzag naar Stalin.

Ook Rome spant w^er alle klachten in om zijn positie alom te sterken en sluit daartoe nu weer een verbond met de humanisten, evenals een anderhalve eeuw geleden.

Er wordt blijkbaar veel geluisterd naar een figuur als Maritain, die in zijn „Principes d'une politique humaniste" constateert, dat de Thomist en de Barthiaan, religieus en wijsgeerig over heel de linie botsen, maar practisch kunnen samengaan. Wij zien het in ons land. Trouwens, hij kan het zelfs met Gandhi vinden, want die gelooft toch ook in God. Hij vergeet, dat de duivelen het ook doen en, anders dan de hoogmoedige mensch, kunnen sidderen.

De absolute staatsmacht dreigt thans in veel sterkere mate in het socialisme dan Lodewijk XIV bij mogelijkheid ooit kon droomen, toen hij zei: de staat ben ik. Want ten slotte was die staat zijn hofhouding, en nog niet het gansche civiele en sociale leven.

En als w^j zien naar wat men dan het protestantisme noemt, welk een verwarring. En welk een hoogmoed.

Precies als na de dagen van Napoleon.

Wie denkt hier niet aan de mystieke en chiliastische actie van een madame de Krüdener, bekeerd in den kring der Moravisdhe broeders en van Jimg Stilling, welke diame gedurig bezig was de machtigen der aarde te bekeeren, die, als Alexander I, eerst wel ooren hadden naar dit geroep, maar later met zorg werden vervuld voor de buitensporigheden dezer bejveging.

Minder ongebonden en nobeler van karakter was het Reveil, maar zijn kracht werd gebroken door het voorbijzien van de beteekenis der kerk en de weigering zich aan het volle Woord Gods te onderwerpen.

Ons land werd rijk gezegend door de reformatie in de afscheiding, die ons volk voor de tyrannie heeft behoed, maar hoe werden juist die eenvoudigen, die , ^eine luyden", als booze separatisten verfoeid en vervolgd.

Ook Maritain kan het nu met een ieder vinden, behalve met de sectariërs en farizeën. En als hij de mannen vraagt, die thans in de oecumenische beweging en in de „wereldkerk" het hoogste woord voeren, is de richting, waarin 2aj den farizeër zullen jwdjzien, ons wel bekend.

In die „wereldkerk" wil men allen, die in Jezus Christus gelooven, vereenigen en dan kan ook de vrijzinnig-godsdienstige er bij.

Wel de Christus, niet de gehoorzaamheid aan ^n

Woord. Wel als exploiteeren de kracht des Geestes, maar vergeten, dat de Schrift is de eenige school, waarin Hij wil onderwijzen, omtrent den weg, dien wij moeten bewandelen.

Men zal de wereld nu winnen, en dat door een steeds meer gereduceerd belijden.

Niet te veel spreken van beginselen, geen star dogma voorop. Veel meer een echt geestelijk elkander verstaan. De afgedwaalde ongeloovige wereld moet nog met melk gevoed. Maar Calvijn zei tegen de lieden, die hun ongehoorzaamheid aan de Schrift öiet dit woord wilden bedekken: melk is geen vergif. En „het staat ons niet vrij zelfs een duimbreed af te wijken van het bevel van God", en „iet is onder geói enkel

voorwendsel geoorloofd iets te beproeven, als Hij het niet toestaat". (Inst. IH 19. 13.)

Als wij nu aan dit aJles toetsen de richting, die de S3? node van Zwolle uit wil sturen i& zake de evangelisatie, wat moeten wij dan zeggen?

Als de Synode-redenaars, als prof. Wurth en ds Lugtigheid, deze actie met veel vuur aanbevelen, wordt hun wel eens de vraag gesteld: is het niet noodig eerst in onze eigen kerk de dingen zuiver te stellen?

Dan is het antwoord: neen, want wij moeten naar buiten met onzen strijd. De massa moet bewerkt. Nu is er een kans. Men heeft zelfs een fraai woord daarvoor gevonden. De gereformeerden moeten uittreden uit hun „geïntroverteerde" houding. Niet al maar naar binnen kijken dus, maar naar buiten.

Hoe dan?

Ik heb hier voor mij het verslag van een samenkomst van de Evangelisatievereenigingen der synodocratische gereformeerde kerken in de prov. Groningen. Ds Lugtigheid voerde het woord.

Wij zijn, zoo zeide hij, nog altijd de „kleine luyden". De gereformeerde gemeenschap is „gezinsmatig". Vt^ij staan schuchter en afwijzend en onwennig tegenover al wat anderen doen. Vandaar dat zij, die door onzen arbeid gewonnen worden, zich bij ons niet thuis gevoelen. Spr. constateert, dat onder het gereformeerde volk het isolement en de antithese triuinfantelijk verheven wordt, maar wij missen de pijn en het verdriet, dat bij Buskus c.s. wordt gehoord. De krampachtige houding tegenover dans en bioscoop komt niet voort uit het principieele msiar veelmeer uit onze „knulligheid". De dans, die is nog niet goed, maar de bioscoop, dat is wat anders.

Er is bij de gereformeerden, de „kleine luyden", te veel intellectualisme en moralisme. Onze kerken hebben een mannelijk karakter en het is met heimwee, als spr. denkt aan het moederlijk universeel karsikter van Rome's kerk. Wij missen de groote werfkracht, de „groote gok", het wagen en alles op alles zetten. • Wij moeten niet leven uit dogmatische en ethische angst. Maar de spr. had angst voor Veenhofs oproep: terug tot het Woord. Maar genoeg. Ik moet eerlijk zeggen geschrokken te zijn, over zoo snellen afloop der wateren. En ik weiger te gelooven, dat zulke taal in de kerken van dezen predikant door allen met welgevallen wordt gehoord. Zou dat waar kunnen zyn ?

Het conflict in de gereformeerde kerken noemde hij een „huiskamermzie".

Zoo wordt dit gebagatelliseerd, na al de uitwerpingen en schorsingen. Is het niet, alsof de geweldige aanval op de wereld, die dan nu beraamd wordt, wijl de wereld zooals prof. Wurth het zei in nood is, en daarin heeft hij het natuurlijk niet mis, gelijkt op het doen van tyrannieke overheden, die, als zij het in eigen land te kwaad krggen, afleiding zoeken door een krijg naar buiten?

De wereld is in nood. Maar als de kerk haar gehoorzaam belijden, haar eenige eere vergeet, mag men dan denken, dat zij dan eerst bekwaam is de wereld te bekeeren?

Laat ons liever luisteren naar het aangrijpend woord, dat prof. Greydanus tot de studenten sprak. Maar daarover, naar ik hoop, in een volgenden brief.

Met hartelijke groeten en heilbede uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 november 1946

De Reformatie | 8 Pagina's